Uitspraak
Parketnummer: 20-002039-20
Uitspraak : 6 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, gewezen op het beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ‘s-Hertogenbosch van 15 september 2020, in de strafzaak onder parketnummer 96-159252-20 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres] .
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .
Toegepaste wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
Gepleegd: op 30 april 2020 te Grave.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2018, parketnummer 96-075092-18, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Dit arrest is mondeling gewezen door mr. F.C.J.E. Meeuwis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 september 2021.