Aanslagen vennootschapsbelasting met verzuimboetes. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de aanslagen 2011 tot en met 2016 op de voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt. In dat geval is niet in geschil dat het bezwaar tegen die aanslagen niet binnen de bezwaartermijn is ingediend. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verder is het hof van oordeel dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat de uitnodigingen en aanmaningen tot het doen van aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 ter verzending zijn aangeboden aan PostNL. Nu belanghebbende niet binnen de in de aanmaningen gestelde termijnen aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 heeft gedaan, heeft de inspecteur de verzuimboetes voor 2014 tot en met 2017 terecht opgelegd. Het hof acht geen sprake van avas. Evenmin acht het hof aanleiding voor matiging in verband met de financiële omstandigheden van belanghebbende. Wel worden de boetes verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding. Hoger beroep gegrond.