Uitspraak
Parketnummer: 20-000718-21
Uitspraak : 2 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch van 5 maart 2021, in de strafzaak onder parketnummer 96-183180-20 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres] .
Kwalificatie
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1)
in eendaadse samenloop begaan met (feit 2)
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .
Gepleegd op 28 mei 2020 te Deurne .
Toegepaste wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is mondeling gewezen door mr. C.P.J. Scheele.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2021.