E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:1962:125
Hoge Raad, 61682

Inhoudsindicatie:

Strafbepaling ex art. 423.4 Sv. Na veroordeling in e.a. t.z.v. valsheid in geschrift en doen van onjuiste belastingaangifte tot gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek voorlopige hechtenis ex art. 27 Sr op gevangenisstraf, is in h.b. enkel valsheid in geschrift aan de orde en heeft hof verdachte van dit feit vrijgesproken en straf voor belastingfeit bepaald op voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en geldboete van 500 gulden met aftrek voorlopige hechtenis ex art. 27 Sr op geldboete. 1. Kon hof bij strafbepaling een andere strafsoort opleggen dan Rb? 2. Kon hof aftrek voorlopige hechtenis toepassen op geldboete?

Ad 1. Stelling dat het appelrechter bij toepassing van art. 423.4 Sv niet vrijstaat een andere soort van straf op te leggen dan die waartoe verdachte aanvankelijk in e.a. werd veroordeeld, tot welker aanvaarding de tekst van art. 423.4 Sv niet dwingt (ook niet v.zv. die tekst het begrip “bepalen" bezigt), wordt geenszins geschraagd door totstandkomingsgeschiedenis van deze wettelijke bepaling. Bovendien zou aanvaarding van deze stelling bepaaldelijk in gevallen, waarin in e.a. met toepassing van art. 57 Sr t.z.v. 2 feiten 1 straf is uitgesproken en ernst van feit ten aanzien waarvan beroep is ingesteld, die van feit ten aanzien waarvan dat niet het geval is, in belangrijke mate overtreft, appelrechter, indien hij van oordeel mocht zijn dat veroordeling t.a.v. eerstbedoeld feit niet in stand kan blijven, kunnen nopen t.z.v. feit, waarvan veroordeling in stand blijft, zwaardere straf toe te meten dan die, welke naar zijn oordeel door rechter in e.a. zou zijn opgelegd, indien hij uitsluitend t.z.v. dat feit veroordeling zou hebben uitgesproken. Een dergelijke met een juiste strafrechtspleging niet strokende uitlegging van voorschrift kan niet geacht worden door wetgever te zijn bedoeld, tenzij uitdrukkelijke wettelijke bepaling tot tegengestelde uitkomst zou dwingen. Een dergelijke bepaling komt echter noch in art. 423 Sv noch elders in wet voor.

Ad 2. Appelrechter kan bij toepassing van art. 423.4 Sv evenmin vrijheid worden ontzegd om ex art. 27.1 Sr zelfstandige beslissing te geven omtrent het in mindering brengen van tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.

Volgt verwerping. CAG: anders.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie