Economische zaak. Bewijs (voorwaardelijk) opzet op medeplegen. In de nadere bewijsoverweging heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat het een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met de participanten dan wel de schippers bewezen heeft geacht, aangezien verdachte wist dat de vereiste documenten ontbraken en niettemin in één geval aan de schipper opdracht gaf te gaan varen zonder dat de ontbrekende documenten aanwezig waren. Uit die wetenschap heeft het Hof het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op het medeplegen van de verboden gedragingen afgeleid. Op grond waarvan die wetenschap aan verdachte kan worden toegerekend, heeft het Hof echter niet nader aangeduid. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de bewijsmiddelen niet inhouden dat de bij verdachte verantwoordelijke personen over die wetenschap beschikten en de opdracht gaven of lieten geven. In zoverre kan uit de bewijsmiddelen en hetgeen het Hof in zijn bewijsoverwegingen heeft vastgesteld niet zonder meer volgen dat verdachte opzet heeft gehad. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.