Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Uitspraak



Parketnummer : 20-002233-23

Uitspraak : 19 januari 2024

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 juli 2023, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-281893-22, 03-113687-23 en 03-303911-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,

wonende te [adres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep heeft de kinderrechter de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-281893-22 primair tenlastegelegde vrijgesproken.

De verdachte is ter zake van:

opzetheling (parketnummer 03-281893-22 subsidiair);

diefstal (parketnummer 03-303911-21), en

voortgezette handeling van:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door braak

en

een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door braak (parketnummer 03-113687-23 feiten 1 en 2),

veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Omvang van het hoger beroep

Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummers 03-303911-21 en 03-113687-23 is tenlastegelegd.

Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in de zaak met parketnummer 03-303911-21) primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-113687-23) onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 45 uren subsidiair 22 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de straf voor het door kinderrechter bewezenverklaarde feit dat niet aan de orde is in hoger beroep wordt bepaald op een werkstraf van 15 uren subsidiair 7 dagen jeugddetentie.

De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder parketnummer 03-303911-21 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 03-113687-23 onder feit 2 tenlastegelegde. Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-113687-23 onder feit 1 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog onderworpen aan het oordeel van het hof en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 03-303911-21: primairhij op of omstreeks 9 oktober 2021 te Cadier en Keer, in de gemeente Eijsden-Margraten, een (elektrische) step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

subsidiair hij op of omstreeks 9 oktober 2021 te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, opzettelijk en wederrechtelijk een step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Zaak met parketnummer 03-113687-23: 1.

hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2022 tot en met 18 juli 2022 in de gemeente Beek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [zorginstelling] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door een onrechtmatig verkregen afstandsbediening te gebruiken om de poort te openen om zo toegang te verkrijgen tot de scooter;

2. hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2022 tot en met 18 juli 2022 in de gemeente Beek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer scooters, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [zorginstelling] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel met een onrechtmatig verkregen afstandsbediening de poort heeft geopend en toegang heeft/hebben verkregen tot de scooters, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-303911-21 tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal c.q. het wegmaken van een (elektrische) step, zoals aan hem in de zaak met parketnummer 03-303911-21 is tenlastegelegd. Op grond van het procesdossier kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld of de verdachte het oogmerk heeft gehad om de step zich wederrechtelijk toe te eigenen. Evenmin kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld of de verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijk zin, heeft gehad op het wegmaken van die (elektrische) step. Immers, niet kan buiten redelijke twijfel worden gesteld dat verdachte geen toestemming had verkregen om de step mee te nemen voor een proefrit

Alles overziend heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-303911-21 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-113687-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat de verdachte:

1.

in de periode van 15 juli 2022 tot en met 18 juli 2022 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met anderen een scooter, toebehorend aan [aangever 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een valse sleutel door met een onrechtmatig verkregen afstandsbediening de poort te openen om zo toegang te verkrijgen tot de scooter en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

2.

in de periode van 15 juli 2022 tot en met 18 juli 2022 in de gemeente Beek, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om scooters, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door een valse sleutel door met een onrechtmatig verkregen afstandsbediening de poort te openen om zo toegang te krijgen tot de scooters en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.

Bewijsoverwegingen

De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-113687-23 onder 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en daartoe in de kern aangevoerd dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om van medeplegen te kunnen spreken. Het bewijs van mededaderschap kan alleen worden afgeleid uit de unus testis-verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en het procesdossier bevat geen bewijs van het forceren van scooters, aldus de raadsman. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake was van een bijdrage van enig gewicht met betrekking tot de poging tot diefstal van de scooters en dat de verdachte heeft verklaard dat hij zich heeft onttrokken aan de situatie. Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient de verdachte in de visie van de verdediging te worden vrijgesproken.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. De verdachte heeft zich in de periode van 15 juli 2022 tot en met 18 juli 2022 tezamen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ter gezamenlijke uitvoering van een door hen vooraf bepaald plan om scooters weg te nemen bij [zorginstelling] begeven naar het pand van voornoemde stichting. Zij hebben zich de toegang tot dit pand verschaft door een brievenbus met daarin de afstandsbediening van de poort van het pand te forceren, waarmee zij de beschikking kregen over die afstandsbediening. De verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben hierop de poort geopend en zijn naar binnen gegaan, waar de scooters zich bevonden.

Aangever [aangever 3] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2022 als laatste was vertrokken bij de zorginstelling [zorginstelling] en dat toen alle scooters nog aanwezig waren. Op 18 juli 2022 zag hij dat er een scooter weg was. Bij twee andere scooters zat schade rondom de sloten en waren de sloten geforceerd.

Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij zijn verhoor bij de politie verklaard dat één scooter is weggenomen en dat er is geprobeerd om twee andere scooters weg te nemen. Met één van deze twee scooters waren de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bezig om deze weg te nemen.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat bij de eerste scooter de kabel was losgemaakt. Nadien is de verdachte tezamen met de medeverdachten op de weggenomen scooter naar een industrieterrein gereden.

Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal van één scooter en de poging tot diefstal van de twee andere scooters. De verdachte had met de medeverdachten een gezamenlijk plan om de scooters weg te nemen bij [zorginstelling] en zij zijn ter uitvoering van dat plan naar het pand gegaan, hebben via de afstandsbediening in de brievenbus de poort geopend en zijn vervolgens met de scooters aan de slag gegaan. De verdachte heeft bij één van de scooters een kabel losgemaakt en deze bleek op enig moment te starten.

Het hof is van oordeel dat de verdachte, nadat de eerste scooter was gestart, zich voorts schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot diefstal van de andere scooters. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat is geprobeerd nog twee andere scooters weg te nemen en dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] met één van deze twee scooters bezig waren om deze weg te nemen, hetgeen steun vindt in de aangifte, waaruit volgt dat bij twee scooters schade rondom de sloten was.

De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij zich zou hebben verstopt in een caravan nadat de eerste scooter was gestart en zich aldus niet schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal van de andere scooters, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het dossier. Die verklaring – al zou die verklaring juist zijn – acht het hof bovendien niet voldoende om vast te stellen dat de verdachte geen bijdrage van gewicht heeft toegevoegd aan de poging tot diefstal van de scooters. Immers hebben de verdachte en de medeverdachten vooraf het plan bedacht scooters weg te nemen bij [zorginstelling] , zij hebben zich vervolgens tezamen – op onrechtmatige wijze – de toegang verschaft tot het pand en hebben daaropvolgend één scooter weggenomen. Naar het oordeel van het hof kunnen deze gedragingen begaan onder genoemde omstandigheden naar de uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voornemen van het plegen van de diefstal van de twee andere scooters. Bovendien heeft de verdachte zich na de poging van de diefstal van de scooters weer gevoegd bij de medeverdachten. Het hof is van oordeel dat de verdachte door aldus te handelen en zich niet te distantiëren van de groep bewust ervoor heeft gekozen om onderdeel uit te maken van de poging van de diefstal van de scooters. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 03-113687-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:

de voortgezette handeling van:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

en

poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straf

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van een scooter en een poging tot diefstal van twee scooters. De verdachte heeft samen met de medeverdachten een scooter weggenomen en getracht twee scooters weg te nemen bij een zorginstelling. Het betrof een zorginstelling waar de medeverdachten van de verdachte verbleven of in het verleden hebben verbleven. Het hof acht het kwalijk dat de kennis en vaardigheden die de medeverdachten tijdens het verblijf in deze zorginstelling hebben opgedaan, is misbruikt om toegang te krijgen tot het terrein van die zorginstelling teneinde de bewezenverklaarde strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft met zijn handelen laten blijken geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en heeft enkel gehandeld uit eigen belang. Dergelijk handelen zorgt niet alleen voor materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en onveilige gevoelens bij benadeelden. Het hof rekent dit de verdachte aan.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld en kort na de bewezenverklaarde feiten onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Het hof heeft kennisgenomen van de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) opgemaakte rapportage d.d. 6 december 2023. In deze rapportage wordt de verdachte omschreven als een kwetsbare en beïnvloedbare jongen met een licht verstandelijke beperking en een zeer laag emotioneel ontwikkelingsniveau. De verdachte overziet de gevolgen van eigen handelen onvoldoende en beschikt over onvoldoende zelfreflectie. Hij vertoont veelvuldig wegloopgedrag en behandeling is onvoldoende van de grond gekomen. De verdachte is diverse malen in beeld gekomen met strafbaar gedrag, waarbij steeds naar voren komt dat hij impulsief, onnadenkend en mogelijk ook onder negatieve beïnvloeding handelt. Een eerder opgelegde werkstraf bleek niet uitvoerbaar wegens de problematiek van verdachte en het gebrek aan mogelijkheden binnen de gesloten jeugdhulp. Er bestaan zorgen over het sociale netwerk waarin de verdachte zich op verkeerde momenten bevindt, het onttrekken aan plaatsing en op het gebied van middelengebruik en mogelijke handel daarin. Het inzetten van een gedragsinterventie wordt niet als haalbaar beschouwd, gelet op het persoonlijk functioneren van de verdachte. Gelet op het aflopen van de voogdijmaatregel over negen maanden wordt gezocht naar een passend vervolgtraject. De Raad adviseert om aan de verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en regels van de jeugdreclassering en de William Schrikker Stichting en zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen meldt bij de jeugdreclassering, waarbij de reclassering de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden door de verdachte en de verdachte daarbij te begeleiden.

Ter terechtzitting heeft [deskundige] , jeugdwerker bij de William Schrikker Stichting, als deskundige te kennen gegeven dat de verdachte een kwetsbare en beïnvloedbare jongen is. De verdachte voelt zich aangetrokken tot het criminele circuit en loopt vaak weg. De verdachte heeft recentelijk begeleiding vanuit de jeugdreclassering en zij zijn bezig met een Wlz-indicatie voor GGZ-wonen, zodat de verdachte in de toekomst begeleid kan gaan wonen. De deskundige heeft verder te kennen gegeven dat de verdachte ook vanuit de William Schrikker Stichting wordt geholpen om begeleid te gaan wonen.

Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat zijn verblijf bij [instelling] met ups en downs verloopt, en dat hij beïnvloedbaar is. In de toekomst zou de verdachte graag begeleid op zichzelf wonen en de opleiding Handhaving, Toezicht & Veiligheid volgen. De verdachte geeft aan dat hij in het verleden tijdens het weglopen wiet en lachgas heeft gebruikt om de pijn te verlichten, maar dat hij inmiddels twee maanden abstinent is van verdovende middelen.

Ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verdachte bij vonnis van de kinderrechter van 4 december 2023 ter zake van vernieling onherroepelijk is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie met daaraan gekoppeld alle voorwaarden zoals de Raad in de rapportage d.d. 8 november 2023 adviseerde. In haar rapportage d.d. 6 december 2023 verwijst de Raad inhoudelijk naar haar eerdere rapportage d.d. 8 november 2023.

Nu de verdachte reeds een voorwaardelijke werkstraf opgelegd heeft gekregen met daaraan verbonden de door de Raad geadviseerde voorwaarden, acht het hof het niet meer aangewezen om wederom een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Het hof is voorts van oordeel dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke werkstraf.

Alles afwegende acht het hof oplegging van een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie passend en geboden.

Het hof zal, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, een straf bepalen ten aanzien van het niet aan zijn oordeel onderworpen door de eerste rechter bewezenverklaarde feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 45, 56, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-303911-21 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-113687-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-113687-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie.

Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 03-281893-22 bewezenverklaarde op:

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 15 (vijftien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 7 (zeven) dagen jeugddetentie.

Bepaalt dat laatstgenoemde werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door:

mr. M. van der Horst, voorzitter,

mr. S.C. van Duijn en mr. dr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk en mr. T.G. Remmink, griffiers,

en op 19 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Baaijens-van Geloven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature