E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2010:BM9426
LJN BM9426, Hoge Raad, 08/01660 P

Inhoudsindicatie:

Profijtontneming. De beslissing op een vordering a.b.i. art. 36e Sr dient op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de (wettige) bewijsmiddelen waaraan de schatting van het w.v.v. is ontleend. Daarom moet ook in ontnemingszaken van de rechter worden gevergd dat hij met voldoende mate van nauwkeurigheid aangeeft aan welk wettig bewijsmiddel hij de f&o waarop hij de schatting baseert, heeft ontleend (vgl. voor strafzaken HR LJN BA5858). Voor wat betreft de mate van toerekening aan betrokkene geldt deze eis niet; voldoende is dat die f&o, zoals een bepaalde rolverdeling, uit het ottz. zijn gebleken, vgl. HR LJN BK2142. Het Hof heeft i.c. het w.v.v. ontleend aan de feitelijke en financiële verwevenheid tussen A en B en daar ook de toerekening op gebaseerd. Voor de toerekening is de aannemelijkheid van die feitelijke en financiële verwevenheid voldoende, maar nu de schatting van het w.v.v. daar eveneens op is gebaseerd (A en B hebben een relatie en bij de kasopstelling zijn de inkomsten en uitgaven van beiden samengevoegd), had het Hof met voldoende mate van nauwkeurigheid die bewijsmiddelen moeten aangeven waaruit die verwevenheid blijkt.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie