Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:
Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



28 april 2000

Eerste Kamer

Nr. C98/251HR

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[oud-werknemer],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr J. Groen,

t e g e n

MIDNET TAX B.V.,

gevestigd te Zeist,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr J.K. Franx.

1.Het geding in feitelijke instanties

Eiser tot cassatie - verder te noemen: [oud-werknemer] - heeft bij exploit van 30 september 1996 B verweerster in cassa-tie verder te noemen: Midnet - gedagvaard voor het Kan-tongerecht te Hilversum en gevorderd te bepalen dat het door Midnet aan [oud-werknemer] met ingang van 19 september 1996 verleende ontslag kennelijk onredelijk is en Midnet te veroordelen om aan [oud-werknemer] een schade-vergoeding te voldoen ten bedrage van / 285.000,-- bruto en / 11.750,--, althans een door de kantonrechter in goe-de justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde bedragen ingaande de datum van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.

Bij conclusie van repliek heeft [oud-werknemer] zijn eis verminderd tot een bedrag van / 222.043,92.

Midnet heeft de vordering bestreden.

De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 mei 1997 het door Midnet aan [oud-werknemer] gegeven ontslag kennelijk onre-delijk verklaard en Midnet veroordeeld deswege aan [oud-werknemer] te betalen een bedrag van / 152.043,92 bruto, ver-meerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft Midnet hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft Midnet haar eis vermeerderd en terugbetaling door [oud-werknemer] van de reeds door hem ontvangen vergoeding en de proceskosten, betaald conform het vonnis van de kanton-rechter, gevorderd, zulks met rente en kosten.

Bij vonnis van 8 april 1998 heeft de Rechtbank het hoger beroep gegrond verklaard en het tussen partijen op 14 mei 1997 door de kantonrechter te Hilversum gewezen vonnis vernietigd. Voorts heeft de Rechtbank, opnieuw rechtdoen-de, de vorderingen van [oud-werknemer] afgewezen en [oud-werknemer] veroordeeld tot terugbetaling aan Midnet van de reeds ontvangen vergoeding en proceskosten, door Midnet betaald conform het vonnis van de kantonrechter, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 septem-ber 1997 tot de dag der voldoening.

Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [oud-werknemer] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Midnet heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Spier strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis.

3.Beoordeling van het middel

3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i)[Oud-werknemer] is op 1 december 1971 in dienst getreden bij Gooitax B.V. Hij heeft daar aanvankelijk als taxichauf-feur gewerkt, en vanaf 1978 als chef taxicentrale. Tot 1992 heeft hij incidenteel ook werkzaamheden als taxichauffeur verricht.

(ii)Nadat begin 1994 Gooitax B.V. was overgenomen door Midnet, heeft Midnet een reorganisatie doorgevoerd, waar-bij de functie van [oud-werknemer] kwam te vervallen.

(iii)Midnet heeft [oud-werknemer] als bedrijfsleider Taxi te Hilversum aangesteld, laatstelijk tegen een salaris van / 5.246,34 per maand bruto.

(iv)In de loop van 1994 en in 1995 bleek Midnet dat [oud-werknemer] niet geheel aan de eisen van de nieuwe functie kon voldoen. Zij heeft toen omgezien naar een andere functie voor [oud-werknemer].

(v)In dit kader heeft Midnet [oud-werknemer] de functie van taxichauffeur aangeboden, met een tot 1 juni 2000 op een vast niveau blijvend loon, ongeveer gelijk aan het loon dat hij eerder had ontvangen in de functie van chef taxi-centrale, een loon dat aanzienlijk hoger was dan het loon voor een taxichauffeur volgens de CAO. Daarna zou [oud-werknemer] mogelijk gebruik kunnen maken van een (pré)VUT-regeling of tegen het gewone CAO-loon in dienst kunnen blijven bij Midnet. [Oud-werknemer] heeft dit voorstel uitein-delijk niet aanvaard.

(vi)Bij verzoekschrift van 15 december 1995 heeft Mid-net de RDA toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst met [oud-werknemer] te beëindigen. De RDA heeft de vergunning op 23 april 1996 verleend, waarna Midnet de arbeidsover-eenkomst heeft opgezegd tegen 19 september 1996.

(vii)Midnet heeft aan [oud-werknemer] een vergoeding voldaan van / 62.956,08 bruto.

3.2[Oud-werknemer] vordert in deze procedure B zakelijk weerge-geven B dat wordt vastgesteld dat het ontslag kenne-lijk onredelijk is omdat, in aanmerking genomen de voor hem getroffen financiële regeling, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Midnet bij de opzegging. Hij heeft daarbij met betrekking tot de verstrekte financiële vergoeding benadrukt dat hij 24 jaar bij dezelfde werkgever heeft gewerkt, dat hij gezien zijn leeftijd van 53 jaar en ge-zien zijn opleidingsniveau, kansloos moet worden geacht elders een (gelijkwaardige) functie te vinden, en dat in die situatie na een WW uitkering van 4 jaar een terugval naar een bijstandsuitkering gedurende 7 jaar zal volgen tot zijn pensioengerechtigde leeftijd. Ten aanzien van de hem aangeboden functie van taxichauffeur heeft [oud-werknemer] zich op het standpunt gesteld dat deze niet als passend kan worden aangemerkt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de functie van beduidend lager niveau is dan de functie van bedrijfsleider, dat hij de functie van taxichauffeur al 18 jaar niet meer had vervuld, dat hij desalniettemin bereid was over het vervullen van die functie te praten, maar dat de forse inkomstenachteruitgang en ook de om-standigheid dat van hem verwacht werd zoveel mogelijk de avonduren en de weekenden te werken, voor hem redenen waren het voorstel af te wijzen.

3.3De Kantonrechter heeft overwogen dat het Midnet vrij-staat haar organisatie in te richten zoals zij dat dien-stig acht en dat van [oud-werknemer], toen vaststond dat hij minder goed functioneerde in zijn nieuwe functie en een alternatief niet aanwezig was, plooibaarheid mocht worden verwacht met betrekking tot het aanvaarden van een andere functie, doch dat zijn weigering de functie van taxichauffeur te aanvaarden, gezien zijn leeftijd, de onregelmatigheid die aan die functie inherent is, het veel lagere salaris en de relatief geringe compensatie die Midnet daarvoor bood, niet onbegrijpelijk was. De Kantonrechter oordeelde dat gezien de aangegeven omstan-digheden het feit dat Midnet geen passende functie meer voor [oud-werknemer] had, voor haar rekening moest komen, dat het gegeven ontslag kennelijk onredelijk was en dat [oud-werknemer] een vergoeding toekwam van / 215.000,-- bruto, te verminderen met het reeds door Midnet betaalde bedrag van / 62.956,08 bruto.

In hoger beroep heeft de Rechtbank de vorderingen van [oud-werknemer] alsnog afgewezen. De Rechtbank heeft tot uit-gangspunt genomen dat het Midnet vrijstond na de overname van Gooitax een reorganisatie door te voeren waardoor de functie van chef taxicentrale kwam te vervallen. De Rechtbank heeft vervolgens overwogen dat, toen bleek dat [oud-werknemer] niet kon voldoen aan de eisen die zijn nieuwe functie aan hem stelde, Midnet zich opnieuw diende in te spannen om voor [oud-werknemer] een passende functie te zoeken en dat slechts indien zo een functie niet gevonden kon worden, Midnet aan [oud-werknemer], gezien zijn lange dienst-verband en zijn gevorderde leeftijd, een passende vergoe-ding diende te voldoen. De Rechtbank heeft omtrent dit laatste geoordeeld B samengevat weergegeven B dat Midnet als een goed werkgever heeft gehandeld door [oud-werknemer] de functie van taxichauffeur aan te bieden, dat de bezwa-ren van [oud-werknemer] tegen de aangeboden functie in de kern erin bestaan dat hij de financiële voorwaarden onvoldoen-de vindt, dat het op die grond afwijzen van de aangeboden functie voor zijn rekening dient te blijven, nu hem in de functie van taxichauffeur een van het CAO-loon aanzien-lijk naar boven afwijkend loon is aangeboden, dat Midnet onder de gegeven omstandigheden dan ook voldoende reke-ning heeft gehouden met de belangen van [oud-werknemer] en dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is gegeven.

Het middel bestrijdt dit oordeel met een aantal klachten gericht tegen het kennelijk oordeel van de Rechtbank dat de door Midnet aangeboden functie van taxichauffeur voor [oud-werknemer] als een passend werkaanbod had te gelden.

3.4Voorzover het middel betoogt dat de Rechtbank bij de beoordeling van de vraag of het gegeven ontslag kennelijk onredelijk was, geen gewicht had mogen toekennen aan de weigering van [oud-werknemer] de aangeboden functie van taxichauffeur aan te nemen, gaat het uit van een onjuiste rechtsopvatting. Dat de enkele omstandigheid dat een werknemer een hem aangeboden andere functie afwijst niet eraan in de weg behoeft te staan dat een gegeven ontslag kennelijk onredelijk kan zijn (vgl. HR 30 januari 1998, nr. 16476, NJ 1998, 476), neemt niet weg dat werkgever en werknemer over en weer verplicht zijn zich als een goed werkgever respectievelijk goed werknemer te gedragen, hetgeen meebrengt, wat de werknemer betreft, dat hij op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in het alge-meen positief behoort in te gaan en dergelijke voorstel-len alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding onder de ge-geven omstandigheden redelijkerwijs niet van hem kan wor-den gevergd (vgl. HR 26 juni 1998, nr. 16649, NJ 1998, 767). Niet valt in te zien waarom de rechter ook bij de beantwoording van de vraag of een gegeven ontslag kenne-lijk onredelijk is, genoemde verplichting niet in zijn beoordeling zou dienen te betrekken.

3.5Voor het overige stelt het middel de vraag aan de orde of de Rechtbank op juiste gronden heeft aangenomen dat Midnet een passende functie had aangeboden. Het voert daarbij aan dat de Rechtbank ten onrechte tot uitgangs-punt heeft genomen dat de bezwaren van [oud-werknemer] tegen de aangeboden functie in de kern erin bestonden dat hij de financiële voorwaarden die eraan verbonden waren onvol-doende vond.

Deze klacht is gegrond. In de procedure voor de Kanton-rechter heeft [oud-werknemer] in verband met de van hem ver-langde werkzaamheden in zijn conclusie van repliek mede gewezen op zijn leeftijd en op de omstandigheid dat hij geacht werd de werkzaamheden als taxichauffeur zoveel mogelijk in de avonduren en in het weekend uit te oefenen, en ook op het veel lagere niveau van de aangebo-den functie. In hoger beroep heeft [oud-werknemer] opnieuw uit-eengezet dat het voorstel om de functie van taxichauffeur te vervullen niet passend was, waarbij hij heeft verwezen naar hetgeen hij in eerste aanleg heeft gesteld en voorts heeft aangevoerd (memorie van antwoord blz. 5/6): "De achteruitgang in salaris was één van de redenen, doch zeker niet de voornaamste reden om niet akkoord te gaan met dit voorstel. Het was juist de combinatie van nadelige voorwaarden, die [oud-werknemer] deden besluiten om niet op het aanbod in te gaan, althans het voorliggende aanbod niet te accepteren.", en "Eerst bij brief van 28 juni 1995 nam [oud-werknemer] kennis van deze aanvullende en voor hem onacceptabele voorwaarden. Voordien was enkel gespro-ken over de hoogte van het salaris en niet over deze zeer nadelige extra voorwaarden." Gezien deze stellingname van [oud-werknemer] is niet begrijpelijk het oordeel van de Recht-bank dat het bezwaar tegen de aangeboden functie in de kern van financiële aard was. Nu de Rechtbank slechts het financiële aspect van de aangeboden functie in haar be-oordeling heeft betrokken, kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven.

4.Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 8 april 1998;

verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het Gerechtshof te Amsterdam;

veroordeelt Midnet in de kosten van het geding in cassa-tie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [oud-werknemer] begroot op / 5.235,96 in totaal, waarvan / 4.855,96 op de voet van art. 57b Rv. te voldoen aan de Griffier, en / 380,-- te voldoen aan [oud-werknemer].

Dit arrest is gewezen door de vice-president H.L.J. Roelvink als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 28 april 2000.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature