Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:
Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



7 september 2001

Eerste Kamer

Nr. C99/290HR

AP

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres], wonende te [woonplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. L.Ph.J. baron van Utenhove,

t e g e n

[Verweerder], wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. M.G.C.M. Peeters.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 28 februari 1989 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd [verweerder] te veroordelen aan [eiseres] bij wege van schadevergoeding te betalen een bedrag, op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 1988, althans vanaf 28 februari 1989.

[Verweerder] heeft de vordering bestreden.

Nadat de Rechtbank bij tussenvonnis van 11 juli 1990 de zaak naar de rol had verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiseres] over haar bereidheid mede te werken aan een deskundigenonderzoek, heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 12 december 1990 een des-kundigenbericht gelast en daartoe deskundigen benoemd.

De Rechtbank heeft bij eindvonnis van 10 november 1993 de vordering afgewezen.

Tegen dit eindvonnis en de twee daaraan voorafgaande tus-senvonnissen heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Bij tussenarrest van 31 december 1997 heeft het Hof [ei-seres] niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep tegen het tussenvonnis van 12 december 1990 en de zaak naar de rol verwezen voor het doen van opgave aan de zijde van [verweerder].

Bij tussenarrest van 9 juni 1999 heeft het Hof [ei-seres] toegelaten tot het leveren van bewijs en iedere verdere beslissing aangehouden.

Het tussenarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het tussenarrest van het Hof van 9 juni 1999 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot vernietiging van het bestre-den arrest en tot verwijzing ter verdere behandeling en beslissing.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.

(i) Op 27 januari 1983 heeft [verweerder] aan [eiseres] in het ziekenhuis epiduraal-anesthesie toegediend in verband met een door haar te ondergane gynaecologische operatie. Op deze datum is ook een anesthesieverslag opgemaakt. Kort daarna is een zgn. FONA-formulier ingevuld.

(ii) In de uren die op de operatie volgden zijn aan [eiseres] sedativa/pijnstillers toegediend; in de nacht van 27 op 28 januari 1983 heeft de behandelend gynaecoloog aan [eiseres] een injectie gegeven.

(iii) Op 4 februari 1983 is [eiseres] uit het ziekenhuis ontslagen.

(iv) Op 11 mei 1984 heeft [eiseres] zich bij [verweerder] gemeld voor een consult in verband met pijnklachten. [Eiseres] is toen opgenomen voor neurologisch onderzoek, dat echter niet heeft plaatsgevonden omdat zij de volgende dag het ziekenhuis weer heeft verlaten.

(v) [Eiseres] heeft [verweerder] bij brief van 28 oktober 1988 aansprakelijk gesteld wegens onrechtmatig handelen; de inleidende dagvaarding dateert van 28 februari 1989.

(vi) In 1990 heeft de orthopedisch chirurg [betrokkene A] [eiseres] aan haar wervelkolom geopereerd. Het ging om een zogenaamde "verstijvingsoperatie".

3.2 [Eiseres] heeft een vordering tot schadevergoeding tegen [verweerder] ingesteld. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat [verweerder] in 1983 een kunstfout c.q. kunstfouten heeft gemaakt doordat - kort samengevat - (a) hij haar niet, althans onvolledig, heeft voorgelicht omtrent de mogelijke complicaties bij het toedienen van epiduraal-anesthesie, (b) hij deze anesthesie niet lege artis heeft toegediend en (c) hij haar niet de gebruikelijke nazorg heeft gegeven. De onder (b) bedoelde fout heeft [eiseres] als volgt toegelicht. Bij de toediening van de injectie is zij, zittend op een krukje, met een klap naar voren geschoten. Haar lichaam ging ijskoud aanvoelen. Zij voelde een hevige pijn in rug en nek toen het koude gevoel na een dag was weggetrokken. De pijn strekte zich uit over de gehele wervelkolom.

[Verweerder] heeft deze stellingen van [eiseres] betwist.De Rechtbank heeft de vordering van [eiseres], na eerst een deskundigenbericht te hebben gelast, in haar eindvonnis afgewezen. Het Hof heeft in zijn eerste tussenarrest [verweerder] in de gelegenheid gesteld opgave te doen van de personalia en het adres van de assis-tent(en) die bij de anesthesie aanwezig is/zijn geweest, en [eiseres] gevraagd een verklaring over te leggen van de orthopedisch chirurg [betrokkene A]. Bij het volgende tussenarrest heeft het Hof [eiseres] toegelaten tot het bewijs van de feiten die zij aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. Daartegen keert zich het middel.

3.3 De overwegingen die het Hof tot zijn beslissing hebben geleid, kunnen als volgt worden samengevat.

(a) [Verweerder] heeft de feitelijke stellingen van [eiseres] behoorlijk gemotiveerd en gespecificeerd betwist. Op [eiseres] rust de bewijslast van deze stellingen.

(b) Niet aannemelijk is geworden dat [verweerder] tekortgeschoten is in zijn verplichting om voldoende feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van [eiseres] teneinde haar aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering te verschaf-fen. Hij heeft aan [eiseres] op haar verzoek het anesthesieverslag ter beschikking gesteld. [Eiseres] heeft daar-entegen niet voldaan aan de uitnodiging om in haar bezit zijnde medische gegevens in het geding te brengen.

(c) De omstandigheid dat [verweerder] niet in staat is de identiteit van de bij de anesthesie-toediening aanwezige assistent te verschaffen, brengt op zichzelf niet mee dat hij zijn vorenbedoelde verplichting heeft verzaakt. Er is geen reden voor omkering van de bewijslast.

3.4 Het middel klaagt vooreerst dat het hiervoor in 3.3 onder (a) vermelde oordeel van het Hof onbegrijpelijk, althans volstrekt onvoldoende is gemotiveerd. Deze klacht miskent dat het bestreden oordeel berust op een uitlegging van de gedingstukken die is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Onbegrijpelijk is dit oordeel niet, nu [verweerder] niet heeft volstaan met een ontkenning van de juistheid van de stellingen van [eiseres], doch, mede aan de hand van het schriftelijk oordeel van deskundigen, concreet heeft aangegeven op grond waarvan deze stellingen volgens hem niet juist kunnen zijn. De klacht faalt derhalve.

3.5 Voorts klaagt het middel dat het Hof heeft miskend dat aanknopingspunten rechtens ook pas als zodanig kunnen gelden indien zij daadwerkelijk de sleutel tot enig deugdelijk bewijs bieden, hetgeen [verweerder] heeft nagelaten, en dat [verweerder] aanknopingspunten moest verschaffen die, te beoordelen aan de hand van de aard en de omstandigheden van het geval, zowel toereikend moeten zijn als voldoende tijdig moeten worden verschaft, hetgeen [verweerder] niet heeft gedaan. Ook deze klachten, die betrekking hebben op het in 3.3 onder (b) weergegeven oordeel van het Hof, falen.

Van de arts die aansprakelijk wordt gesteld wegens verwijtbaar onzorgvuldig handelen, mag worden verlangd dat hij tegenover de desbetreffende stellingen van de patiënt voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting. Op grond daarvan moet, in een geval als het onderhavige, de arts zo nauwkeurig mogelijk zijn lezing geven van hetgeen, voor zover relevant, tijdens de medische behandeling is voorgevallen en de gegevens verschaffen waarover hij als arts de beschikking heeft of kan hebben. De patiënt kan vervolgens bewijs leveren van de juistheid van zijn of haar stellingen mede door de onjuistheid van de door de arts gestelde feiten of gegevens aan te tonen of aannemelijk te maken.

Het Hof heeft dit een en ander niet miskend. Het Hof heeft immers geoordeeld dat [verweerder] zijn verweer behoorlijk heeft gemotiveerd en gespecificeerd, welk oordeel, zoals hiervoor al is overwogen, is voorbehouden aan het Hof als de rechter die over de feiten oordeelt. Klaarblijkelijk was het Hof tevens van oordeel dat [verweerder] tijdig heeft voldaan aan zijn desbetreffende informatieplicht. Voorts heeft het Hof in aanmerking genomen dat [verweerder] het anesthesieverslag ter beschikking heeft gesteld aan [eiseres]. Dat verslag kan haar aanknopingspunten geven tot bewijs, ook indien het onvolledig is. Deze onvolledigheid kan immers, voor zover zij aan [verweerder] kan worden toegerekend, door [eiseres] gebruikt worden ter ondersteuning van de juistheid van haar standpunt. Het Hof heeft in dit verband voorts van belang geoordeeld dat [eiseres] geen gevolg heeft gegeven aan de uitnodiging een aantal in haar bezit zijnde medische gegevens die in een aanverwante procedure door haar zijn overgelegd ook in deze zaak in het geding te brengen. Dit oordeel moet kennelijk aldus worden begrepen dat het Hof uit deze proceshouding van [eiseres] heeft afgeleid dat het hier ging om gegevens waaruit steun geput zou kunnen worden voor de juistheid van het standpunt van [verweerder] dat van letsel als gevolg van een door hem begane kunstfout geen sprake is, en dat daarom aan het niet overleggen van de desbetreffende gegevens betekenis toekwam bij het antwoord op de vraag of [verweerder] zijn verweer op dit punt voldoende gespecificeerd had. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie verder niet op juistheid worden getoetst. Onbegrijpelijk is het niet.

3.6 Ten slotte bestrijdt het middel tevergeefs het in 3.3 onder (c) vermelde oordeel. [Verweerder] heeft immers als aanknopingspunt voor bewijslevering door [eiseres], naar het Hof kennelijk heeft geoordeeld, voldoende gesteld door te vermelden dat een deel van het "behandelingsverslag" is geschreven door de verpleegkundige [betrokkene B] en door aan te geven waarom hij niet over gegevens kan beschikken waaruit zou kunnen blijken welke assistenten op de bewuste dag dienst hadden. Het Hof heeft klaarblijkelijk aangenomen dat [verweerder] te dezer zake alle informatie waarover hij in redelijkheid kon beschikken, heeft verschaft en dat het niet voor zijn risico komt dat bepaalde gegevens niet voorhanden zijn. Dit oordeel geeft, in aanmerking genomen dat (1) [verweerder] pas in 1988 door [eiseres] aansprakelijk is gesteld, (2) op haar de bewijslast rust van de voldoende gemotiveerd betwiste stelling dat [verweerder] zonder assistentie heeft gewerkt, (3) niet gebleken is dat voor [verweerder] de verplichting bestond in het verslag melding te maken van de persoon die hem assisteerde en (4) evenmin gebleken is dat het verloren gaan van administratieve gegevens aan [verweerder] valt toe te rekenen, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en het is ook niet onbegrijpelijk.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 september 2001.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature