Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verkeerszaak. Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 . Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 5a van de WVW 1994 door voortdurend met een (veel) te hoge snelheid te rijden, onvoldoende afstand te houden tot een voorliggend voertuig en zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waarbij het voorliggende voertuig achterop werd geraakt en twee voetgangers een stap opzij en/of achteruit dienden te zetten om niet geraakt te worden. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. Tevens is de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegt voor de duur van 6 maanden en is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Parketnummer : 20-001735-21

Uitspraak : 25 oktober 2022

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 juli 2021 met parketnummer 96-015499-21, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 01-860157-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 2000,

wonende te [woonadres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 aan hem tenlastegelegde. De politierechter heeft het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts is aan de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 .Tevens is door de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de eerder voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Ten slotte is de onttrekking aan het verkeer bevolen van een inbeslaggenomen lachgascilinder.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Omvang van het hoger beroep

Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er onder de verdachte een lachgascilinder van 3,7 kilogram in beslag is genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep daarvan uitdrukkelijk afstand gedaan. Gelet daarop zal het hof geen beslissing meer nemen over het beslag, zoals staat vermeld op de beslaglijst van 7 mei 2021.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Met betrekking tot het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd. In de visie van de verdediging dient de ontzegging van de rijbevoegdheid niet langer te duren dan de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest, zodat de raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, met bepaling dat aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zal worden verleend en voor feit 1 te volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Subsidiair is verzocht de vordering af te wijzen.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder feit 2 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.

Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Vonnis waarvan beroep

Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en daarmee de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:

1. hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Eindhoven en/of Waalre, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op weg, de Locatellistraat en/of de Professor Holstlaan en/of Burgemeester Mollaan en/of Juliana de Lannoylaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door: - (voortdurend) te rijden met een snelheid liggende tussen 130 en 140 kilometer per uur, althans met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een, gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse, te hoge snelheid; - (vervolgens) zeer dicht achter een voorligger te rijden, althans onvoldoende afstand te houden tot een voorliggend voertuig; - (vervolgens) niet en/of niet tijdig een voor de voetgangersoversteekplaats gestopte en of (af)remmende auto op te merken en/of zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarbij voornoemd gestopt en/of (af)remmend voertuig achterop geraakt werd door zijn, verdachtes, voertuig en waarbij twee voetgangers een stap opzij en/of achteruit dienden te zetten teneinde niet geraakt te worden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Eindhoven en/of Waalre, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op weg, de Locatellistraat en/of de Professor Holstlaan en/of Burgemeester Mollaan en/of Juliana de Lannoylaan, - (voortdurend) heeft gereden met een snelheid liggende tussen 130 en 140 kilometer per uur, althans met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur, althans met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een, gelet op de omstandigheden en/of de verkeerssituatie ter plaatse, te hoge snelheid; - (vervolgens) zeer dicht achter een voorligger heeft gereden, althans onvoldoende afstand heeft gehouden tot een voorliggend voertuig; - (vervolgens) niet en/of niet tijdig een voor een voetgangersoversteekplaats gestopte en/of (af)remmende auto heeft opgemerkt en/of zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waarbij voorgenoemd gestopt en/of (af)remmend voertuig achterop geraakt werd door zijn, verdachtes, voertuig en waarbij twee voetgangers een stap opzij en/of achteruit dienden te zetten teneinde niet geraakt te worden,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. hij op 15 januari 2021 te Eindhoven en/of Waalre, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op weg, de Professor Holstlaan en Burgemeester Mollaan en Juliana de Lannoylaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door: - voortdurend te rijden met een snelheid liggende tussen 130 en 140 kilometer per uur, althans met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur, althans met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een, gelet op de omstandigheden en de verkeerssituatie ter plaatse, te hoge snelheid; - onvoldoende afstand te houden tot een voorliggend voertuig;- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waarbij een voor een voetgangersoversteekplaats gestopt voertuig achterop geraakt werd door zijn, verdachtes, voertuig en waarbij twee voetgangers een stap opzij en/of achteruit dienden te zetten teneinde niet geraakt te worden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Zuid, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2021011328, gesloten d.d. 17 februari 2021, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-46.

1.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2021, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

Op 15 januari 2021, omstreeks 20.45 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de surveillance in ons werkgebied Eindhoven.

Wij stonden stil voor het verkeerslicht op de Bayeuxlaan, dit betrof de kruising met de Locatellistraat. Wij zagen dat er vanaf de Locatellistraat een zwarte Volkswagen Golf, voorzien van een Duitse kentekenplaat, de Professor Holstlaan op reed. Wij hoorden het geluid van een hard optrekkende motor en zagen dat het voertuig zijn snelheid verhoogde. Hierop besloten wij achter het voertuig aan te rijden. Enkele honderden meters voor ons uit reed de Volkswagen, echter werd de afstand tussen ons steeds groter. Toen ik, [verbalisant 1] , naar onze boordcomputer keek zag ik dat ik 140 kilometer per uur reed. Ik, [verbalisant 2] , keek op de ijktabel van de auto en zag dat dit gecorrigeerd 134 kilometer per uur moest zijn. Echter liep het voertuig nog steeds op ons uit. De maximumsnelheid op de Professor Holstlaan is 50 kilometer per uur. Wij zagen dat het voertuig ter hoogte van de Burgemeester Mollaan uit ons zicht verdween. Wij reden op dat moment nog steeds ongeveer 140 kilometer per uur. Toen wij op de rotonde kwamen met de Juliana de Lannoylaan zagen wij nog steeds het voertuig niet. Wij besloten rechtsaf de Juliana de Lannoylaan op te rijden. Aan de Juliana de Lannoylaan, betreft een voorrangsweg, ligt aan beide zijden van de weg een fietspad, het fietspad ligt op ongeveer 1 meter van de rijbaan. Tevens is deze weg voorzien van meerdere voetgangersoversteekplaatsen. Ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, vlak voor de kruising met de Adriaen Poirterslaan zagen wij dat er een verkeersongeval had plaatsgevonden. Wij zagen dat er een Volkswagen Golf, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , aan de linkerzijde van de weg op het fietspad stond. Wij zagen dat dit voertuig hetzelfde merk en model betrof dat wij hadden zien rijden op de kruising van de Bayeuxlaan met de Locatellistraat. Wij zagen dat er een personenauto rechts op een grasveld stond met schade aan de linkerachterzijde van het voertuig. Wij verbaasden ons nogal dat iedereen al uit de voertuigen was, gezien de door ons hoog gereden snelheid in de richting van de plaats van het ongeval. Tevens verbaasden wij ons dat de personenauto waar de Golf achterop gereden was al geparkeerd had op een naastgelegen grasveld.

Ik, [verbalisant 1] , liep naar de Volkswagen Golf. Ik zag dat er twee personen naast het voertuig stonden. Ik vroeg wie de auto had bestuurd en hoorde een jongen gekleed in een zwartje jas zeggen dat hij de bestuurder was geweest. Ik vroeg aan hem inzage in zijn rijbewijs. Ik zag dat hij zijn rijbewijs aan mij gaf en dat het de persoon [verdachte] betrof.

Wij zagen dat het wegdek ter hoogte van het ongeval bezaaid lag met brokstukken van de voertuigen. Ik, [verbalisant 2] , sprak drie getuigen en de bestuurder van het voertuig, een Peugeot , waar de verdachte achterop was gereden. Ik hoorde dat de bestuurder van de Peugeot zei dat hij was gestopt voor de voetgangersoversteekplaats omdat er twee voetgangers over wilde steken. Ik hoorde hem zeggen dat hij de Volkswagen Golf helemaal niet aan heeft zien komen in zijn spiegels maar ineens een harde klap voelde. Ik sprak ook de voetgangers die de voetgangersoversteek wilden oversteken. Zij vertelden mij dat ze bezig waren met oversteken en dat de Peugeot voor hen gestopt was. Ineens hoorden zij een klap en zagen zij een auto hen rakelings passeren. Ze vertelden mij dat ze heel erg geschrokken waren en dat ze zich beseften dat het zomaar heel anders af had kunnen lopen voor hen. Ik hoorde van een passant, die ter plaatse de hond aan het uitlaten was, dat zij de Volkswagen Golf niet heeft zien aankomen maar dat hij er ineens was en dat zij een ontzettend harde klap hoorde.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 februari 2021, dossierpagina’s 24-25, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :

Op 15 januari 2021 omstreeks 21.00 uur was ik samen met mijn man aan het wandelen. Wij liepen in Waalre komende uit de richting Julianastraat, over de Adriaen Poirterslaan en wilden daar bij het zebrapad de Juliana de Lannoylaan oversteken.

Wij zagen een auto naderen en hebben bewust gewacht met oversteken totdat de auto stopte. Toen de auto stil stond staken wij het eerste gedeelte van de voetgangersoversteek over. We stonden toen op de middenberm. Ineens hoorde ik een harde klap en werd ik tegelijkertijd door mijn man naar achteren getrokken. Ik zag dat de auto die gestopt was ineens achter ons door vloog. Ook zag ik, net voor ons door, een auto voorbijkomen. Ik dacht op dat moment wat gebeurt er hier, ik verstijfde helemaal. Ik zag onderdelen van auto’s voorbijvliegen. Achteraf ben ik blij dat we er zo vanaf zijn gekomen en dat mijn man mij naar achteren heeft getrokken anders had het misschien wel anders afgelopen voor ons, ik ben hier flink van geschrokken.

3.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 februari 2021, dossierpagina’s 26-27, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :

Op 15 januari 2021 omstreeks 21.00 uur was ik samen met mijn vrouw aan het wandelen. Wij liepen in Waalre komende uit de richting Julianastraat, over de Adriaen Poirterslaan en wilden daar bij het zebrapad de Juliana de Lannoylaan oversteken.

Toen wij bij de oversteek stonden zag ik dat er een auto voor ons stopte, dat was een blauwe Peugeot. Ik zag dat er in de verte nog koplampen naderden maar had het idee dat deze zo ver weg was dat we makkelijk over konden steken, zeker omdat er al een auto stil stond voor de oversteek.

Ineens barstte de hel los. Ik hoorde een hoop herrie. Wij stonden toen op de middenberm van de voetgangersoversteek. Ik zag dat er een auto achter ons door schoot en dat er een auto over de middenberm voor ons langs vloog. De auto die voor ons langs vloog was niet meer dan twee of drie stappen van ons af. Op dat moment vreesde ik voor mijn leven en dat van mijn vrouw. Achteraf er op terugkijkend hadden we niet twee stappen naar voren of naar achteren moeten staan, dan hadden we onder een auto gelegen, we hebben puur mazzel gehad dat het zo afgelopen is.

4. Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 11 oktober 2022, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

Op 15 januari 2021 reed ik als bestuurder in Eindhoven en Waalre over de Locatellistraat, Professor Holstlaan, Burgemeester Mollaan en Juliana de Lannoylaan.

Ik zag dat er een politieauto bij het stoplicht bij de kruising met de Locatellistraat stond voorgesorteerd. Ik heb de auto wel even op de staart getrapt. Het was een sportuitvoering.

Ik sloeg rechtsaf richting Waalre, vanuit de Locatellistraat de Professor Holstlaan in. Ik heb een auto links ingehaald en gaf gas. Ik wist dat ik ter plaatse, binnen de bebouwde kom, maar 50 kilometer per uur mocht rijden, maar heb voortdurend harder gereden. (…) Ik heb gezien dat er op de weg verschillende zebrapaden waren. Het was donker die avond. Ik rijd niet vaak in de straten waar ik toen reed en ben er dus niet zo goed bekend.

Op de Juliana de Lannoylaan zag ik een auto voor mij. (…) Ik moest hard remmen en botste tegen de auto die voor mij zat. Ik kwam tegen de linkerachterkant van die auto aan, stuurde naar links, mijn voorband gleed weg en ik kwam met mijn auto tegen een heg of boom tot stilstand. Ik heb wel personen gezien op het middenstuk.

Bewijsoverwegingen

A. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 130 tot 140 kilometer per uur heeft gereden. Daarnaast is aangevoerd dat de verdachte met zijn auto tegen de voorligger is gebotst omdat die auto plots remde voor de overstekende voetgangers. Er moet dan ook worden getwijfeld aan de door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal van bevindingen geschetste excessiviteit van het handelen van de verdachte, aldus de raadsman. In de visie van de verdediging kan niet worden bewezen dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.

Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 5a van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994). Het hof dient in dat kader te beoordelen of de verdachte, met zijn uit de bewijsmiddelen naar voren komende gedragingen, de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Met andere woorden: vastgesteld dient te worden dat de verdachte verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en bijgevolg door de verdachte onaanvaardbare risico’s zijn genomen, of anders gezegd: dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.

B.1 In ernstige mate schenden van de verkeersregels

Artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994 houdt een verbod in zich zodanig te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden. In het wetsartikel wordt een aantal verkeersgedragingen opgesomd die als zodanige gedragingen kunnen worden aangemerkt. Met het verrichten van een of meer van deze gedragingen staat echter niet al vast dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden.

In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat aan artikel 5a van de WVW 1994 ten grondslag ligt, wordt hierover vermeld:

“De dader moet door zo’n gedraging opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schenden terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat betekent dus niet dat met het verrichten van een of meer van de genoemde gedragingen al vaststaat dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden. Het enkele feit dat de bestuurder een telefoon vasthoudt of een bestuurder die onbewust door rood licht rijdt levert geen overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 op. Oftewel overtredingen van de in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen gedragingen die uit simpele onachtzaamheid worden begaan worden niet automatisch een zwaar misdrijf zodra daardoor enig gevaar voor letsel ontstaat. Het gaat bij een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 immers om het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (en gevaar is te duchten).”

Bij de strafbaarstelling van artikel 5a van de WVW 1994 gaat het om gedragingen die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden. Hoewel de wetgever niet uitsluit dat één (ernstige) verkeersovertreding voldoende kan zijn om een overtreding van artikel 5a van de WVW 1994 aan te nemen, volgt uit de wetsgeschiedenis dat het artikel vooral ziet op een samenstel van gedragingen.

In de Nota naar aanleiding van het verslag bij voornoemd wetsvoorstel wordt in dit verband overwogen:

“Volgens de letter van de wet zou het hierbij (..) kunnen gaan om één gedraging die de overtreding van een verkeersregel inhoudt, maar om te kunnen vaststellen dat sprake is niet alleen van opzettelijk, maar ook van het in ernstige mate schenden van verkeersregels, is meer nodig dan de vaststelling van een enkele verkeersovertreding. Artikel 5a WVW beoogt zeer onverantwoordelijk rijgedrag strafbaar te stellen waarvan ernstige gevaren voor medeweggebruikers te duchten zijn. Dat het daarbij om één (type) gedraging zou kunnen gaan is niet uit te sluiten, maar ook dan zullen de aard en ernst van de overtreding (bij de vaststelling waarvan de herhaling of het voortduren ervan kunnen worden betrokken) in het licht van de overige feiten en omstandigheden in het concrete geval de conclusie moeten rechtvaardigen dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en dat daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.”

En in de Memorie van Toelichting is te lezen:

“De gedachte achter de keuze voor (…) «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”

Het hof stelt tegen deze achtergrond allereerst vast dat de verdachte op 15 januari 2021 op de Professor Holstlaan (in Eindhoven), de Burgemeester Mollaan en de Juliana de Lannoylaan (telkens te Waalre), een route van ongeveer 2,8 kilometer, voortdurend de vastgestelde maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aanzienlijk heeft overschreden (eerste lid, onder g.) en dat de verdachte op die laatste weg tegen een voorliggende auto is gereden. De verbalisanten hebben op de Professor Holstlaan waargenomen dat de verdachte zelfs bij een door hen gereden snelheid van (na correctie) ongeveer 134 kilometer per uur, op hen vooruit liep. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van deze door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vastgestelde snelheid van het voertuig. Dat de verdachte ook – nadat de verbalisanten hem uit het oog waren verloren – met veel te hoge snelheid is blijven rijden vindt steun in het feit dat de verbalisanten, eenmaal aangekomen bij de plaats van het ongeval, zich vanwege de snelheid die zij zelf reden erover verbaasden dat de bestuurders van de bij dat ongeval betrokken auto’s al uit hun voertuigen waren uitgestapt.

Voorts vinden de bevindingen van de verbalisanten over de gereden veel te hoge snelheid steun in de verklaringen van de bestuurder van de Peugeot, de passant die zijn hond aan het uitlaten was en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Uit hun verklaringen volgt namelijk dat men de Volkswagen ‘niet aan zag komen’, dat de auto van de verdachte ‘er ineens was’ en dat de auto die voor de voetgangersoversteekplaats stil stond na de klap (het hof begrijpt: de botsing) achter hen door schoot/vloog.

Doordat de verdachte, die met veel te hoge snelheid reed, op de Juliana de Lannoylaan – een weg binnen de bebouwde kom met meerdere voetgangersoversteekplaatsen – onvoldoende afstand heeft gehouden tot het voorliggende voertuig en aldus zeer dicht tegen dat voertuig heeft aangereden (eerste lid, onder h.) en zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), is vervolgens ter hoogte van een voetgangersoversteekplaats een botsing met die voorligger ontstaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte evenmin voorrang verleend aan de op dat moment overstekende voetgangers (eerste lid, onder f.). Ten slotte heeft de verdachte, die ter plaatse niet goed bekend was, zijn verkeersgedrag niet aangepast aan de ter plaatse geldende verkeersomstandigheden, te weten de omstandigheid dat het donker was en het zicht dus beperkt was.

De door de raadsman ten verwere aangevoerde omstandigheid dat de verdachte op de Juliana de Lannoylaan in botsing is gekomen met zijn voorligger omdat deze al dan niet (plots) remde, doet – wat daar ook van zij – niets af aan het voorgaande.

Het hof is op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang beschouwd – van oordeel dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994 in ernstige mate zijn geschonden.

B.2 Opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels

Voor een bewezenverklaring van artikel 5a van de WVW 1994 moet komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden. In de Nota naar aanleiding van het verslag bij voornoemd wetsvoorstel wordt over het vereiste opzet onder meer vermeld:

“De plaats van het begrip opzettelijk in de zinsnede «opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden» brengt mee dat het opzet zowel gericht moet zijn op het overtreden van een of meer verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regel(s). Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn. Zoals hierboven in de algemene inleiding van deze nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is de beoordeling van verkeersdelicten in hoge mate casuïstisch.”

Het opzet moet volgens de inhoud van de Memorie van Toelichting zijn “gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en niet op de verder liggende gevaren of gevolgen”.

Uit de ten overstaan van het hof afgelegde verklaring van de verdachte volgt dat hij wist dat hij bij voortduring de ter plaatse binnen de bebouwde kom geldende maximumsnelheid heeft overschreden. Het hof gaat er daarbij van uit dat die overschrijding aanzienlijk is geweest. De verdachte wist daarnaast dat hij meerdere voetgangersoversteekplaatsen passeerde. Het was bovendien donker en de verdachte was op de wegen waarop hij reed niet goed bekend. Door onder deze omstandigheden met veel te hoge snelheid te rijden en niet (tijdig) op omstandigheden te (kunnen) reageren heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij ook andere verkeersregels in ernstige mate zou schenden. Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen van de verdachte niet anders dan opzettelijk kunnen zijn begaan. De aan de verdachte toe te schrijven verkeershandelingen zijn ook in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht. Het hof acht het tenlastegelegde opzet aldus wettig en overtuigend bewezen.

B.3 Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen

Het hof is van oordeel dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat vanwege het ernstige verkeersgevaarlijk gedrag van de verdachte zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar was te duchten. Immers, de verdachte is bij voortduring met aanzienlijke en te hoge snelheden door Eindhoven en Waalre gereden, terwijl het donker was en er zich meerdere andere verkeersdeelnemers (zowel auto’s als voetgangers) bevonden op de door de verdachte afgelegde route. Deze andere verkeersdeelnemers waren niet bedacht op het rijgedrag van de verdachte, waardoor zij hem te laat konden opmerken. Dat het gevaar zich ook daadwerkelijk heeft gemanifesteerd, volgt ontegenzeggelijk uit de verklaringen van de bestuurder van de Peugeot, de passant die zijn hond uitliet, getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] . Ook de verdachte kon de andere verkeersdeelnemers bij gebrek aan voldoende overzicht niet tijdig opmerken. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van het hof de reële vrees gerechtvaardigd dat een aanrijding had kunnen plaatsvinden en daarbij één of meer personen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen of zelfs hadden kunnen komen te overlijden. Ook het gevolg van een aanrijding heeft zich verwezenlijkt, aangezien het daadwerkelijk tot een botsing met een voorliggende auto is gekomen. Dat de betrokkenen daarbij geen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, lijkt meer toeval dan dat dit te danken is aan het rijgedrag van de verdachte.

C.

Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat de aard en samenstel van gedragingen van verdachte, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte opzettelijk en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers de verkeersgedragsregels in ernstige mate heeft geschonden.

Aldus treffen de verweren van de verdediging geen doel. Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren in al hun onderdelen.

Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 primair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 .

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straffen

Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 5a van de WVW 1994 door voortdurend met een (veel) te hoge snelheid te rijden, onvoldoende afstand te houden tot een voorliggend voertuig en zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waarbij het voorliggende voertuig achterop werd geraakt en twee voetgangers een stap opzij en/of achteruit dienden te zetten om niet geraakt te worden. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich in volstrekt onvoldoende mate rekenschap gegeven van de geldende (gedrags)normen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. De verdachte heeft hiermee niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook de veiligheid van de overige verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich veroordelingen ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, die de verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw een strafbaar feit in het verkeer te plegen. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het plegen van dit feit in een proeftijd van een voorwaardelijke straf, opgelegd ter zake van schuld aan een ongeval, waardoor aan een ander lichamelijk letsel is toegebracht.

Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij na het volgen van een EMA-cursus zijn rijbewijs weer terug heeft gekregen, hij gestopt is met zijn onderneming in het verkopen van lachgascilinders, hij als klantadviseur bij een telefonieconcern werkt en een goed inkomen heeft.

Alles afwegende ziet het hof, met name gelet op het justitiële verleden van de verdachte en de ernst van het bewezenverklaarde, geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen dan de politierechter en zoals is gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof zal de verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.

Met oplegging van voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid ziet het hof tevens aanleiding om de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van 6 maanden. Het hof zal daarbij bepalen dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de WVW 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf in mindering zal worden gebracht. In de verklaring van de verdachte dat hij graag (omwille van veiligheidsredenen) met zijn auto naar zijn werk reist, ziet het hof geen aanleiding om anders te beslissen, omdat – mede gezien de korte afstand naar het werkadres van de verdachte – niet aannemelijk is geworden dat tijdens de ontzegging voor het door de verdachte genoemde doel hem redelijkerwijs geen andere vervoersmogelijkheden ter beschikking staan en bovendien het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs.

Vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie te ’s-Hertogenbosch heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 14 februari 2020, gewezen onder parketnummer 01-860157-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden gelast. Aldus zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht , alsmede de artikelen 5a en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraakbeslissing van het onder feit 2 tenlastegelegde;

vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis;

ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden;

bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 v óór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;

gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 14 februari 2020, gewezen onder parketnummer 01-860157-19, te weten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.

Aldus gewezen door:

mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,

mr. J. Platschorre en mr. S. Taalman, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,

en op 25 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mrs. Beaujean en Taalman voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Kamerstukken II 2018/2019, 35086, nr. 3 (MvT), p. 12.

Kamerstukken II 2018-2019, 35086, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag), p. 12.

Kamerstukken II 2018/2019, 35086, nr. 3 (MvT), p. 11.

Kamerstukken II 2018/19, 35 086, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag), p. 11.

Kamerstukken II, 2018/19 35086, 3 (MvT), p. 14.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature