U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Belanghebbende verhandelt en repareert caravans. Vereiste aangifte? De activiteiten vormen een onderneming. De inspecteur heeft de berekende belastbare winsten uit onderneming voldoende aannemelijk gemaakt. De door belanghebbende gestelde kosten zijn onvoldoende onderbouwd. Voor 2015 wordt de bewijslast omgekeerd.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00680 tot en met 20/00687

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 8 oktober 2020, nummers BRE 19/6333 tot en met 19/6338, 19/6710 en 6711, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZvW) opgelegd over:

2012 (zaaknummers 20/00680 en 20/00681).

2013 (zaaknummers 20/00682 en 20/00683).

2014 (zaaknummers 20/00684 en 20/00685).

Ook heeft de inspecteur aan belanghebbende over het jaar 2015 ambtshalve aanslagen IB/PVV en ZvW opgelegd (zaaknummers 20/00686 en 20/00687). Genoemde aanslagen 2012 tot en met 2015 hierna gezamenlijk te noemen: de aanslagen.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur is voor alle jaren gedeeltelijk aan de bezwaren tegemoet gekomen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar evenzovele beroepen ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen in één uitspraak ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn namens de inspecteur verschenen, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Belanghebbende noch zijn gemachtigde zijn verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbende bij op 11 oktober 2021, met nummer [nummer] , aangetekend naar het door belanghebbende/ gemachtigde zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie. Hieruit volgt dat de uitnodiging op 12 oktober 2021 (18:04u) op het door belanghebbende/ gemachtigde opgegeven adres is afgeleverd.

1.5.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1969 en is gehuwd met mevrouw

[de echtgenote] .

2.2.

Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van

19 maart 2020 drijft belanghebbende sinds [datum] 2007 een onderneming in de vorm van

een eenmanszaak, KvK-nummer [KvK-nummer] . Onder de handelsnamen [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] bestaan de activiteiten van de eenmanszaak volgens genoemd uittreksel uit:

Handelsbemiddeling gespecialiseerd in overige goederen (SBI-code [code 1] ),

Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw (SBI-code [code 2] ).

De nadere omschrijving van de activiteiten betreft: handelsonderneming in roerende goederen, hoofdzakelijk caravans, tevens montagebedrijf. Export dienstverlening van voertuigen voor derden. Belanghebbendes activiteiten worden hierna aangeduid met caravanactiviteiten. Belanghebbende maakt gebruik van het internetdomein-adres [internetadres]. De caravanactiviteiten voert belanghebbende uit in een loods gelegen achter zijn woning.

2.3.

Belanghebbende heeft over de jaren 2012 tot en met 2014 aangiften IB/PVV ingediend waarin de belastbare winst uit onderneming nihil bedroeg en geen balans en/of winst- en verliesrekening waren opgenomen. In deze aangiften is de zelfstandigenaftrek geclaimd en is de rubriek ‘Eigen woning’ ingevuld. Over 2015 heeft belanghebbende geen aangifte ingediend.

2.4.

De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Met datum 26 maart 2018 is een rapport ter zake van dat onderzoek uitgebracht (hierna: het rapport). In het rapport staat voor zover van belang:

'1.1 Reikwijdte van het onderzoek

Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:

• Inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014;

• Omzetbelasting over de tijdvakken 1-1-2012 tot en met 31-12-2016.

Uitbreiding onderzoek

Maandag 11 december 2017 heb ik belastingplichtige en zijn adviseur medegedeeld dat de controle wordt uitgebreid met het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2016.

Voor het jaar 2015 waar nog geen aangifte inkomstenbelasting voor is ingediend zal

een ambtshalve aanslag worden vastgesteld.

De belastingplichtige en zijn adviseur gaan hiermee akkoord.

3. Administratie

De administratie die ik gezien heb bestaat uit:

- Overzicht (klad) ontvangsten en uitgaven;

- Kasoverzicht;

- Bankafschriften;

- Inkoopverklaringen, inkoopfacturen en kostenbonnen;

- Verkoopfacturen;

- Lijsten met de vermelding van de in- en verkopen van de caravans;

- Vrijwaringsbewijzen;

- Excel overzichten kosten van 1e kwartaal 2014 tot en met 4e kwartaal 2016;

- Kolommenbalans 2012;

- Resultatenoverzicht 2012 en 2013 uit een boekhoudprogramma.

[belanghebbende] verzorgt de dagelijkse administratie. (…). [belanghebbende] vertelt vervolgens datgene wat hij aan administratieve handelingen verricht:

• Hij houdt overzichten bij van de in- en verkopen van de caravans. Op deze overzichten staan de rubrieken; merk, kenteken, inkoop, prijs, verkoop, prijs, marge en factuurnummer vermeld.

• Tevens houdt hij een (klad) overzicht bij van de ontvangsten en uitgaven. Op dit overzicht staan niet alleen de contante ontvangsten en uitgaven vermeld, ook wat via de bank is ingekocht of betaald. Dit (klad) overzicht verwerkt hij in een Excel overzicht.

• Het zakelijke bankrekeningnummer is [bankrekeningnummer] .

• Per kwartaal worden de verkoopfacturen, de inkoopfacturen, kostenbonnen, vrijwaringsbewijzen, inkoopverklaringen, overzichten in- en verkopen caravans, kasoverzicht en bankafschriften in ordners opgeborgen.

• Volgens [belanghebbende] gaat ieder kwartaal de ordner van het desbetreffende kwartaal met bescheiden naar de adviseur.

De adviseur verzorgt volgens [belanghebbende] de verdere afhandeling en zorgt er volgens [belanghebbende] voor, dat de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting bij de Belastingdienst worden ingediend. (…)

4.1

Algemeen

(…)

Op de vraag waarom voor wat betreft de onderneming alleen de zelfstandigenaftrek is geclaimd reageert de adviseur met de opmerking: "dan zal het vinkje voor die rubriek wel hebben aangestaan".

Waarom er geen balans en verlies en winstgegevens zijn opgevoerd in de aangiften blijft onduidelijk. De adviseur geeft hier geen verklaring voor.

Hoe de aangeleverde kolommenbalans 2012 en de resultatenoverzichten 2012 en 2013 tot stand zijn gekomen, kon de adviseur niks over vertellen. Hij had ze in ieder geval niet zelf gemaakt volgens eigen zeggen. (…)

4.3.1

Berekening opbrengsten en inkoopwaarde

Omdat de aangeleverde administratie niet verwerkt is in een financiële administratie en in de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014 de omzetten en de kosten van de onderneming niet zijn aangegeven, heb ik aan de hand van de ingekochte caravans en de daar tegenoverstaande verkopen een omzetberekening gemaakt om vervolgens tot een fiscale winstberekening te komen.

Verder hebben wij gebruik gemaakt van de aangeleverde overzichten van de in- en verkopen caravans, de inkoopverklaringen en de aanwezige verkoopfacturen.

Voor wat betreft de kosten zijn we uitgegaan van de aangeleverde kolommenbalansen 2012 en de resultatenrekeningen 2012 en 2013 en het kostenoverzicht 2e tot en met 4e kwartaal 2014 waarbij de mutaties per maand niet zijn meegenomen.

Een aantal kosten hebben we steekproefsgewijs beoordeeld aan de hand van aanwezige facturen.

Voor het jaar 2015 is geen aangifte inkomstenbelasting ingediend.

Voor het jaar 2016 is een aangifte inkomstenbelasting ingediend.

Wij hebben aan de hand van de ingekochte caravans en de daar tegenoverstaande verkopen een omzetberekening gemaakt om vervolgens tot een fiscale winstberekening 2016 te komen.

Verder heb ik gebruik gemaakt van de aangeleverde overzichten van de in- en verkopen caravans, de inkoopverklaringen en de aanwezige verkoopfacturen.

Aan de hand van de aanwezige verkoopfacturen hebben we de omzet verwerkt in een Excel overzicht.

• Voor het jaar 2012 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1201 tot en met 1286.

• Voor het jaar 2013 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1301 tot en met 1375.

• Voor het jaar 2014 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1401 tot en met 1482.

• Voor het jaar 2015 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1501 tot en met 1556.

• Voor het jaar 2016 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1601 tot en met 1689.

De facturen zijn doorlopend genummerd en voldoen aan de formele eisen.

4.3.2

Berekening en beoordeling kosten

Voor wat betreft de kosten ben ik uitgegaan van de aangeleverde kostenoverzichten over de jaren 2014, 2015 en 2016 waarbij de aanschafkosten van de Mercedes niet als kosten mee worden genomen en waarbij de mutaties per maand niet zijn meegenomen. Voor de 'mutaties per maand' zijn geen kostenfacturen aanwezig, het betreft een mutatie en geen kosten.

Een aantal kosten heb ik steekproefsgewijs beoordeeld aan de hand van aanwezige facturen.

4.3.3

Resultaten berekening en beoordeling omzet, inkoopwaarde en kosten

(…)

Voor de jaren 2014 tot en met 2016 zijn voor wat betreft de kosten, niet meegenomen de mutaties per maand die vermeld staan op de door de adviseur aangeleverde kostenoverzichten van respectievelijk totaal € 7.383, € 10.615 en € 15.116. Voor deze bedragen zijn geen kostenfacturen aanwezig, het betreft een mutatie en geen kosten. Voor het jaar 2016 is ook de aanschaf van de Mercedes bedrijfsauto ten bedrage van € 47.705 niet meegenomen als zijnde kosten (deze moet geactiveerd worden).

In de aangifte 2016 is als arbeidsbeloning fiscale partner een bedrag van € 9.000 opgevoerd. Tijdens het onderzoek en gesprekken die gevoerd zijn met [belanghebbende] is niet gebleken dat de echtgenote van [belanghebbende] werkzaamheden verricht in de onderneming. [belanghebbende] heeft duidelijk aangegeven dat alleen zijn vader werkzaamheden verricht in de onderneming gratis en om niet.

De kosten arbeidsbeloning fiscale partner worden dan ook niet geaccepteerd.’

2.5.

In de uitspraken op bezwaar is de inspecteur gedeeltelijk aan de bezwaren

tegemoetgekomen door alsnog over de jaren 2012 tot en met 2015 jaarlijks de zelfstandigenaftrek te accepteren en over het jaar 2015 aan te sluiten bij de in het rapport vastgestelde resultaten.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in hoger beroep niet in geschil dat belanghebbende over het jaar 2015 geen aangifte heeft gedaan, dat aan belanghebbende over 2015 terecht een verzuimboete is opgelegd en dat over 2015 de bewijslast omgekeerd en verzwaard wordt. Voorts is in hoger beroep niet (meer) in geschil dat de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZvW over het jaar 2012 tijdig zijn opgelegd en dat de caravanactiviteiten een bron van inkomen vormen.

In hoger beroep is in geschil of de (navorderings)aanslagen IB/PVV en ZvW over de jaren 2012 tot en met 2015 tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen tot:

(met betrekking tot het jaar 2012) een naar een verzamelinkomen van negatief € 1.317 en een bijdrage-inkomen van nihil.

(met betrekking tot het jaar 2013) een naar een verzamelinkomen van nihil en een bijdrage-inkomen van nihil.

(met betrekking tot het jaar 2014) een naar een verzamelinkomen van negatief € 908 en een bijdrage-inkomen van nihil.

(met betrekking tot het jaar 2015) een naar een verzamelinkomen van negatief € 8.525 en een bijdrage-inkomen van nihil.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

Ten aanzien van het geschil

2012 tot en met 2014

4.1.

De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 niet de vereiste aangiften heeft gedaan zodat voor deze jaren de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Hierbij wijst de inspecteur op het opnemen in de betreffende aangiften van een winst uit onderneming van nihil en het niet door belanghebbende in de aangiften opnemen van balansen en winst- en verliesrekeningen. Belanghebbende heeft dit standpunt gemotiveerd bestreden stellende dat – omdat naar zijn mening niet kon worden gesproken van een bron van inkomen in de vorm van een onderneming – terecht in de aangiften geen balansen en winst- en verliesrekeningen zijn opgenomen noch winst is verantwoord.

4.2.

Artikel 27e in combinatie met artikel 27h, lid 2, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) luidde in onderhavige jaren voor zover van belang als volgt:

‘1. Indien de vereiste aangifte niet is gedaan (…), verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

(…)‘

4.3.

Belanghebbende heeft over de jaren 2012 tot en met 2014 aangiften IB/PVV ingediend. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 april 2015 geoordeeld:

‘2.3.2. Voor de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: belasting) geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de hiervoor bedoelde gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven (zie HR 30 oktober 2009, nr. 07/10513, ECLI:NL:HR:2009:BH1083, BNB 2010/47).‘

Het hof zal daarom eerst aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast beoordelen of en zo ja, in hoeverre sprake is van één of meer inhoudelijke gebreken in de aangiften IB/PVV over 2012 tot en met 2014, die ertoe leiden dat de volgens de aangiften verschuldigde belasting - op zichzelf beschouwd en verhoudingsgewijs - aanzienlijk lager is geweest dan de werkelijk verschuldigde belasting over die jaren.

4.4.

Vaststaat dat belanghebbende in de door hem ingediende aangiften IB/PVV over 2012 tot en met 2014 een belastbare winst van nihil heeft verantwoord en tevens over alle jaren de zelfstandigenaftrek heeft geclaimd. Tijdens het boekenonderzoek (onderdeel 2.4) heeft belanghebbende de in onderdeel 2.4 opgesomde bescheiden aan de controlerend ambtenaar overgelegd. De controlerend ambtenaar heeft – gebruikmakend van de door belanghebbende aangeleverde overzichten van de in- en verkopen caravans, inkoopverklaringen, verkoopfacturen, kolommenbalans over 2012, resultatenrekeningen over 2012 en 2013 en kostenoverzichten over het 2e tot en met 4e kwartaal 2014 – per jaar een omzetberekening en een fiscale winstberekening opgesteld. Hierbij heeft hij de door belanghebbende vermelde kosten steekproefsgewijs beoordeeld aan de hand van aanwezige facturen en de door belanghebbende gestelde ‘maandmutaties’ en arbeidsbeloning echtgenote niet als aftrekbare kosten meegenomen in zijn berekeningen. De controlerend ambtenaar heeft de volgende bedragen aan saldo fiscale winstberekening vastgesteld (kolom I) die na bezwaar hebben geleid tot de volgende bedragen aan belastbare winst uit onderneming (kolom II), verschuldigde IB/PVV (kolom III) en verschuldigde ZvW (kolom IV):

Kolom I

Kolom II

Kolom III

Kolom IV

Over het jaar 2012:

€ 19.468

€ 10.481

€ 0

€ 524

Over het jaar 2013:

€ 43.867

€ 31.464

€ 8.098

€ 1.777

Over het jaar 2014:

€ 34.902

€ 23.754

€ 4.328

€ 1.282

Over het jaar 2015:

€ 24.517

€ 14.823

€ 2.060

€ 718

4.5.

Het hof is van oordeel dat de inspecteur – door op voormelde wijze over de jaren 2012 tot en met 2014 het saldo fiscale winstberekening te berekenen – is geslaagd in de op hem drukkende last aannemelijk te maken dat belanghebbende over 2012 tot en met 2014 winst uit onderneming heeft genoten.

4.6.

Belanghebbende heeft ter zitting bij de rechtbank verklaard dat hij op basis van de in- en verkopen caravans globaal de volgende winstmarges exclusief BTW en bedrijfslasten heeft berekend:

Over het jaar 2012:

€ 30.000

Over het jaar 2013:

€ 35.000

Over het jaar 2014:

€ 40.000

Over het jaar 2015:

€ 28.000

Belanghebbende heeft gesteld dat de controlerend ambtenaar ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de volgende bedrijfslasten:

De kosten over het 3e kwartaal 2013 tot en met het 1e kwartaal 2014.

De kosten van respectievelijk € 7.383 (2014) en € 10.615 (2015) die naar eigen zeggen blijken uit de bankafschriften van belanghebbende en waarvan de onderliggende facturen digitaal bij belanghebbende aanwezig zijn (deze kosten worden door de controlerend ambtenaar aangeduid als ‘maandmutaties’).

De arbeidsbeloning van € 9.000 per jaar voor de echtgenote van belanghebbende.

De door belanghebbende betaalde rentelasten groot € 8.119 (2012), € 7.483 (2013), € 7.214 (2014) en € 6.676 (2015), betreffende een (door hypotheek gezekerd) leningdeel dat volgens belanghebbende is gebruikt voor financiering van bedrijfsvoorraad, bedrijfsgebouwen en bedrijfsauto’s.

Het hof overweegt ter zake het volgende.

4.7.

Op belanghebbende rust de last aannemelijk te maken dat de gestelde kosten zijn gemaakt ten behoeve van belanghebbendes bedrijfsuitoefening. Van belanghebbende mag in dit kader worden verwacht dat hij betreffende die gestelde kosten (kopieën van) onderliggende facturen dan wel andere bewijsstukken overlegt. Omdat belanghebbende in bezwaar noch in beroep noch in hoger beroep betreffende de gestelde kosten bewijsstukken heeft overgelegd noch inzicht heeft gegeven in de aard van de gestelde kosten, heeft hij niet voldaan aan zijn bewijslast en kunnen de hiervoor in onderdeel 4.6 onder a en b genoemde kosten niet in aftrek op de winst worden gebracht.

4.8.

Met betrekking tot de gestelde arbeidsbeloning toekomend aan de echtgenote van belanghebbende geldt ook dat op belanghebbende de last rust aannemelijk te maken dat die arbeidsbeloning staat tegenover door de echtgenote ten behoeve van de onderneming verrichte werkzaamheden. Door belanghebbende is ter zitting van de rechtbank gesteld dat zijn echtgenote de binnenkant van de te verkopen caravans en het kantoor poetst en klanten ontvangt. Belanghebbende heeft geen meewerkovereenkomst tussen hem en zijn echtgenote noch andere bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de echtgenote de gestelde werkzaamheden heeft verricht. Het had voor de hand gelegen dat belanghebbende ter zake bijvoorbeeld een verklaring van de echtgenote en/of verklaringen van klanten of leveranciers en/of urenspecificaties zou hebben overgelegd. Ook heeft belanghebbende nagelaten een concrete berekening van de gestelde arbeidsbeloning over te leggen. Gelet hierop en op hetgeen de inspecteur heeft gesteld met betrekking tot de tegenstrijdige verklaringen van belanghebbende tijdens het boekenonderzoek, is belanghebbende niet geslaagd in zijn bewijslast en kunnen de arbeidsbeloningskosten niet in aftrek op de winst worden gebracht.

4.9.

Vaststaat dat op de woning van belanghebbende een hypothecaire schuld rust groot € 315.000 en dat hiervan € 99.900 als eigenwoningschuld kan worden aangemerkt. De inspecteur heeft onweersproken gesteld en met bewijsstukken onderbouwd dat in de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV over 2006 tot en met 2011 het restantdeel (€ 215.100) als schuld in box III is verantwoord, met als omschrijving in de aangiften over de jaren 2007 tot en met 2009: ‘Hypotheek consumptief deel’. Uit de door de voormalige adviseur [A] opgestelde verlies- en winstrekeningen over 2012 en 2013 betreffende [handelsnaam 1] – die door belanghebbende tijdens het boekenonderzoek zijn overgelegd – blijkt ook niet van de hiervoor onder d genoemde rentelasten. Op belanghebbende drukt de last te bewijzen dat bedoeld restantdeel van de hypothecaire lening is aangewend voor financiering van voorraad, bedrijfsgebouwen en -auto’s binnen de onderneming. Belanghebbende heeft hiervoor geen enkel bewijsstuk aangedragen noch dit – mede gelet op het vorenstaande – op andere wijze aannemelijk gemaakt. Het hof is van oordeel dat genoemde rentelasten niet in aftrek op de winst kunnen worden gebracht.

4.10.

Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen luidt de conclusie dat de (navorderings)aanslagen IB/PVV en ZvW over 2012 tot en met 2014 tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. De vraag of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard behoeft dan geen beantwoording meer.

2015

4.11.

Tussen partijen is niet in geschil dat over 2015 niet de vereiste aangifte is gedaan en dat de bewijslast (daardoor) wordt omgekeerd en verzwaard. Op belanghebbende rust de last (overtuigend) te doen blijken dat het door de inspecteur vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning en bijdrage-inkomen onjuist zijn. Belanghebbende heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat de materiele belastingschuld over 2015 op nihil uitkomt. Belanghebbende wijst daarbij op de in onderdeel 4.6, letters b, c en d genoemde kosten.

4.12.

Gelet op hetgeen het hof heeft overwogen in de onderdelen 4.7 tot en met 4.9 heeft belanghebbende niet overtuigend aangetoond dat hij in 2015 de in onderdeel 4.6, letters b, c en d genoemde kosten heeft gemaakt.

4.13.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de inspecteur, door bij de berekening van de belastbare winst uit onderneming geen rekening te houden met de in onderdeel 4.6, letters b, c en d genoemde kosten, het belastbaar inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen over 2015 in redelijkheid heeft vastgesteld.

Tussenconclusie

4.14.

Het hoger beroep is ongegrond.

Ten aanzien van het griffierecht

4.15.

Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

4.16.

Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb .

5 Beslissing

Het hof:

verklaart het hoger beroep ongegrond;

bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door L.B.M. Klein Tank, voorzitter, P. Fortuin en J.J. van den Broek, in tegenwoordigheid van A. Muller, als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

de naam en het adres van de indiener;

de dagtekening;

een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

ECLI:NL:RBZWB:2020:5155

Hoge Raad 24 april 2015, nr. 14/04104, ECLI:NL:HR:2015:1083, BNB 2015/176.

Vgl. onder meer Hoge Raad 23 september 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY0916, BNB 1959/338.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature