U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De verdachte wordt veroordeeld ter zake mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Voorts is aan de verdachte een contact- en locatieverbod opgelegd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is de proeftijd met 1 jaar verlengd.

Uitspraak



Parketnummer : 20-000092-22

Uitspraak : 30 juni 2022

VERSTEK (dip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 7 januari 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-290009-21 en 01-226576-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-086990-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,

wonende te [adres 1] .

Hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘mishandeling’ (parketnummer 01-290009-21) en ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (parketnummer 01-226576-21) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf heeft de politierechter, naast de algemene voorwaarden - kort gezegd - de volgende bijzondere voorwaarden verbonden: een contactverbod met [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer] , een locatieverbod om zich binnen een straal van 6 meter van het perceel van [adres 2] te [plaats 1] te bevinden, een behandelverplichting door GGZ Fact en/of een instelling gespecialiseerd in autisme, een verplichting om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling voor de duur van maximaal 1 jaar te laten opnemen in een intramurale instelling en het meewerken aan plaatsing binnen een begeleide of beschermde woonvorm.

Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de politierechter de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, d.d. 2 augustus 2021 (parketnummer 01-086990-21) met één jaar verlengd.

Door de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Voorts is gevorderd dat het hof aan het voorwaardelijke strafdeel als bijzondere voorwaarden het contactverbod en locatieverbod zal verbinden, op de wijze zoals door de politierechter bij vonnis waarvan beroep is gedaan.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Parketnummer 01-290009-21:

hij op of omstreeks 25 oktober 2021 te Sint Hubert, gemeente Mill en Sint Hubert, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen het lichaam te duwen, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen;

Parketnummer 01-226576-21:

hij op of omstreeks 24 juli 2021 te Sint Hubert, gemeente Mill en Sint Hubert, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Dit keer maak ik je echt dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-290009-21 en in de zaak met parketnummer 01-226576-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Parketnummer 01-290009-21:

hij op 25 oktober 2021 te Sint Hubert, gemeente Mill en Sint Hubert, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen;

Parketnummer 01-226576-21:

hij op 24 juli 2021 te Sint Hubert, gemeente Mill en Sint Hubert, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Dit keer maak ik je echt dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Ten aanzien van parketnummer 01-290009-21:

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 oktober 2021, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :

(dossierpagina 3)

Op maandag 25 oktober 2021 omstreeks 16.15 uur was ik bij [naam] (hof begrijpt: [getuige 1] , de moeder van verdachte). Ik ken de zoon van [naam] , [voornaam verdachte] . Ik was samen met [naam] hout in de aanhanger aan het laden en toen kwam [voornaam verdachte] eraan lopen. Ik hoorde hem roepen: “Ga naar huis dikke vette boer”.

Ik zag dat [voornaam verdachte] hout oppakte en in mijn richting gooide. Hij liep naar mij toe en greep mij vast en duwde mij naar de grond. Dit deed hij met twee handen.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 oktober 2021, dossierpagina’s 7-8, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :

(dossierpagina 7)

Op 25 oktober 2021 omstreeks 16.30 uur was ik samen met een vriend van mij, [slachtoffer 2] (hof: aangever) tuinafval op zijn aanhanger aan het laden. Mijn woning ligt aan het [adres] in Sint Hubert.

Toen ik samen met [slachtoffer 2] in de tuin stond, kwam mijn zoon [verdachte] zonder aanleiding op hem af gelopen. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] in een hoop bladeren duwde.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 oktober 2021, dossierpagina’s 23-27, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

(dossierpagina 26)

Ik heb [slachtoffer 2] geduwd. Toen viel hij op de grond.

Ten aanzien van parketnummer 01-226576-21:

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2021, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :

(dossierpagina 3)

Ik doe aangifte van bedreiging met de dood.

Op 24 juli 2021 omstreeks 9.45 uur liep ik met mijn hond in de nabijheid van mijn woning aan het [adres 2] te Sint Hubert. Ik zag de mij bekende [verdachte] op mij af komen. Hij kwam heel dreigend en intimiderend op mij af. Hij ging heel dicht tegen mij aan lopen, schouder aan schouder. Terwijl hij zo met mij meeliep, hoorde ik hem schreeuwen: “Dit keer maak ik je echt dood!”

Het maakte me heel bang. Ik was werkelijk bang dat hij zijn dreigement ten uitvoer zou brengen.

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 juli 2021, dossierpagina’s 5-6, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :

(dossierpagina 5)

Ik ben getuige geweest van de doodsbedreiging van mijn buurman [slachtoffer 1] . Vandaag, omstreeks 09.40 uur, bevond ik mij in mijn woning op het adres [adres 3] te Sint Hubert. Ik ben naar buiten gegaan. Ik zag toen dat mijn buurman [slachtoffer 1] werd belaagd door [verdachte] . Ik zag en hoorde dat [verdachte] heel agressief deed naar [slachtoffer 1] en heel opdringerig tegen hem aanliep. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] riep: “Dit keer maak ik je echt kapot”.

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 juli 2021, dossierpagina’s 7-8, voor zover inhoudende als verklaring van [partner slachtoffer] :

(dossierpagina 7)

Vanmorgen omstreeks 9.45 uur bevond ik mij in de keuken van mijn woning aan het [adres 2] te Sint Hubert. Ik zag dat mijn man op straat de hond uitliet. Ik zag vervolgens dat de mij bekende [verdachte] op mijn man afliep. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen. Ik zag dat [verdachte] mijn man heel dicht naderde. Ik ben meteen naar buiten gegaan. Ik hoorde [verdachte] tegen mijn man schreeuwen: “Dit keer maak ik je echt kapot”. Ik zag dat [verdachte] heel dicht en intimiderend tegen mijn man aanliep terwijl hij dit riep.

Bewijsoverwegingen

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 01-290009-21 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Het in de zaak met parketnummer 01-226576-21 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen sanctie

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte heeft zich op 24 juli 2021 schuldig gemaakt aan het bedreigen met de dood van een buurtgenoot [slachtoffer 1] . Daarmee heeft de verdachte deze [slachtoffer 1] vrees aangejaagd. Drie maanden later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] . Beide feiten zijn zonder enige aanwijsbare reden gepleegd. Verder komt uit het dossier naar voren dat sprake is geweest van eerdere voorvallen met (onder meer voornoemde) buurtbewoners. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben in zijn woonomgeving grote onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt, zoals onder meer tot uitdrukking is gebracht door [slachtoffer 1] bij de uitoefening van het spreekrecht ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2022, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit onder meer blijkt dat hij op 2 augustus 2021 is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf, welke straf op 17 augustus 2021 onherroepelijk is geworden. Aan het voorwaardelijke strafdeel waren bijzondere voorwaarden verbonden. De verdachte heeft het in de zaak met parketnummer 01-290009-21 bewezenverklaarde aldus gepleegd tijdens de proeftijd van deze veroordeling. Voorts is de verdachte in 2014 tweemaal veroordeeld, eenmaal ter zake van mishandeling tot een taakstaf en eenmaal ter zake van mishandeling, bedreiging en wederspannigheid tot een gevangenisstraf en daarnaast een voorwaardelijke taakstraf.

Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan.

Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 10 juni 2022 en van hetgeen de reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] ter terechtzitting in hoger beroep als deskundige omtrent de huidige persoonlijke situatie van de verdachte heeft verklaard. Vanuit de reclassering zijn verschillende interventies en trajecten ingezet, maar deze zijn allemaal mislukt. De verdachte heeft verschillende kansen gekregen maar blijft in contact komen met politie en justitie en haakte niet aan bij de hulp en begeleiding die hem werd geboden. Zo is hij naar aanleiding van het vonnis in onderhavige zaak opgenomen in een forensisch psychiatrische kliniek, maar heeft hij deze kliniek na welgeteld één dag uit eigen beweging verlaten. Kort na het klinische traject is nog een ambulant hulpverleningstraject gestart en heeft hij eenmaal een depotmedicatie gebruikt. Ook dit traject is echter voortijdig afgebroken. Dat alles maakte dat de reclassering in voormeld advies aangaf dat een voorwaardelijke straf met toezicht en een ambulant hulpverleningstraject geen mogelijkheden biedt tot gedragsverandering of verandering in de leefomgeving. Wel wordt een klinisch traject, zoals eerder door de reclassering is geadviseerd, nog steeds gezien als mogelijke optie om alsnog tot gedragsverandering te kunnen komen. De reclassering schat in datzelfde rapport de haalbaarheid van dit traject, gezien de huidige opstelling van de verdachte, echter in op heel laag. Een en ander is ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 juni 2022 toegelicht door de reclasseringswerker. Zij gaf aan dat een klinisch traject weliswaar de beste kans zou bieden om tot gedragsverandering te komen, maar benadrukte dat zij dit traject niet haalbaar acht. Verder verklaarde zij dat zij op 15 juni 2022, één dag voor de terechtzitting in hoger beroep, nog een e-mailbericht van de verdachte had ontvangen, waarin hij te kennen gaf zich geheel niet te kunnen vinden in de inhoud van het rapport en niet opgenomen te willen worden in een kliniek.

Gelet op het voorgaande is het hof niet gebleken van enig inzicht bij de verdachte in het kwalijke van zijn gedrag en motivatie om aan zichzelf te werken en zijn gedrag te veranderen. Het hof merkt in dat kader voorts op dat de verdachte zelf hoger beroep heeft ingesteld, maar vervolgens – zonder opgaaf van redenen – niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen.

Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de rechtbank heeft gedaan, al dan niet met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden thans een gepasseerd station is. Ook een taakstraf acht het hof niet passend. Deze straffen en hulpverleningstrajecten hebben immers geen effect gehad, terwijl de verdachte tijdens en ondanks begeleiding door de reclassering wederom is gerecidiveerd.

Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het vorenstaande, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.

Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof acht gelet op het voorgaande geen termen aanwezig om aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden.

Wel zal het hof ten behoeve van het voorkomen van nieuwe strafbare feiten overgaan tot oplegging van twee vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] en zijn partner [partner slachtoffer] , en een locatieverbod om zich binnen een straal van 6 meter van het perceel van hun woning, aan het [adres 2] te [plaats 1] te begeven. Deze contact- en locatieverboden zullen worden opgelegd voor de duur van 5 jaren. Het hof zal daarbij bepalen dat indien deze verboden worden overtreden, per overtreding 2 weken vervangende hechtenis zal worden toegepast, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste 6 maanden bedraagt.

Gelet op:

de omstandigheid dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-226576-21 tenlastegelegde heeft begaan jegens een slachtoffer dat in dezelfde straat als de verdachte woonde en nog steeds woont;

de wijze waarop de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan (zonder enige direct aanwijsbare aanleiding en volstrekt plotseling);

het feit dat de verdachte op geen enkele wijze wenst mee te werken aan welke hulpverlening en begeleiding dan ook;

het rapport van de reclassering waarin wordt gerelateerd dat bij de verdachte geen inzicht in de eigen problematiek noch veranderbehoefte aanwezig is en dat de reclassering een ambulant hulpverleningstraject en/of een klinisch traject niet haalbaar acht en

de verklaring van de reclasseringswerker ter terechtzitting in hoger beroep dat zij – hoewel het recidiverisico in voornoemd advies op basis van het risicotaxatie-instrument OXREC als laag wordt ingeschat en via bestuursrechtelijke maatregelen wordt getracht recidive te voorkomen – verwacht dat de verdachte ‘getriggerd’ kan worden wanneer spanningen hoog oplopen en hij zich dan niet in de hand kan houden en het mis kan gaan,

is het hof van oordeel dat geenszins ondenkbaar is dat de verdachte bij oplopende spanningen wederom de fout in zal gaan. Derhalve is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens zijn buurtgenoten. Het hof zal mitsdien de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht bevelen.

Vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2021 onder parketnummer 01-086990-21 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren. Deze vordering is opnieuw aan de orde.

Hoewel de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, ziet het hof in de omstandigheid dat de verdachte in het kader van de aan deze voorwaardelijke straf gekoppelde bijzondere voorwaarden thans nog onder toezicht van de reclassering staat, aanleiding om niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf, maar de bij voormeld vonnis vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-290009-21 en in de zaak met parketnummer 01-226576-21 tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het in de zaak met parketnummer 01-290009-21 en in de zaak met parketnummer 01-226576-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken;

bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer] , en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis 2 weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;

legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde zich niet zal ophouden binnen een straal van 6 meter van het perceel [adres 2] te [plaats 1] , en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de duur van deze vervangende hechtenis 2 weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;

beveelt dat de opgelegde maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid dadelijk uitvoerbaar zijn;

verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2021 parketnummer 01-086990-21, met een termijn van 1 (één) jaar.

Aldus gewezen door:

mr. G.J. Schiffers, voorzitter,

mr. A.J.M. van Gink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,

en op 30 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. A.J.M. van Gink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2021238093, doorgenummerde dossierpagina’s 1-29, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2021163828, doorgenummerde dossierpagina’s 1-25, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature