Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep

Uitspraak



Parketnummer : 20-001216-19

Uitspraak : 18 januari 2023

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 april 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-010811-18 en 01-074316-18, 01-181424-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1985,

wonende te [adres 1] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van

‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking’ (parketnummer 01-010811-18);

‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (feit 1 onder parketnummer 01-074316-18);

‘[subsidiair] medeplegen van schuldheling’ (feit 2 onder parketnummer 01-074316-18);

‘overtreding van artikel 41, eerste lid onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 3 onder parketnummer 01-074316-18);

‘[primair] poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ (parketnummer 01-181424-18)

veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is toegewezen tot een bedrag van € 240,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De overige gevorderde herstelkosten zijn afgewezen. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering voor zover deze ziet op de aankoop van een nieuwe veegmachine.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en de verdachte in zoverre, opnieuw rechtdoende, zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 01-010811-18:

1.hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Veghel, gemeente Meierijstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijventerrein aan de Amert) heeft weggenomen een vrachtwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen vrachtwagen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Zaak met parketnummer 01-074316-18 (gevoegd):

1.hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een loods op een bedrijventerrein heeft weggenomen twee jerrycans met ontvettingsvloeistof, althans met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

2.hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere goederen, te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 1] en/of [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);

3.hij op of omstreeks 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg en/of te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, op de weg, te weten de Ramgatseweg en/of de Nulandsestraat, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd (en daarmee een aanhangwagen heeft voortbewogen), terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig of die aanhangwagen (een) teken(s), te weten een of meerdere kentekenpla(a)t(en) met kenteken [kenteken 1] en/of [kenteken 2] , was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde het/een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen opgegeven kenteken, door kon(den) gaan voor een zodanig kenteken, of dat/die teken(s) te doen doorgaan voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken, of een met toepassing van artikel 37, derde lid, opgegeven (handelaars)kenteken;

Zaak met parketnummer 01-181424-18 (gevoegd):

1.hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 24 april 2017 te Oss , ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een bedrijfslocatie en/of bedrijf, te weten [benadeelde 2] , gevestigd aan [adres 2] , weg te nemen enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 2] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voormeld oogmerk zich naar die bedrijfslocatie en/of dat bedrijf heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) een (deel van een) tot die bedrijfslocatie en/of dat bedrijf behorend hekwerk en/of toegangspoort heeft/hebben geforceerd, althans doende is/zijn geweest te forceren en/of (vervolgens) die bedrijfslocatie heeft/hebben betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot en met 24 april 2017 te Oss , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk en/of toegangspoort, in elk geval enig goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 01-074316-18 feit 2 primair dan wel subsidiair tenlastegelegde.

Het hof is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de kentekenplaten wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de kentekenplaten door misdrijf verkregen goederen betroffen. Het hof kan uit het onderzoek niet vaststellen hoe, wanneer en onder welke omstandigheden de verdachte de betreffende kentekenplaten heeft verworven dan wel voorhanden heeft gekregen. Derhalve kan het hof ook niet vaststellen of de verdachte op het moment van verwerven c.q. voorhanden krijgen wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren.

Derhalve zal hij worden vrijgesproken van de onder parketnummer 01-074316-18 feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde (schuld)heling.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-010811-18 en in de zaak met parketnummer 01-074316-18 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-181424-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Zaak met parketnummer 01-010811-18:

1.hij op 17 juni 2017 te Veghel, gemeente Meijerijstad, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijventerrein aan de Amert heeft weggenomen een vrachtwagen, toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en die weg te nemen vrachtwagen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;Zaak met parketnummer 01-074316-18 (gevoegd):

1.hij op 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods op een bedrijventerrein heeft weggenomen twee jerrycans met ontvettingsvloeistof, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;

3.hij op 6 augustus 2017 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg en te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, op de weg, te weten de Ramgatseweg en de Nulandsestraat, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd, terwijl redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig tekens, te weten kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] en [kenteken 2] , waren aangebracht die, niet zijnde het ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen opgegeven kenteken, door kon gaan voor een zodanig kenteken;

Zaak met parketnummer 01-181424-18 (gevoegd):

1.op 23 april 2017 te Oss , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een bedrijfslocatie en/of bedrijf, te weten [benadeelde 2] , gevestigd aan [adres 2] , weg te nemen enige goederen, die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde 2] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders met voormeld oogmerk zich naar die bedrijfslocatie heeft begeven en vervolgens een deel van een tot die bedrijfslocatie en/of dat bedrijf behorend hekwerk en/of toegangspoort heeft geforceerd en vervolgens die bedrijfslocatie heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-010811-18:

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meijerij, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017126209, gesloten d.d. 1 december 2017, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-63. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juni 2017, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] :

Plaats delict: [adres 3] , binnen de gemeente Meijerijstad

Ik doe aangifte van diefstal van mijn vrachtwagen. Mijn broer en ik zijn eigenaar van [benadeelde 3] , dat gevestigd is aan [adres 3] . Op 17 juni 2017 omstreeks 15.30 uur ging mijn broer [betrokkene] weg bij ons bedrijf. Toen hij vertrok, stond onze vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] achter het hekwerk op het bedrijventerrein. Ons bedrijventerrein is afgesloten door middel van een hekwerk. De toegang tot het bedrijventerrein kan verschaft worden door een elektrische schuifpoort. Het

bedrijventerrein was afgesloten en de poort zat dicht. Onze vrachtwagen was afgesloten. Zowel ons bedrijfspand als bedrijfsterrein is voorzien van bewakingscamera’s. Toen mijn broer wegging, was alles zoals dit hoort te zijn wanneer het afgesloten wordt. Op 18 juni 2017 omstreeks 09.45 uur kwam ik bij ons bedrijfspand/terrein aan. Ik zag dat de poort openstond. Ik zag vervolgens dat de metalen kast waar het bedieningspaneel inzit, verbogen was. Ik zag dat de afdekplaat zo krom was dat de bak openstond en het bedieningspaneel bereikbaar was. Direct daarop zag ik dat onze vrachtwagen niet meer op het terrein stond en weggenomen was.

Ik ben vervolgens op de beveiligingsbeelden gaan kijken en zag dat er omstreeks 18.41

uur een auto komt aanrijden die naast ons terrein parkeerde. Vervolgens zag ik twee personen uitstappen die vervolgens onze vrachtwagen stelen. Op de beelden vindt dit plaats op 18.41 uur. Deze tijd staat een uur te vroeg. In werkelijkheid is het dan 19.41 uur. Ik zal de beelden met jullie delen, zodat jullie ze kunnen gebruiken. Ik zie op de beelden een donkerkleurige auto aankomen. Ik zie vervolgens twee personen bij ons het terrein opkomen. Een persoon blijft op de uitkijk staan. De andere klimt over het hekwerk en ik zie dat die persoon het kastje openbreekt, de vrachtwagen openbreekt en later de vrachtwagen van het terrein af rijdt. Uiteindelijk vertrekken beide personen, een in onze vrachtwagen en een in de auto waarmee zij aankwamen.

Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2017, dossierpagina’s 18-20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 18 juni 2017 was ik ter plaatse bij het bedrijf [benadeelde 3] aan [adres 3] in

verband met een melding van diefstal van een vrachtauto vanaf het bedrijfsterrein door middel van braak. Van dit feit werd toen aangifte gedaan door aangever [aangever 1] , eigenaar van het bedrijf [benadeelde 3] .

Op 28 juni 2017 heb ik de door die aangever verstrekte beelden bekeken. Ik zag bij het bekijken van het beeldmateriaal het volgende. Ik zag dat een donkerblauwe personenauto, 5-deurs hatchback model, werd geparkeerd op het terrein van het naast [benadeelde 3] gevestigde bedrijf aan dezelfde weg. Ik zag dat uit dat voertuig twee manspersonen stapten die de inrit van [benadeelde 3] opliepen. De inrit was afgesloten met een metalen schuifpoort welke

was afgesloten. Ik zag dat de daders die inrit opliepen richting de poort en daarbij keken in de richting van de op het terrein geparkeerde vrachtauto. Ik zag dat beide daders even rondkeken, staand op die inrit waarna dader 1 naar de schuifpoort liep en daar overheen klom en op het bedrijfsterrein liep naar de bedieningskast van de poort, daar voorbij liep, verder het terrein op naar de voorzijde, naar de aldaar geparkeerde vrachtauto. Ik zag tevens dat dader 2 zich ophield op de inrit van [benadeelde 3] nabij de openbare weg. Ik zag dat dader 1 met zijn hand aan de handgreep van het linker portier van de vrachtauto voelde en/of trok en dat dit portier gesloten bleef. Ik zag dat dader 1 ter hoogte van de linkerzijde van de cabine van de vrachtauto van [benadeelde 3] handelingen verrichte bij/aan het linke portier van die vrachtauto. Vrij snel zag ik dat dader 1 dat portier opende en daarna instapte en plaatsnam achter het stuur. Intussen was dader 2 aan de overzijde van de weg zichtbaar, en leek op de uitkijk te staan.

Ik zag vervolgens dat dader 1 weer uitstapte en via het bedrijfsterrein van de vrachtauto naar de bedieningskast van de elektrische schuifpoort liep. Deze stond op de grond op het bedrijfsterrein bij de poort en was omsloten door een metalen kast/plaatwerk. Ik zag dat dader 1 met een onbekend voorwerp handelingen verrichtte aan de kast van de bediening van de schuifpoort en dat hij vervolgens met zijn blote handen de onderkant van het plaatwerk van die kast vastpakte en daaraan trok waardoor dit plaatwerk omhoog boog. Ik zag dat dader 1 verder ging met het omhoog buigen van het plaatwerk van die bedieningskast, wederom door met zijn blote handen aan de onderkant daarvan te trekken en op zijn knieën liggend in de kast keek door de ontstane opening. Nadat dader 1 dit gedaan had, zag ik dat hij weer terug over de poort klom en via de inrit in de richting van dader 2 liep, waarna beiden via de openbare weg terugliepen naar hun geparkeerde auto. Ik zag dat dader 1 eerst het rechterportier opende en daarna de kofferbak en deze ook weer sloot. Vervolgens zag ik dat beiden weer terugliepen naar het bedrijf van [benadeelde 3] . Vervolgens zag

ik dat dader 1 weer de oprit van [benadeelde 3] opliep en een onbekend voorwerp neerlegde nabij het

hekwerk waarachter de vrachtauto van [benadeelde 3] geparkeerd stond. Ook zag ik dat dader 2 zich ter hoogte van de inrit aan de straatkant ophield en later ook aan de overzijde van de rijbaan in de berm ophield.

Ik zag dat dader 1 wederom over de poort klom en over het bedrijfsterrein naar de vrachtauto van [benadeelde 3] liep en bij het hek aldaar dat neergelegde voorwerp oppakte. Ik zag dat dader 1 met dat voorwerp in de hand weer in de cabine van de vrachtauto ging zitten.

Ik zag toen dat de vrachtauto van [benadeelde 3] met dader 1 achter het stuur achteruit wegreed, op het bedrijfsterrein keerde en vooruit wegreed en weer stopte voor de poort van [benadeelde 3] .

Hierop zag ik dat dader 1 uitstapte en snel naar de bedieningskast van die poort liep en een hand in de opening van die kast stak: de opening welke hij had gemaakt door het plaatwerk omhoog te buigen.

Ik zag dat kort hierop dat de schuifpoort zich opende, dat dader 1 snel in de cabine van de vrachtauto stapte, achter het stuur plaatsnam en het bedrijfsterrein afreed terwijl de poort nog verder openschoof. Vervolgens zag ik dat dader 1 bij het einde van de oprit van [benadeelde 3] linksaf sloeg en wegreed de Amert op.

Ondertussen rende dader 2 terug naar de blauwe personenauto waarmee de daders gekomen waren, stapte in achter het stuur en reed met die auto weg over de rijbaan van de Amen, langs [benadeelde 3] , in dezelfde richting als de vrachtauto met dader 1. Ik zag dat de poort van [benadeelde 3] lopen bleef staan.

3 Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 21 juni 2017, dossierpagina’s 48-50, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 21 juni 2017 zag ik een aandachtvestiging waarin een afbeelding werd getoond

van personen, waarin herkenning werd verzocht in verband met diefstal van een vrachtauto in Veghel. De persoon rechts herken ik als [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1985, wonende te [adres 1] . Ik ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Toen ik de fotografische beeldopname op de briefing zag, herkende ik de persoon rechts op de foto meteen als [verdachte] . Ik herkende hem aan zijn lichaamsbouw, en dan met name aan zijn stevige postuur. Daarnaast herkende ik hem aan zijn neus en met name aan zijn bolvormige wangen.

Op 14 april 2017 controleerde ik in Oss een Volkwagen met hierin twee inzittenden. De bestuurder van de Volkswagen legitimeerde zich als [verdachte] (rechts op de foto).

Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag.

4 Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 21 juni 2017, dossierpagina’s 51-53, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Op 21 juni 2017 zag ik een aandachtvestiging waarin een afbeelding werd getoond van personen. De persoon rechts lijkt sterk op [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1985, wonende te [adres 1] . Ik ken de persoon ambtshalve. Ik herkende de persoon na nadere bestudering van de afbeelding. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt. Na het bestuderen van de getoonde foto ontstond bij mij een sterk vermoeden dat het ging om de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik herkende [verdachte] aan zijn enigszins ronde gezicht, donkere haren en donkere wenkbrauwen.

Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-074316-18:

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam ‘s-Hertogenbosch, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017163856, gesloten d.d. 12 oktober 2017, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-73. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2017, dossierpagina’s 14-17, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 2] namens [benadeelde 1] :

Plaats delict: [adres 4] , binnen de gemeente Geertruidenberg

Ik doe aangifte van diefstal uit mijn bedrijf aan [adres 4] . Op zondag 6 augustus werd ik door een medewerker van alert secure gebeld. Deze vertelde mij dat er mogelijk was ingebroken bij mijn bedrijf genaamd [benadeelde 1] . Ik heb het pand, hekwerk en de loodsen afgesloten op vrijdag (het hof begrijpt: vrijdag 4 augustus 2017) 17:00 uur. Op zaterdag (het hof begrijpt: zaterdag 5 augustus 2017) 10:00 uur heb ik op de camerabeelden gezien dat alles nog intact was. Ter plaatse zag ik dat de toegangspoort aan de achterzijde geforceerd was. Het slot is doorgeslepen. Ik zag dat een aanhanger in 1 van de nishutten is geplaatst. Ik zal de camerabeelden aan u verstrekken. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2017, dossierpagina 20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

Op 8 augustus 2017 had ik telefonisch contact met aangever [aangever 2] . Nadat ik hem gevraagd had of bij de inbraak in zijn bedrijf nog goederen ontvreemd bleken te zijn, deelde hij mij mede dat gebleken was dat er twee kunststof jerrycans ontvreemd waren. De inhoud van die jerrycans betrof ontvettingsvloeistof van het merk ‘Karcher’, type RN31.

3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2017, dossierpagina 25, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Uit onderzoek uit het politiesysteem zag ik dat er een voertuig, zijnde een Opel Vectra station, groen van kleur, onder verdachte [medeverdachte] in beslag genomen was door de landelijke eenheid. Ik ben naar de genoemde Opel gelopen en ik zag dat aan de voor- en de achterzijde van het voertuig een tweede kentekenplaat zat bevestigd door middel van zo geheten postelastieken. Ik zag dat het kenteken aan de achterzijde [kenteken 2] betrof en dat het kenteken aan de voorzijde [kenteken 1] betrof. Ik zag dat achter het kenteken [kenteken 2] het kenteken [kenteken 4] op het voertuig bevestigd zat. Bij verificatie in het politiesysteem van het chassisnummer van de Opel bleek dat dit het juiste kenteken was dat bij deze Opel thuishoort. Ik zag dat er op de achterbank van het voertuig twee witte jerrycans stonden.

4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2017, dossierpagina’s 28-31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Op 10 augustus 2017 heb ik de camerabeelden uitgekeken van de bedrijfsinbraak bij de firma [benadeelde 1] aan de Ramgatseweg te Raamdonksveer. Daarop zag ik het volgende. Op 6 augustus 2017 om 16.25 uur nadert een groene Opel Vectra met aan de voorzijde het kenteken [kenteken 1] de toegangspoort van de firma [benadeelde 1] . De Opel stopt en er stappen twee mannen uit. De bijrijder herken ik als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1973 te [geboorteplaats 2] . Ik herkende [medeverdachte] omdat ik hem op 8 augustus 2017 heb gesproken in het cellencomplex aan de Vogelstraat te Den Bosch. Ik herkende hem aan zijn gezicht, hoofd, de kleding en de schoenen die hij aan had. Ik zag dat de bestuurder van de Opel Vectra en de bijrijder het hek met een tang en slijptol proberen te openen. Als dat niet lukt, rijden ze om 16.39 uur weg.

Om 18:01 uur komt de Opel weer terug. Ik zie dat de bestuurder en [medeverdachte] naar het

toegangshek van het bedrijf lopen en dat de bestuurder het kettingslot van het toegangshek open slijpt, dat hij het hek verder openbreekt en het dat hij het hek opent. Om 18.04 rijdt [medeverdachte] met de Opel het terrein op en de bestuurder doet het hek weer dicht. Om 18.05 uur rijdt [medeverdachte] het terrein weer af. Ik zie dat aan de achterzijde van de Opel het kenteken [kenteken 2] bevestigd zit. Om 18.06 stapt de eerdere bestuurder in aan de bijrijderskant en rijdt [medeverdachte] met de auto weg.

Om 19.24 uur komt de Opel terug bij het hek. [medeverdachte] zit achter het stuur en de andere

verdachte stapt uit, loopt naar het hek en opent dit. [medeverdachte] rijdt het terrein op waarna het hek wordt gesloten. Om 19.25 uur rijdt de Opel het terrein weer op en rijdt deze achteruit achter de rode container. Om 19.28 uur rijdt de Opel achter de rode container uit en stapt de bestuurder uit. [medeverdachte] komt achter de rode container uit gelopen en samen openen zij de achterklep van de Opel. Vervolgens zie ik dat de Opel achteruit rijdt richting de loods waar eerder de aanhangwagen uit was gehaald en waar twee witkleurige objecten nu buiten de loods staan. Om 19.29 uur rijdt de Opel weer richting het hek. De twee witkleurige objecten zijn weg.

5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2017, dossierpagina 42, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :

Op 25 augustus 2017 keek ik naar de mij beschikbaar gestelde camerabeelden van een inbraak bij een bedrijf. In beeld was de datum 6 augustus 2017 te zien. De verdachten op de beelden zijn door mij herkend en zijn langere tijd in beeld geweest terwijl men probeerde het slot te forceren. Ik zag dat de camera was gericht op het toegangshek tot het bedrijfsterrein. Ik zag dat er een voertuig kwam aanrijden waarin twee personen zaten. Ik zag dat de bestuurder uitstapte en ik herkende deze man meteen voor 100% als [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1985. De bijrijder stapte vervolgens ook uit en ik herkende deze meteen voor 100% als [medeverdachte] , volledig genaamd [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1973. [verdachte] en [medeverdachte] zijn samen door mij vaker gecontroleerd en ik herken beiden daarom ambtshalve. Ik zag op de beelden dat [verdachte] op verschillende manieren trachtte het slot dat op het hek was bevestigd, te forceren. Ik zag dat hij dit deed met een kniptang, een slijptol en andere gereedschappen. Uiteindelijk lukte het [verdachte] het slot open te slijpen.

6 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 augustus 2017, dossierpagina’s 44-46, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :

Op 6 augustus 2017 omstreeks 19.51 uur zagen wij een groene personenauto, een Opel Vectra met kenteken [kenteken 2] over de A59 rijden. Gelet op het rijgedrag zijn wij deze auto gevolgd. Ik, verbalisant [verbalisant 9] , had het kenteken [kenteken 2] opgevraagd en ik zag dat het kenteken bij een personenauto, een zwarte Volkswagen Passat, hoorde. Wij zagen dat dit niet de auto betrof die voor ons reed. Wij zijn deze personenauto voorbij gereden om het kenteken aan de voorzijde te bekijken. Wij zagen dat de voorzijde van het voertuig was voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Wij wisten op dat moment dat de bestuurder onjuiste kentekenplaten voerde op het voertuig. Vervolgens hebben wij de bestuurder een stopteken gegeven. De bestuurder voldeed niet aan dit stopteken en hij verhoogde zijn snelheid. Wij hebben de achtervolging ingezet. Vervolgens zagen wij dat de bestuurder van de Opel Vectra ter hoogte van [adres 6] zijn portier opende, dat de personenauto nog langzaam doorrolde en dat de bestuurder er te voet vandoor ging. Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb hem niet kunnen achterhalen.

Ik, verbalisant [verbalisant 9] , ben naar de passagierszijde gerend. Ik zag dat de bestuurder (het hof begrijpt: de passagier) beide handen omhoog stak. Ik zag ook dat er op de achterbank twee witte jerrycans lagen. Ik heb de passagier, die later bleek te zijn [medeverdachte] , geboren [geboortedag 2] 1973, om 20:10 uur aangehouden.

7.

Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [verbalisant 7] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 18 oktober 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [verbalisant 7] voornoemd:

U vraagt mij of ik kan aangeven waaraan ik de heer [verdachte] herkende. Ik herkende [verdachte] naar aanleiding van vele bezoeken aan het woonwagenkamp in Heesch, waar hij toen woonde en waarvan ik adoptant was. Ik kwam daar naar aanleiding van strafbare feiten gepleegd door onder andere [verdachte] en openstaande boetes. Ik wist precies welke auto’s ze daar reden en wat voor werk zijn vriendin deed. Ik kende de familie [verdachte] en zijn vriendin door en door.

Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-181424-18:

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Maasland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2017084767, gesloten d.d. 6 juli 2018, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-36. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 april 2017, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 3] , namens [benadeelde 2] :

Ik, verbalisant, [verbalisant 10] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, verklaar het volgende:

Op 24 april 2017 kwam ik ter plaatse van het misdrijf bij een persoon die mij opgaf te zijn: [aangever 3] . Hij deed aangifte namens de benadeelde [benadeelde 2] (het hof begrijpt hier en telkens hierna: [benadeelde 2] ) en verklaarde het volgende:

Op 24 april 2017 omstreeks 07.00 uur werd er geconstateerd dat het hek aan de achterzijde van het bedrijf [benadeelde 2] , gevestigd te [adres 2] , was geforceerd. Ik zag zelf ook dat de poort aan de achterzijde was geforceerd. Er is camerabewaking. Op de camerabeelden zag ik dat minimaal twee personen het hek aan het openbreken waren en dat twee personen het terrein opliepen. Deze bewakingsbeelden mag ik gebruiken voor het onderzoek. De poort moet zijn afgesloten op 20 april 2017 (het hof begrijpt: 21 april 2017) omstreeks 17.00 uur. Het pand werd beveiligd middels inbraakalarm. De bewakingscamera welke de beelden van de inbraak had opgenomen, werd verdraaid. Niemand werd toestemming gegeven om bij het bedrijf in te breken en zich de toegang te verschaffen door een hek open te breken en het terrein te betreden.

(…)

Door mij, verbalisant, werd bij het opnemen van de aangifte de bewakingsbeelden bekeken. Ik zag op deze beelden dat op 23 april 2017 tussen omstreeks 19.00 uur en 19.07 uur door verdachten werd aangevangen de poort te forceren en open te breken. Ik zag dat verdachten via een verkregen ruimte in het hek het terrein opliepen en dat de bewakingscamera werd verdraaid. Verdachten verdwenen uit beeld, kwamen omstreeks 19.07 uur weer in beeld en verdwenen in de richting van de opengebroken poort. Ik zag dat de poort welke toegang gaf tot het bedrijventerrein aan de achterzijde van het pand was geforceerd. Ik zag op dit terrein een personenauto staan en een veewagentje. Hier werden geen braaksporen of onregelmatigheden op aangetroffen. Ik zag dat verdachten probeerden de gehele poort te openen. Aan het gebouw werden geen braaksporen geconstateerd.

2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2018, dossierpagina 11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] :

Volgens het proces-verhaal van aangifte is er tussen 21 april 2017 te 17.00 uur en 24 april 2017 te 07.00 uur ingebroken in een bedrijf gevestigd aan [adres 2] . Dit bedrijf was voorzien van beveiligingscamera’s. Deze werden door medewerkers van het bedrijf ter beschikking gesteld aan de politie. Op 26 april 2017 heb ik de eerder genoemde bewegende beelden bekeken. Op deze beelden is te zien dat drie mannen de toegangspoort forceren en het bedrijventerrein betreden. Van genoemde bewegende beelden zijn zogenaamde printscreens gemaakt. Ik herkende twee personen, als [medeverdachte] foto 1 (het hof begrijpt: de foto op pagina 12 van het dossier) geboren te [geboorteplaats 2] op 11juni 1973, veelal verblijvende op het adres [adres 5] en [verdachte] foto 2 (het hof begrijpt: de foto op pagina 13 van het dossier) geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1985, adres [adres 1] .

Sinds 1994 ben ik werkzaam in basisteam Maasland Oss en Bernheze. In die tijd ben ik werkzaam geweest als senior basis politiezorg, taakaccenthouder milieu en wijkagent. In al die hoedanigheden ben ik zowel met [medeverdachte] als met [verdachte] in contact gekomen. In die tijd waren [medeverdachte] en [verdachte] woonachtig in Bernheze.

3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2018, dossierpagina 14, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 21 april 2017 werd ingebroken in een bedrijf gevestigd aan [adres 2] . Het bedrijf was voorzien van beveiligingscamera’s. Op 27 april 2017 heb ik de eerder genoemde bewegende beelden bekeken. Ik herkende twee personen, die bij mij ambtshalve bekend zijn als: foto 1: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1985, wonende [adres 1] . Ik ben sinds 2003 werkzaam in wijkteam Bernheze. [verdachte] heeft gedurende lange tijd op het woonwagenkamp Donkervoortseloop te Heesch gewoond. In die tijd ben ik met regelmaat in contact gekomen met [verdachte] . Ik herken [verdachte] aan zijn postuur en gelaat.

Foto 2: [medeverdachte] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1973. Ambtshalve is mij bekend dat [medeverdachte] veelal op het adres [adres 5] verblijft. Als contactpersoon van woonwagenkamp [adres 5] had ik met regelmaat contact met [medeverdachte] . Ik ben ook betrokken geweest bij meerdere onderzoeken waarbij [medeverdachte] verdachte was. Ik herken [medeverdachte] aan zijn postuur, gelaat en manier van lopen.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van de parketnummers 01-010811-18, 01-074316-18 en 01-181424-18

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting integrale vrijspraak bepleit van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd. Daartoe is samengevat aangevoerd dat de bewezenverklaring van de feiten in de kern berust op de vanaf camerabeelden gedane herkenningen van de verdachte door verbalisanten. De verdediging stelt, met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:5242), dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning verschillende elementen van belang zijn. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of de stills daarvan van voldoende kwaliteit zijn. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Het volgende beoordelingselement ziet op hoe goed de herkenner de verdachte kent. Het derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. De verdediging stelt zich op het standpunt dat in onderhavige zaken de herkenningen van de verbalisanten niet voldoen aan voornoemde beoordelingselementen, waardoor de verdachte, bij gebrek aan steunbewijs, integraal dient te worden vrijgesproken. Nu de herkenningen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, kan volgens de verdediging ook niet worden bewezen dat de verdachte de bestuurder was van de Opel op 6 augustus 2017.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof stelt dat bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen steeds voorop staat dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Factoren zoals intensiteit en frequentie van eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn geweest, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte is te zien en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar en met of zonder voorinformatie) zijn in dit verband van belang.

Herkenning van een persoon op beeld vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en accessoires en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Dat moeilijk te rationaliseren holistische karakter maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daar maar ten dele op valt te zien, niet hoeft te betekenen dat de herkenning onbetrouwbaar is. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft/hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Het is niet zo dat een opsporingsambtenaar beter in staat is om personen te herkennen dan een rechter, het is wel zo dat een opsporingsambtenaar die de verdachte goed kent, een completer herinneringsbeeld heeft van de verdachte dan de rechter die de verdachte niet of alleen op de zitting heeft gezien.

Het hof heeft de camerabeelden bekeken en is op basis van haar eigen waarneming van oordeel dat de camerabeelden in de zaken met parketnummers 01-010811-18, 01-074316-18 en 01-181424-18 alsmede de stills in de zaak met parketnummer 01-010811-18 van voldoende kwaliteit en derhalve voldoende duidelijk zijn om als basis voor herkenning te dienen. Het hof stelt dat de gelaatskenmerken van de personen op de camerabeelden voldoende zichtbaar zijn.

Verder stelt het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verbalisanten, door wie de herkenningen zijn gedaan, goed bekend waren met zowel de verdachte alsmede medeverdachte [medeverdachte] .

In dat verband overweegt het hof als volgt.

In de zaak met parketnummer 01-010811-18

Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal van herkenning geverbaliseerd dat hem op 21 juni 2017 een aandachtvestiging werd getoond, waarin herkenning werd verzocht. De persoon rechts wordt door verbalisant [verbalisant 3] herkend als [verdachte] , zijnde de verdachte. Verbalisant [verbalisant 3] beschrijft dat hij [verdachte] ambtshalve herkent. Aan de herkenning droegen als specifieke kenmerken bij de lichaamsbouw, met name het stevige postuur, de neus en de bolvormige wangen. Verbalisant [verbalisant 3] heeft geverbaliseerd dat hij op 14 april 2017 een auto controleerde met daarin onder andere [verdachte] en dat hij de persoon bij het zien van de afbeelding onmiddellijk herkende.

Ook verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal van herkenning geverbaliseerd dat hem een afbeelding werd getoond en dat de persoon rechts op de afbeelding sterkt lijkt op [verdachte] . Verbalisant [verbalisant 4] beschrijft dat hij de persoon ambtshalve kent en dat hij [verdachte] herkende aan zijn enigszins ronde gezicht en donkere wenkbrauwen.

Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de herkenningen betrouwbaar zijn en bezigt deze tot het bewijs. Uit beide processen-verbaal volgt dat de verbalisanten de verdachte ambtshalve kennen. Voorts is in de door hen opgemaakte processen-verbaal inzicht gegeven in de door hen op de foto’s waargenomen persoonskenmerken waaraan zij de verdachte herkennen. Dat op de foto’s de haarkleur van de verdachte niet zichtbaar is, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, doet daaraan niet af. Geen van de verbalisanten baseert de herkenning immers uitsluitend of in het bijzonder op de haarkleur van de verdachte.

In de zaak met parketnummer 01-074316-18

In het proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2017 heeft verbalisant [verbalisant 7] geverbaliseerd dat hij de aan hem beschikbare camerabeelden heeft bekeken en de bestuurder meteen voor 100% herkende als [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1985. [verbalisant 7] beschrijft dat hij zowel [verdachte] als [medeverdachte] vaker heeft gecontroleerd en hen daarom ambtshalve herkent. Uit het proces-verbaal van getuigenverhoor van [verbalisant 7] van 18 oktober 2022 bij de raadsheer-commissaris komt naar voren dat [verbalisant 7] [verdachte] herkende naar aanleiding van vele bezoeken aan het woonwagenkamp in Heesch, waar [verdachte] toentertijd woonde en waarvan [verbalisant 7] adoptant was. [verbalisant 7] heeft verklaard dat hij op het woonwagenkamp kwam naar aanleiding van gepleegde strafbare feiten door [verdachte] en dat hij de familie [verdachte] door en door kende.

Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat ook de herkenning van verbalisant [verbalisant 7] betrouwbaar is en tot het bewijs kan worden gebezigd. Het hof stelt in dat verband dat verbalisant [verbalisant 7] heeft verklaard dat hij adoptant was van het woonwagenkamp waar [verdachte] woonde en dat hij de [verdachte] door en door kende, waaruit het hof afleidt dat [verbalisant 7] de verdachte goed kende.

Met betrekking tot het onder feit 3 tenlastegelegde overweegt het hof nog als volgt.

Het hof is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte op 6 augustus 2017 bestuurder was van de Opel met daarop twee verschillende kentekenplaten. Blijkens de camerabeelden is de Opel, met daarin de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , op 19:29 uur weggereden vanaf [adres 4] . Op 19:51 uur zien verbalisanten diezelfde Opel over de A59 rijden, waarna de bestuurder na een achtervolging ter hoogte van [adres 6] er vandoor gaat. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen wordt medeverdachte [medeverdachte] aldaar aangetroffen als passagier en om 20:10 uur aangehouden. Het hof stelt op grond van openbare bron, te weten Google Maps, vast dat de afstand tussen [adres 4] en [adres 6] 50,0 km is en dat de reistijd met de auto 35 minuten betreft. Gelet op het tijdstip waarop de Opel wegrijdt vanaf [adres 4] (19:29 uur) en het tijdstip waarop de bestuurder van de Opel vlucht en medeverdachte [medeverdachte] als passagier wordt aangehouden (20:10 uur) in combinatie met de volgens openbare bron vastgestelde reistijd tussen beide locaties, staat voor het hof genoegzaam vast dat de verdachte de Opel met daarop de twee verschillende kentekenplaten bestuurde op de Ramgatseweg en Nulandsestraat.

In de zaak met parketnummer 01-181424-18

In de zaak met parketnummer 01-181424-18 volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] dat hij op 26 april 2017 de bewegende beelden heeft bekeken van een inbraak in een bedrijf gevestigd aan [adres 2] . Daarbij heeft verbalisant [verbalisant 11] [verdachte] herkend. [verbalisant 11] heeft in het proces-verbaal van bevindingen geverbaliseerd dat hij sinds 1994 werkzaam is binnen basisteam Maasland, Oss en Bernheze, en dat hij in die tijd werkzaam is geweest als senior basis politiezorg, taakaccenthouder milieu en wijkagent. In die hoedanigheden is hij zowel met [verdachte] als [medeverdachte] in contact gekomen. Ook verbalisant [verbalisant 12] heeft de bewegende beelden bekeken en herkende daarbij [verdachte] , die hem ambtshalve bekend is. Verbalisant [verbalisant 12] heeft geverbaliseerd dat hij sinds 2003 werkzaam is in wijkteam Bernheze en dat [verdachte] gedurende lange tijd op het woonwagenkamp Donkervoortseloop in Heesch heeft gewoond. [verbalisant 12] is in die tijd regelmatig in contact gekomen met [verdachte] .

De herkenningen van de verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] zijn naar het oordeel van het hof betrouwbaar en kunnen eveneens tot het bewijs worden gebezigd. De verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] kennen de verdachte beroepshalve doordat zij gedurende meerdere jaren werkzaam zijn geweest in de omgeving waar de verdachte woonachtig is.

Samenvattend is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat de herkenningen van de verbalisanten in de zaken met parketnummers 01-010811-18, 01-074316-18 en 01-181424-18 betrouwbaar zijn en tot het bewijs kunnen worden gebezigd.

Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.

Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 01-010811-18 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.

Het in de zaak met parketnummer 01-074316-18 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Het in de zaak met parketnummer 01-074316-18 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 41, eerste lid onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Het in de zaak met parketnummer 01-181424-18 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straf

Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op meerdere momenten schuldig heeft gemaakt aan (poging tot) bedrijfsinbraken. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte het eigendomsrecht van de slachtoffers geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast en ergernis. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten kennelijke gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.

Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard overtreding van het bepaalde in artikel 41, eerste lid onderdeel a, van de Wegenverkeerswet. De verdachte heeft een auto bestuurd die aan de voor- en achterzijde voorzien was van twee verschillende, gestolen kentekenplaten. Op deze wijze heeft de verdachte opzettelijk getracht zijn identiteit te verhullen voor het geval dat met behulp van die auto strafbare feiten zouden worden gepleegd.

Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Verder is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Stafrecht van toepassing is.

Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij werkzaam is als vrachtwagenchauffeur en geen schulden heeft.

Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, in beginsel passend en geboden.

Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.

Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder mee toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.

Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden, te weten een overschrijding van 21 maanden. Namens de verdachte is op 17 april 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof heden, 18 januari 2023, arrest wijst. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de op te leggen straf.

Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.

Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.980,00 aan materiële schade. De vordering valt uiteen in:

€ 5.500,00 voor de aankoop van een veegmachine;

€ 480,00 voor reparatiekosten aan de poort.

De rechtbank heeft de vordering bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 240,00 (post II gedeeltelijk) en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening. De overige gevorderde reparatiekosten aan de poort, te weten € 240,00 zijn afgewezen. De benadeelde partij is ten aanzien van de kosten voor de aankoop van een veegmachine niet-ontvankelijk verklaard.

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft schriftelijk te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder parketnummer 01-181424-18 bewezenverklaarde handelen materiële schade heeft geleden. Het hof overweegt in dat verband als volgt.

Met betrekking tot de kosten voor de aankoop van een veegmachine overweegt het hof dat dit geen rechtstreekse schade ten gevolge van het strafbare feit betreft die voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ten aanzien van de reparatiekosten aan de poort overweegt het hof dat de benadeelde partij deze poort in eigen beheer heeft hersteld en de kosten daarvan op € 480,00 heeft gesteld. De laswerkzaamheden zouden acht uren hebben gevergd. Het hof zal deze kosten matigen en vaststellen op € 240,00. Het overige van de gevorderde reparatiekosten wijst het hof af.

Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 240,00 zal worden toegewezen. Het hof zal voorts bepalen dat de verdachte samen met zijn mededaders daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.

Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 240,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot (materiële) schadevergoeding tot een bedrag van € 1.375,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Het hof is van oordeel dat de onderhavige vordering zich bij gebrek aan een onderbouwing niet leent voor een beoordeling in dit strafproces, nu het hof niet in staat is te beoordelen of en tot welk bedrag de schadepost in rechtstreeks verband staat met het tenlastegelegde. Derhalve is in zoverre sprake van een onevenredige belasting van het strafgeding waardoor de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard en de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 41 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-074316-18 onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-010811-18 en in de zaak met parketnummer 01-074316-18 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-181424-18 tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het in de zaak met parketnummer 01-010811-18 en in de zaak met parketnummer 01-074316-18 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-181424-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis;

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-181424-18 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 240,00 (tweehonderdveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente 23 april 2017 tot aan de dag der voldoening;

wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 240,00 (tweehonderdveertig euro) aan materiële schade af;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;

veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;

legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-181424-18 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 240,00 (tweehonderdveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 4 (vier) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;

bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Aldus gewezen door:

mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,

mr. F.P.E. Wiemans en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,

en op 18 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Wiemans voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature