Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bekrachtiging uithuisplaatsing.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak : 14 januari 2021

Zaaknummer : 200.285.830/01

Zaaknummer 1e aanleg : C/02/378477 / JE RK 20-2135

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen,

tegen

Raad voor de Kinderbescherming,

regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de raad.

Deze zaak gaat over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

- Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI)).

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 oktober 2020 en 10 november 2020.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 november 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikkingen gedeeltelijk te vernietigen en te bepalen dat de machtiging uithuisplaatsing ten onrechte is afgegeven en dat [minderjarige] thuis geplaatst dient te worden.

2.2.

De raad heeft geen verweerschrift ingediend.

2.2.1.

De GI heeft op 21 december 2020 een verweerschrift ingediend.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;

- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI] .

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- Het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 26 november 2020.

3 De beoordeling

3.1.

Uit de moeder is - voor zover hier van belang - op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren.

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

3.2.

Bij de bestreden beschikking van 29 oktober 2020 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 12 november 2020. Tevens heeft de kinderrechter bij deze beschikking een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieder tot 12 november 2020. De verzoeken zijn voor het overige aangehouden.

3.3.

Bij de bestreden beschikking van 10 november 2020 heeft de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling verlengd voor de periode van 12 november 2020 tot 29 januari 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

3.4.

De moeder kan zich met de beslissing betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.5.

De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het volgende aan.

De machtiging uithuisplaatsing is destijds op onjuiste gronden afgegeven en er is thans nog steeds geen grond voor een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft zelf hulp gezocht. Zij heeft altijd open gestaan voor hulpverlening. Er is nooit sprake geweest van een onveilige opvoedsituatie bij de moeder. De moeder ontkent met klem dat zij [minderjarige] heeft mishandeld. De uitspraken die zij heeft gedaan deed zij in een situatie waarin het haar te veel werd. De uitspraken moeten niet letterlijk worden genomen. De moeder staat overal alleen voor, zij moet hard werken en alleen voor [minderjarige] zorgen. Een uithuisplaatsing is een laatste redmiddel en is in dit geval een stap te ver. Er is onvoldoende gekeken naar welke hulpverlening geschikt is voor dit gezin, de hulpverlening die er was, was niet de juiste. Er is te snel uit huis geplaatst; er had in het kader van de ondertoezichtstelling andere hulpverlening kunnen worden ingezet.

3.6.

De raad voert tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan.

De raad kan zich inleven in het gevoel van de moeder dat de uithuisplaatsing voor haar erg onverwacht is gekomen. Echter, de raad stelt zich op het standpunt dat de uithuisplaatsing wel degelijk op de juiste gronden is afgegeven. Ondanks de aanwezige hulpverlening voor [minderjarige] en de moeder is de situatie verslechterd. Ook heeft de moeder zich in het kader van die hulpverlening onvoldoende actief opgesteld, hetgeen met name bij vrijwillige hulpverlening van groot belang is. De actuele aanleiding tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] vormde de spreekwoordelijke druppel. Geen sprake was (meer) van een veilige thuissituatie voor [minderjarige] , zodat is ingegrepen. Daarbij komt dat [minderjarige] forse gedragsproblematiek laat zien. Er moet onderzocht worden wat de oorzaak van deze gedragsproblemen is, welke hulpverlening daarbij passend is en welke ondersteuning moeder daarbij nodig heeft. Tijdens de opname in Sterk Huis van [minderjarige] en de moeder kan de noodzakelijke observatie plaatsvinden. De raad ondersteunt de plaatsing van [minderjarige] en de moeder in Sterk Huis. Het uitgangspunt bij de uithuisplaatsing is dat [minderjarige] na verloop van tijd, met de juiste hulpverlening, weer naar huis kan terugkeren.

3.7.

De GI voert in het verweerschrift zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan.

De GI is het eens met het standpunt van de raad. De moeder doet enorm haar best en de band tussen [minderjarige] en de moeder is heel goed. Echter, de moeder is overbelast en de hulpverlening heeft onvoldoende resultaat gehad. Die hulpverlening was overigens ook niet steeds adequaat. [minderjarige] heeft forse gedragsproblemen en de oorzaak daarvan is niet duidelijk. Er zijn veel verschillende verhalen, van de moeder, van school, van [minderjarige] zelf. Op dit moment is het in het belang van [minderjarige] en de moeder dat de oorzaak van die gedragsproblemen onderzocht wordt, dat onderzocht wordt waar die verschillende verhalen vandaan komen en ook welke hulpverlening het beste kan worden ingezet. Met een plaatsing in het ouder-kind huis zal dit duidelijk kunnen worden.

3.8.

Het hof overweegt het volgende.

3.8.1.

Het beroep van de moeder ziet uitsluitend op de machtiging tot uithuisplaatsing.

3.8.2.

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet , die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.

3.8.3.

Het hof heeft te toetsen of aan de wettelijke vereisten voor het geven van een machtiging tot uithuisplaatsing op het moment van afgifte, te weten op 29 oktober 2020, is voldaan, alsook of thans nog altijd aan die vereisten is voldaan.

Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [minderjarige] forse gedragsproblemen heeft. De moeder ontkent dit ook niet. Zij kan heftige woedeaanvallen hebben en de oorzaak van haar gedrag is niet duidelijk. De moeder heeft vóór de uithuisplaatsing zelf hulp gevraagd. Er is toen bijna een jaar hulpverlening betrokken geweest van (onder andere) Zorgokee, MEE en Impegno. Deze hulpverlening heeft niet geleid tot een verbetering van de situatie. Gebleken is voorts dat de moeder op meerdere manieren liet zien dat zij steeds meer werd overvraagd. Zij werkt full-time, draagt helemaal alleen de zorg voor [minderjarige] en heeft een beperkt netwerk waarop zij kan terugvallen. Zij reageerde destijds vaak boos en emotioneel op [minderjarige] en ook op de hulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder ook aangegeven dat zij de problematiek van [minderjarige] (momenteel) niet aankan. De zorgelijke uitspraken van [minderjarige] over mishandeling, of die nou waar zijn of niet, het gegeven dat de situatie thuis ondanks de hulpverlening niet verbeterde, en het beeld dat moeder liet zien, maakten dat een uithuisplaatsing noodzakelijk was om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen.

Het hof is van oordeel dat ook thans nog aan de vereisten voor een machtiging tot uithuisplaatsing is voldaan. Immers, de oorzaak voor het gedrag van [minderjarige] is nog steeds niet duidelijk en dient te worden onderzocht. Er dient duidelijkheid te komen over de interactie tussen [minderjarige] en haar moeder alsook over de vraag welke hulpverlening [minderjarige] en moeder nodig hebben. Met de observatie in het ouder-kind-huis kan (meer) inzichtelijk worden gemaakt wat de oorzaak van de gedragsproblemen van [minderjarige] is en welke hulpverlening moet worden ingezet, met als doel dat [minderjarige] en de moeder weer thuis kunnen wonen. Voldoende duidelijk is geworden dat deze observatie niet mogelijk is in de thuissituatie van [minderjarige] , en dat de door de GI beoogde opname in het ouder-kind-huis daarvoor het geëigende middel is. In dit ouder-kind-huis kunnen [minderjarige] en de moeder samen zijn, maar wel met begeleiding. Het hof acht de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook nog altijd noodzakelijk.

3.9.

Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden bekrachtigd.

4 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 29 oktober 2020 en 10 november 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. van den Beld, C.N.M. Antens en K.A. Boshouwers en is op 14 januari 2021 door mr. C.N.M. Antens uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature