Uitspraak
7 maart 2006
Strafkamer
nr. 00426/05
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 maart 2004, nummer 23/004491-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 19 maart 2002 - de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1 subsidiair "medeplegen van medeplichtigheid aan medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" en 3. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod " veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof bij de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, door na de wijziging van de tenlastelegging en in weerwil van de bedoeling van de Officier van Justitie, bewezen te verklaren dat de verdachte medeplichtig is aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3.2. Aan de verdachte is, voorzover in cassatie van belang, bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat:
"1. hij op of omstreeks 29 oktober 2001 en/of 30 oktober 2001 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) zich begeven naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of (via de intercom) gevraagd of hij, [slachtoffer 1], naar beneden wilde komen en/of zich (dreigend) opgesteld in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest vertellen waar zijn zoon was, omdat zijn zoon $300.000 had weggemaakt (toebehorende aan verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zijn mededader(s) van de maffia waren en dat als hij niet zou zeggen waar zijn zoon was, hij vermoord zou worden door hen (verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of op een korte afstand van die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, doorgeladen en op hem gericht en/of die [slachtoffer 1] gedwongen (door de dreiging van het vuurwapen en het fysieke overwicht) om samen met verdachte en/of zijn mededader(s) alle kamers van zijn ([slachtoffer 1]s) huis te doorzoeken en/of (nogmaals dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn zoon aan hen (verdachte en/of zijn mededader(s) moest geven en anders ze hem ([slachtoffer 1]) zouden doodmaken en aldus die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
2. hij op of omstreeks 29 oktober 2001 en/of 30 oktober 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend zich opgesteld in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest vertellen waar zijn zoon was, omdat zijn zoon $300.000 had weggemaakt (toebehorende aan verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zijn mededader(s) van de maffia waren en dat als hij niet zou zeggen waar zijn zoon was, hij vermoord zou worden door hen (verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of op een korte afstand van die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, doorgeladen en op hem gericht en/of die [slachtoffer 1] gedwongen (door de dreiging van het vuurwapen en het fysieke overwicht) om samen met verdachte en/of zijn mededader(s) alle kamers van zijn ([slachtoffer 1]s) huis te doorzoeken en/of (nogmaals) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn zoon aan hen (verdachte en/of zijn mededader(s) moest geven en anders ze hem ([slachtoffer 1]) zouden doodmaken.
4. hij op of omstreeks 02 november 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend tegen een vriend/bekende van die [slachtoffer 2] gezegd (dat hij het navolgende bericht moest doorgeven aan die [slachtoffer 2]): "Hij ([slachtoffer 2]) moet het geld van die mensen komen terugbrengen of wij wissen hem uit het leven hier vandaan en waar hij ook gaat, ook in Marokko. Zeg tegen hem dat wij weten waar zijn ouders wonen. Zeg hem dat hij het geld moet komen terugbrengen of hij gaat transfer in een kist naar Marokko. Ook de organisatie waar hij bijzit.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 14 maart 2002 heeft de Rechtbank een vordering van de Officier van Justitie tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen en bevolen dat de tenlastelegging wordt gewijzigd zoals omschreven in de vordering.
De tenlastelegging luidt na wijziging als volgt:
"1. hij op of omstreeks 29 oktober 2001 en/of 30 oktober 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op 29 oktober 2001 telefonisch gesproken met [slachtoffer 2] (zijnde de zoon van die [slachtoffer 1]) en/of (die) [slachtoffer 2] (mede) verantwoordelijk gesteld/gehouden voor een (financieel) probleem (al dan niet in verband met een levering van verdovende middelen), en/of van (die) [slachtoffer 2] gevraagd/geëist dat hij zou helpen dit/een (financieel) probleem op te lossen, en/of op 29 oktober 2001 telefonisch gesproken over maatregelen tegen (die) [slachtoffer 2] en/of diens familie, en/of (vervolgens) heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op 29 oktober 2001 gezocht naar de woning/verblijfplaats van (die) [slachtoffer 2] en/of zich begeven naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of (via de intercom) die [slachtoffer 1] gevraagd naar beneden te komen en/of zich (dreigend) opgesteld in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest vertellen waar zijn zoon was, omdat zijn zoon $300.000 had weggemaakt en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat (een of meer van) zijn (andere) mededader(s) van de maffia waren en dat als hij niet zou zeggen waar zijn zoon was, hij door hen vermoord zou worden, en/of (daarbij) dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend en voor bedreiging geschikt voorwerp, doorgeladen en op die [slachtoffer 1] gericht, en/of (aldus) die [slachtoffer 1] gedwongen om samen met verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) alle kamers van het huis van die [slachtoffer 1] te doorzoeken en/of gedurende enige tijd met hem/hen in die woning te verblijven en/of (nogmaals dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn zoon aan hen (verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)) moest geven en dat zij hem ([slachtoffer 1]) anders zouden doodmaken, en aldus die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde;
Subsidiair:
[mededader] op of omstreeks 29 oktober 2001 en/of 30 oktober 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/ hebben hij, [mededader], en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op 29 oktober 2001 gezocht naar de woning/verblijfplaats van [slachtoffer 2] (zijnde de zoon van die [slachtoffer 1]) en/of zich begeven naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of (via de intercom) die [slachtoffer 1] gevraagd naar beneden te komen en/of zich (dreigend) opgesteld in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest vertellen waar zijn zoon was, omdat zijn zoon $300.000 had weggemaakt en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat (een of meer van) zijn (andere) mededader(s) van de maffia waren en dat als hij niet zou zeggen waar zijn zoon was, hij door hen vermoord zou worden, en/of (daarbij) dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend en voor bedreiging geschikt voorwerp, doorgeladen en op die [slachtoffer 1] gericht, en/of (aldus) die [slachtoffer 1] gedwongen om samen met hem, [mededader], en/of (een of meer van) zijn mededader(s) alle kamers van het huis van die [slachtoffer 1] te doorzoeken en/of gedurende enige tijd met hem/hen in die woning te verblijven en/of (nogmaals dreigend) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn zoon aan hen ([mededader] en/of (een of meer van) zijn mededader(s)) moest geven en dat zij hem ([slachtoffer 1]) anders zouden doodmaken, en aldus die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd belet te gaan en te staan waar hij wilde,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 29 oktober 2001 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, immers is/zijn hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) daartoe met die [mededader] en/of (een of meer van) diens mededader(s) in een auto op zoek gegaan naar de woning/verblijfplaats van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1], en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) daartoe die [mededader] en/of (een of meer van) diens mededader(s) de woning/verblijfplaats van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] aangewezen, althans die [mededader] en/of (een of meer van) diens mededader(s) bekend gemaakt met de locatie van de woning/verblijfplaats van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]."
3.4. De Officier van Justitie heeft, blijkens het aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 maart 2002 gehechte requisitoir, ten aanzien van de wijziging van de tenlastelegging onder meer het volgende aangevoerd:
"[verdachte] -> weliswaar niet fysiek deelnemer, maar wel zeer actief betrokken bij de voorafgaande zoektocht naar [slachtoffer 2], leverancier van een wapen, regisseur en doorgever van aanwijzingen, gericht op de vrijheidsberoving van [slachtoffer 2], althans degene die in diens ouderlijk huis zou(den) verblijven, en derhalve betrokken in volledige en nauwe samenwerking. Omdat vanuit de taps m.i. minder goed aantoonbaar is dat het (voorwaardelijk) opzet ook gericht was op bedreiging (als zelfstandig misdrijf) van een ánder dan [slachtoffer 2], heb ik 'medeplegen van bedreiging" van de dagvaarding geschrapt. Blijft derhalve:
1. medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
(...)
Als gezegd, voor zover ten laste is gelegd wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging, is sprake van eendaadse samenloop. De zwaarste strafbepaling dient te worden toegepast. Ik heb beide feiten opgenomen niet om een hogere strafmaat te vorderen, maar om de ernst van het verwijt te onderstrepen."
3.5.1. Het Hof heeft, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, ten laste van de verdachte onder 1 subsidiair bewezenverklaard dat:
"[mededader] op of omstreeks 29 oktober 2001 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen heeft gezocht naar de woning/verblijfplaats van [slachtoffer 2], zijnde de zoon van [slachtoffer 1], en zich heeft begeven naar de woning van die [slachtoffer 1] en via de intercom die [slachtoffer 1] heeft gevraagd naar beneden te komen en zich dreigend heeft opgesteld in de onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 1] en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij moest vertellen waar zijn zoon was en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zijn mededaders van de maffia waren en dat als hij niet zou zeggen waar zijn zoon was, hij door hen vermoord zou worden, en daarbij een vuurwapen dreigend heeft doorgeladen en op die [slachtoffer 1] heeft gericht, en die [slachtoffer 1] gedwongen om samen met hem, [mededader], en/of een van zijn mededaders alle kamers van het huis van die [slachtoffer 1] te doorzoeken,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 29 oktober 2001 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, immers zijn hij, verdachte, en zijn mededader daartoe met die [mededader] en/of diens mededaders in een auto op zoek gegaan naar de woning/verblijfplaats van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en hebben hij verdachte, en zijn mededader daartoe die [mededader] en diens mededaders bekend gemaakt met de locatie van de woning/verblijfplaats van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]."
3.5.2. Het Hof heeft het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde gekwalificeerd als "medeplegen van medeplichtigheid aan medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht".
3.6. Het bestreden arrest houdt voorts het volgende in:
"Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 24 februari 2004 onder meer zakelijk weergegeven aangevoerd:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 maart 2002 de bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde bedreiging geschrapt. Op de vordering tot wijziging van de tenlastelegging gedaan door de officier van justitie op genoemde zitting staat evenwel als feit 1 primair opgenomen het misdrijf van wederrechtelijke vrijheidsberoving en subsidiair de medeplichtigheid daaraan. Dit is evenwel onverenigbaar met hetgeen de officier van justitie met betrekking tot de bedreiging heeft opgemerkt. Ik ben van mening dat als het "mindere" niet bewezen kan worden het "meerdere" daarvoor zeker niet in aanmerking kan komen.
Het hof vat het verweer van de raadsman op als een verweer strekkende tot de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het requisitoir van de officier van justitie in eerste aanleg weergegeven op bladzijde 10 blijkt het volgende. "[Verdachte] weliswaar niet fysiek deelnemer, maar wel zeer actief betrokken bij de voorafgaande zoektocht naar [slachtoffer 2], leverancier van een wapen, regisseur en doorgever van aanwijzingen, gericht op de vrijheidsberoving van [slachtoffer 2], althans degene die in diens ouderlijk huis zou(den) verblijven, en derhalve betrokken in volledige en nauwe samenwerking. Omdat vanuit de taps m.i. minder goed aantoonbaar is dat het (voorwaardelijk) opzet ook gericht was op bedreiging (als zelfstandig misdrijf) van een ánder dan [slachtoffer 2], heb ik "Medeplegen van bedreiging" van de dagvaarding geschrapt. Blijft derhalve:
1. medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving"
Uit het hiervoor geciteerde blijkt dat de officier van justitie verdachte wenste te vervolgen voor de gebeurtenissen in de woning en het portiek van de woning van [slachtoffer 1] op 29 oktober 2001. Het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde bevat het verwijt aan verdachte terzake daarvan. De mededeling van de officier van justitie over de bewijsbaarheid van het medeplegen van bedreiging als zelfstandig misdrijf doet daar niet aan af.
Het Hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman."
3.7. Kennelijk heeft het Hof de gewijzigde tenlastelegging aldus verstaan, dat daarin aan de verdachte wordt verweten dat hij medeplichtig is geweest niet alleen aan vrijheidsberoving, maar ook aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Die uitleg is met de bewoordingen van die tenlastelegging niet onverenigbaar en moet in cassatie worden geëerbiedigd.
Van die uitleg uitgaande heeft het Hof bij de bewezenverklaring de grondslag van de tenlastelegging niet verlaten.
Aan een en ander doet niet af dat de Officier van Justitie het oorspronkelijk onder 2 tenlastegelegde feit (medeplegen van bedreiging van [slachtoffer 1]) heeft laten vervallen. Het Hof heeft blijkens de motivering van de verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in de vervolging niet onbegrijpelijk geoordeeld dat deze niet het verwijt van medeplichtigheid aan die bedreiging in het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde terzijde heeft willen stellen. Het Hof heeft voorts kennelijk geoordeeld dat zulks ook voor de verdediging duidelijk moet zijn geweest. Dat oordeel is evenmin onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg inhoudt dat de raadsman aldaar bij pleidooi onder meer heeft aangevoerd: "Met betrekking tot feit 1 is er sprake van eendaadse samenloop".
3.8. Het middel faalt dus.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 7 maart 2006.