Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

geschil over de afspraken die partijen hebben gemaakt over de koop en doorverkoop van een paard en de verrekening van kosten die voor dat paard zijn gemaakt. Beroep op dwaling; uitleg: inhoud van afspraken over verrekening van kosten bij doorverkoop.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.240.517

arrest van 29 juni 2021

in de zaak van

[appellant] , handelend onder de naam [de LLC] ,

wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten,

appellant in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel,

verweerder in het incident,

hierna aan te duiden als: [appellant] ,

advocaat: mr. F. Zoer te Meppel,

tegen

[de vennootschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde in principaal appel en appellante in incidenteel appel,

eiseres in het incident,

hierna aan te duiden als: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,

op het bij exploot van dagvaarding van 18 mei 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis

van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 21 februari 2018,

gewezen tussen [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en [geïntimeerde] als eiseres

in conventie, verweerster in reconventie.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 15 september 2020 hebben op 11 januari 2021 getuigenverhoren plaatsgehad (zogenoemde enquêtes). Daarvan is een verslag gemaakt (het proces-verbaal). Vervolgens hebben beide partijen zich hierover uitgelaten in memories na de gehouden enquêtes en hebben zij het hof gevraagd opnieuw uitspraak te doen.

2 Vervanging van een raadsheer

Raadsheer mr. S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm maakt geen deel meer uit van het hof en is bij deze uitspraak vervangen door mr. H. de Hek. Het hof merkt daarbij op dat in deze zaak geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, zodat voor deze vervanging geen toestemming vereist is.

3 De verdere beoordeling

3.1

In het tussenarrest heeft het hof vastgesteld dat de prijs die [appellant] aan [geïntimeerde] heeft betaald, was gebaseerd op de koopprijs die zij op haar beurt met [betrokkene] was overeengekomen. Het hof achtte het aannemelijk dat [betrokkene] het [het paard] aan [geïntimeerde] heeft verkocht voor € 10.000,- en dat hij € 5.000,- heeft ontvangen, nadat [geïntimeerde] € 5.000,- aan kosten op die koopprijs in mindering had gebracht. Als dat inderdaad is gebeurd - en alleen dan -, heeft

[geïntimeerde] [appellant] zowel over de onderhandelingen met [betrokkene] als over de met [betrokkene] overeengekomen koopprijs onjuist voorgelicht. Het gevolg daarvan zou zijn dat [appellant] met een aandeel in de koopprijs van € 20.000,- akkoord is gegaan in plaats van met € 5.000,-.

[geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld dit te ontzenuwen (tegenbewijs te leveren).

3.2

Het hof heeft zijn voorlopige oordeel met name gebaseerd op de inkoopverklaring, waarin staat dat [betrokkene] [het paard] voor € 10.000,- aan [geïntimeerde] heeft verkocht, en de mededeling van [betrokkene] dat hij € 5.000,- voor dat paard had ontvangen. Hij vroeg zich toen af of hij dat bedrag op de verklaring moest vermelden, of € 10.000,-, omdat de kosten van [geïntimeerde] in feite daarna bij hem in rekening zijn gebracht. [geïntimeerde] antwoordde: “Ja graag 10.000 euro ivm kosten”. Bovendien heeft [betrokkene] [appellant] laten weten dat oorspronkelijk € 20.000,- met

[geïntimeerde] was overeengekomen, maar dat zijn dierenarts daarna een afwijking bij het dier constateerde (OC). Dat impliceert immers dat volgens hem uiteindelijk een lagere prijs is overeengekomen dan € 20.000,-, en niet een hogere, aldus het hof in het tussenarrest.

3.3

Als getuigen zijn gehoord de enig eigenaar en aandeelhouder van [geïntimeerde] ,

[getuige 1] en de boekhouder van [geïntimeerde] , [getuige 2] . Hun verklaringen zullen hierna worden geciteerd en besproken.

Getuige [getuige 1] :

“De beer [betrokkene] kende ik via een commissionair, [commissionair] . Het paard [het paard] was het privé-eigendom van [betrokkene] , misschien ook van zijn vrouw. Het paard ging in die tijd al in de Grand Prix, maar hij wilde het wel verkopen omdat de kosten voor hem de pan uit rezen.

Soms koop ik in zo’n situatie het paard zelf in, en als ik een paard in consignatie krijg, dan kan ik het voor de eigenaar verkopen. Het komt voor dat ik vervolgens maandelijks de kosten in rekening breng, maar soms worden de totale kosten pas bij verkoop in rekening gebracht. Daar zijn ook varianten in: de kosten kunnen bij koper worden gelegd, maar ook bij de verkoper. Een variant is verder dat onderscheid wordt gemaakt in de aard van de kosten (stalling en training). Ik heb het dan over de vraag wie die kosten moet betalen. In dit geval heb ik kosten gemaakt tot aan de verkoop. Dat duurde vanaf 2012 tot oktober 2015. Tegenover die kosten staan geen prijzengelden, want bij het rijden van wedstrijden krijg je niet veel meer dan een bekertje ofzo.

Het duurde dus lang voordat het paard kon worden verkocht, en de kosten zijn uiteindelijk opgelopen tot ongeveer 41.000 euro. [appellant] wilde graag een Grand Prix paard, en zeker dit paard. Het was namelijk een zogenaamde school-master. Dat is een ouder paard, met goede prestaties op het hoogste niveau. Dergelijke paarden zijn met name in Amerika gewild. Het was in zoverre een win-winsituatie: het paard kon naar [plaats] en er kon Grand Prix mee worden gereden. Voor mij en voor [appellant] bestond ook de mogelijkheid dat we er nog winst mee konden maken. [appellant] is naast mij voor de helft eigenaar geworden omdat hij er slechts 20.000 euro voor wilde betalen.

Over de inkoopverklaring kan ik het volgende zeggen: bij verkoop heb je een inkoopverklaring nodig. Op zo’n inkoopverklaring kan je de waarde niet op nul zetten. Ik heb daarom met mijn boekhouder overlegd wat we moesten doen. [betrokkene] wilde immers het paard voor 40.000 euro verkopen, en de kosten waren al hoger dan dat. De boekhouder heeft toen tegen mij gezegd dat zij 31.000 euro aan gemaakte kosten al had verwerkt, en dat de 10.000 euro die nog niet waren verwerkt als koopprijs in de verklaring konden worden opgenomen. Dat is ook zo gebeurd. Deze gang van zaken komt ook overeen met de e-mail van [betrokkene] aan mij van 12 november 2015. Daarin vraagt hij mij of hij 10.000 euro in de verklaring moet zetten, of 5.000 euro. Het verschil van 5.000 euro is het bedrag dat ik hem heb betaald, terwijl ik daar niet toe verplicht was. Ik heb dat uit de goedheid van mijn hart gedaan. Dat betekent dat mijn kosten ruim 46.000 euro waren, dat ik het tegenover

[appellant] heb gehouden op 40.000 euro en dat hij dus 20.000 euro voor het paard heeft betaald, en ik ongeveer 26.000 euro.

In een app aan [appellant] zegt meneer [betrokkene] dat oorspronkelijk 20.000 euro voor het paard was afgesproken, maar dat de dierenarts zei dat het OC had. Dat is een afkorting voor de afvlakking op het spronggewricht van het paard. Voor de sport betekent dat niets, het is slechts een schoonheidsfout (een contourdefect). Wat [betrokkene] verder in die app zegt over de koopprijs snap ik niet en klopt ook niet. Ik heb het paard namelijk van hem voor 40.000 euro binnengekregen. Dat was de startprijs voor het paard. [betrokkene] wist op het moment van de verkoop dat mijn kosten waren opgelopen tot 41.000 euro. Een overzicht van die kosten had hij op dat moment niet. Hij wist echter wel dat die kosten in dit soort situaties hoog kunnen oplopen. Het gaat dan om kosten voor stalling, eten, drinken, verzorging, ruiter, grooms, hoefsmid, behandelingen en transport.

Ik ben zelf mede-eigenaar van [het paard] geworden omdat ik dacht met de doorverkoop in de VS nog wat winst te kunnen halen.”

Getuige [getuige 2]

“Ik ben sinds 2008 boekhouder van [de vennootschap] In die hoedanigheid adviseer ik de B.V. ook regelmatig. Wat het paard [het paard] betreft: in eerste instantie werd 40.000 euro voor dit paard gevraagd. Ik weet nu niet meer wanneer die prijs mij bekend is geworden, maar de eerste vraagprijs werd gevraagd een aantal jaren voordat het paard in 2015 werd verkocht. Het was de bedoeling om het paard [het paard] aan de partij in de US te verkopen, dhr. [appellant] . Ik had daarvoor een inkoopverklaring nodig voor de administratie, maar in dit geval was het zo dat het paard al een paar jaar bij mevrouw

[geïntimeerde] op stal stond. En dat ik de kosten tot 2015 al definitief in de administratie had verwerkt. Ik heb daarom geadviseerd om de koopprijs op de inkoopverklaring gelijk te stellen aan het bedrag aan kosten dat ik dacht nog te moeten verwerken in 2015. Dat was 10.000 euro. Dus de redenering was dat [geïntimeerde] dat bedrag dan niet zou hoeven te betalen, omdat die kosten over 2015 er nog af zouden gaan voor een gelijk bedrag, en dat het ook niet nodig was om voor de kosten die ik al had verwerkt een factuur aan de verkoper te sturen. Als ik dat wel had gedaan, dan hadden we 40.000 euro op de inkoopfactuur moeten zetten. Die kosten heb ik vastgesteld door uit te gaan van gemiddelden.

Voor [het paard] heb ik niet de opdracht gekregen om specifiek kosten uit te rekenen. Bij dergelijke berekeningen ga ik uit van een totaal aan kosten, rekening houdend met het aantal paarden dat op stal staat. Op die manier kwam ik ten aanzien van [het paard] tot en met 2014 uit op 30.000 a 31.000 euro en voor 2015 op 10.000 euro. U houdt mij voor wat dhr. [betrokkene] in een whatsapp aan dhr. [appellant] heeft geschreven over een eerste koopprijs van 20.000 euro. Daar kan ik uit eigen wetenschap niets over zeggen. Ik hen er achteraf achter gekomen dat er nog 5.000 euro aan [betrokkene] is betaald. Volgens mevrouw [getuige 1] was dat een betaling uit coulance, omdat [betrokkene] uiteindelijk niets aan het paard had verdiend. Ik heb dat bedrag van de rekening afgehaald.”

3.4

Het hof constateert dat hiermee een zodanige verklaring is gegeven voor het feit dat op de inkoopfactuur een koopsom van € 10.000,- is vermeld en voor de betaling van € 5.000,- aan [betrokkene] , dat [geïntimeerde] geslaagd moet worden geacht in het leveren van het tegenbewijs dat aan haar is opgedragen. Die constatering houdt niet in dat haar lezing van de gebeurtenissen nu vaststaat, maar alleen dat niet vaststaat wat [appellant] haar heeft verweten. Een verdergaande constatering is voor de beoordeling niet van belang, omdat het op de weg van [appellant] ligt zijn stellingen te bewijzen. Bovendien staat de lezing van [geïntimeerde] niet vast. Zij is immers niet steeds consequent over de gemaakte kosten, en onverklaard blijft waarom [betrokkene] heeft geschreven dat oorspronkelijk € 20.000,- met [geïntimeerde] was overeengekomen, maar dat zijn dierenarts daarna een afwijking bij het paard constateerde.

[betrokkene] is niet als getuige opgeroepen, en heeft hierover dus geen duidelijkheid kunnen verschaffen. Mede daarom staan de wel afgelegde getuigenverklaringen eraan in de weg dat de door [geïntimeerde] verdedigde gang van zaken als ongeloofwaardig van de hand moet worden gewezen. Die verklaringen geven weliswaar blijk van een creatieve opvatting over boekhouding, maar sluiten wel op elkaar aan en zijn op zichzelf niet ongeloofwaardig. Ze vinden bovendien steun in het door het hof al geconstateerde feit dat de beheerkosten zeer hoog kunnen oplopen, zoals [appellant] heeft aangevoerd, en het feit dat [het paard] in Amerika voor $ 63.500,- kon worden verkocht. Die prijs is niet goed te verenigen met een verkoopprijs van slechts € 10.000,- en lijkt bovendien de bevestigen dat OC geen wezenlijke invloed heeft op de waarde van een paard.

3.5

Het voorgaande betekent dat het beroep van [appellant] op bedrog, dwaling en onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] geen doel treft, en dat de koopovereenkomst niet op grond van artikel 6:230 lid 2 BW kan worden gewijzigd.

3.6

De toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] door de rechtbank wordt echter wel vernietigd, omdat [appellant] alle door hem opgevoerde kosten bij realisatie van een opbrengst op de koopsom van het paard in Amerika in mindering kon brengen, voordat de netto opbrengst bij helfte zou worden verdeeld. In mindering kon dus worden gebracht USD 33.244,47, en niet slechts USD 12.813,56, zoals de rechtbank heeft geoordeeld. De rekensom wordt daarmee als volgt.

3.7

De opbrengst van [het paard] in Amerika van USD 63.500,- moet na vermindering met USD 33.244,47 aan kosten bij helfte worden gedeeld. [geïntimeerde] komt dus toe

(63.500 - 33.244,47) : 2 = USD 15.127,76. Omdat vaststaat dat [appellant] ter zake van de verkoop van [het paard] al USD 1.873,25 heeft betaald, moet hij nog (15.127,76 - 1.873,25 =) USD 13.254,52 aan [geïntimeerde] te betalen, te vermeerderen met de handelsrente – tegen toewijzing van de handelsrente door de rechtbank is geen bezwaar gemaakt door [appellant] - vanaf

29 juli 2016.

3.8

Voor zover [geïntimeerde] in dit hoger beroep meer heeft gevorderd, wijst het hof die vordering af.

3.9

De conclusie: het bestreden vonnis wordt deels vernietigd. Gelet op de wijze waarin partijen door het hof over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, zal worden beslist dat zij in hoger beroep ieder hun eigen proceskosten moeten dragen (compensatie van proceskosten).

4 De uitspraak

Het hof:

1. vernietigt het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg van

21 februari 2018 voor zover [appellant] daarin is veroordeeld aan [geïntimeerde] USD 23.469,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 29 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;

2. beslist in plaats daarvan als volgt.

3. veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] USD 13.254,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 29 juli 2016 tot de dag van volledige betaling;

4. bekrachtigt het genoemde vonnis voor het overige;

5. bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten in dit hoger beroep moet dragen;

6. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

7. wijst af wat verder is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, K.M. Makkinga en H. de Hek, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juni 2021.

griffier rolraadsheer


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature