Uitspraak
12 oktober 2010
Strafkamer
nr. 10/01269 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 december 2007, nummer 22/005153-06, ingediend door P.H. Ruys, advocaat te Rotterdam namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft de aanvrager de verplichting opgelegd om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 16.403,78.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
De aanvrage kan niet tot herziening leiden, omdat oplegging van een ontnemingsmaatregel niet is een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv.
De aanvrage kan daarom niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 oktober 2010.