Uitspraak
9 mei 2003
Eerste Kamer
Nr. C03/056HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], voor zich alsmede in zijn hoedanigheid van directeur/aandeelhouder van de gefaillieerde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V.,
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. G.M.L. BEHEER B.V., voorheen G.M.L. Holding B.V.,
gevestigd te Heerlen, en
2. GLASMIJ B.V., voorheen Glasmaatschappij [B] B.V.,
gevestigd te Heerlen,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Bij exploot van 3 januari 2003 heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - aan verweersters in cassatie aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen het op 18 december 2002 onder rolnr. 185029 tussen hem en verweersters in cassatie gewezen vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage en verweersters in cassatie gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 14 februari 2003. [Eiser] heeft dit exploot ten kantore van mr. F.W. Udo, curator in de faillissementen van verweersters in cassatie, doen betekenen.
[Eiser] heeft de zaak op de rol van 14 februari 2003 doen inschrijven.
Verweersters in cassatie zijn niet verschenen. [Eiser] heeft gevraagd verstek te verlenen tegen verweersters in cassatie.
Ter rolzitting van de Hoge Raad van 14 maart 2003 heeft de Advocaat-Generaal mondeling geconcludeerd tot aanhouding van de zaak voor uitlating aan de zijde van [eiser] over de wijze van dagvaarding van verweersters in cassatie conform art. 50 Rv. in plaats van art. 52 Rv.
Nadat de zaak hiertoe was aangehouden, heeft de advocaat van [eiser] op 25 maart 2003 een "akte uitlating domiciliekeuze gedaagden" overgelegd.
De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft bij schriftelijke conclusie van 28 maart 2003 geconcludeerd dat de Hoge Raad het gevraagde verstek zal weigeren en zal verstaan dat de instantie geëindigd is.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 10 april 2003 op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het verzoek om verstekverlening
2.1 Verweersters in cassatie (verder ook: de B.V.'s) zijn failliet verklaard: verweerster in cassatie onder 1 op 19 december 1991, verweerster in cassatie onder 2 op 21 november 1991. In beide faillissementen is mr. F.W. Udo als curator benoemd. Blijkens de door de advocaat van [eiser] op 25 maart 2003 verstrekte informatie waren beide faillissementen toen nog niet beëindigd. De vordering in feitelijke aanleg en ook het cassatieberoep is niet gericht tegen mr. Udo in zijn hoedanigheid van curator, maar tegen de gefailleerde B.V.'s zelf.
2.2 Het exploot van de cassatiedagvaarding is niet, zoals hier vereist, betekend op de wijze voorgeschreven in art. 50 Rv., maar aan de curator in de faillissementen van de B.V.'s. Ingevolge het bepaalde in art. 120 lid 1 Rv. is het exploot van de cassatiedagvaarding derhalve nietig. Nu het exploot evenwel is betekend aan de curator in de faillissementen van de B.V.'s, is, mede gelet op het bepaalde in de art. 14 en 99 F., aannemelijk dat dit exploot de B.V.'s heeft bereikt.
2.3 De Hoge Raad zal derhalve op de voet van art. 121 lid 2 Rv. [eiser] in de gelegenheid stellen het in 2.2 vermelde gebrek te herstellen.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rol van vrijdag 11 juli 2003;
beveelt [eiser] de cassatiedagvaarding bij herstelexploot te doen betekenen aan de B.V.'s op de wijze voorgeschreven in art. 50 of 54 Rv., met aanzegging van de hiervoor vermelde rechtsdag;
bepaalt dat de kosten van deze betekening en aanzegging ten laste komen van [eiser].
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 9 mei 2003.