U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Opruiing. Coronapandemie. De verdachte heeft anderen aangezet tot het plegen van een strafbaar feit. Daartoe heeft hij een bericht op Facebook geplaatst, waarin werd opgeroepen een coronatestlocatie (waarin onder meer kinderen werden getest) ‘in de hens’ te zetten.

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Parketnummer : 20-000675-21

Uitspraak : 29 juni 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 10 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-062668-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1984,

wonende te [woonadres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien’ veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis waarvan € 375,00 subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waarbij door de politierechter is bepaald dat het onvoorwaardelijke deel van voormelde geldboete mag worden voldaan in drie termijnen van elk € 100,00 per maand en één maandelijkse termijn van € 75,00.

De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsmiddelen en met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 5 maart 2021 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte, middels het Facebookaccount ‘ [Facebookaccount] ’ een bericht geplaatst en/of gedeeld op het Facebookaccount ‘Nederland in Verzet’ met de inhoud: ‘In de hens zetten dit’.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 5 maart 2021 in Nederland, in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte, middels het Facebookaccount ‘ [Facebookaccount] ’ een bericht geplaatst op het Facebookaccount ‘Nederland in Verzet’ met de inhoud: ‘In de hens zetten dit’.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Zuid, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer PL2100-2021049371, gesloten d.d. 9 maart 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-17.

Met betrekking tot het bewezenverklaarde feit volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering .

1.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2021 met bijlage, dossierpagina’s 3-5, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] inzake het door de verdachte op Facebook geplaatste bericht op de pagina ‘Nederland in Verzet’.

2.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2021, dossierpagina’s 6-7, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] inzake het onderzoek naar de identiteit van degene die het gewraakte bericht op Facebook heeft geplaatst.

3.

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zesentwintigste meervoudige kamer voor strafzaken, van 15 juni 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] ter zake van opruiing, zoals bewezen is verklaard.

Bewijsoverwegingen

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

in het openbaar, bij geschrift, opruien tot enig strafbaar feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straffen

Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing. De verdachte heeft anderen aangezet tot het plegen van een strafbaar feit. Daartoe heeft hij een bericht op Facebook geplaatst, waarin werd opgeroepen een coronatestlocatie (waarin onder meer kinderen werden getest) ‘in de hens’ te zetten.

De regering heeft ter bestrijding van de coronapandemie ingrijpende maatregelen moeten treffen om te trachten de oplopende besmettingen een halt toe te roepen en de ziekenhuizen te ontlasten. In dat kader zijn ook testlocaties ingericht, teneinde burgers in de gelegenheid te stellen om zichzelf te laten testen of zij het coronavirus onder de leden hebben. Deze testlocaties zijn derhalve dienstig aan de bescherming van de volksgezondheid, aangezien burgers die besmet blijken te zijn, doorgaans ervoor zullen kiezen om in quarantaine te gaan, opdat anderen niet geïnfecteerd zullen worden.

Door op te roepen tot het in brand steken van een dergelijke testlocatie wordt het ontoelaatbare risico gecreëerd dat anderen daartoe daadwerkelijk zullen overgaan. Dit geldt temeer nu ten tijde van het bewezenverklaarde grote maatschappelijke onrust bestond over de genomen coronamaatregelen. Recent was in een coronatestlocatie te Urk brand gesticht en een explosief afgegaan bij een coronatestlocatie in Bovenkarspel.

Het laakbare gedrag van de verdachte is volstrekt onacceptabel en dient naar het oordeel van het hof, niet alleen uit het oogpunt van generale preventie, maar zeker uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, te worden bestraft, opdat de samenleving daartegen wordt beschermd.

Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 mei 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.

Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij bij zijn ouders inwoont, gedurende 20 uren per week allerhande werkzaamheden verricht voor een kunststofproductiebedrijf en daarmee ongeveer € 900,00 per maand verdient. Voorts lijkt uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren te zijn gekomen dat de verdachte zich schuldbewust toont ten aanzien van het kwalijke van zijn gedrag.

Het hof stelt voorop dat het in zaken als deze, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, uit het oogpunt van generale preventie en in verband met een juiste normhandhaving, doorgaans een gevangenisstraf van onvoorwaardelijke duur pleegt op te leggen. Voor doorsnee gevallen van coronagerelateerde opruiing, indien alleen wordt opgeruid tot enig strafbaar feit, acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 tot 3 maanden op zijn plaats.

Het feit dat eenieder in Nederland zich door de uitbraak van het coronavirus in een uitzonderlijke situatie bevindt, zeker ten tijde van het bewezenverklaarde, en het handelen van de verdachte op die situatie betrekking heeft, maakt dat de binnen de staande magistratuur ontwikkelde richtlijnen, dienende als indicatie voor een gebruikelijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van opruiing, niet op de onderhavige situatie van toepassing zijn. Deze richtlijnen zijn immers niet voor deze uitzonderlijke situatie geschreven, temeer nu ten tijde van het opstellen daarvan de aard en omvang van de coronapandemie niet kon worden voorzien. Hetzelfde heeft te gelden voor jurisprudentie daterend van vóór de uitbraak van de coronapandemie, welke jurisprudentie de raadsman heeft aangehaald om zijn straftoemetingspleidooi kracht bij te zetten.

Tegen voormelde achtergrond zou oplegging van een (deels voorwaardelijke) geldboete – waartoe de politierechter heeft gevonnist – naar ’s hofs oordeel volstrekt onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. Voorts zou daarvan jegens potentiële opruiers in onvoldoende mate een afschrikwekkend effect uitgaan. Het hof zal derhalve, zoals eveneens is gevorderd door de advocaat-generaal, kiezen voor een andere strafmodaliteit.

Ofschoon het hof, zoals reeds is overwogen, voor een feit als het onderhavige in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf pleegt op te leggen, leidt al het voorgaande er evenwel toe dat de weegschaal waarmee de op te leggen straf wordt bepaald in dit geval niet doorslaat naar de strafmodaliteit van een onvoorwaardelijke, maar naar die van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van substantiële duur. Daarbij heeft het hof tevens in aanmerking genomen dat de coronapandemie thans op zijn retour lijkt te zijn, waardoor het strafdoel van generale preventie minder op de voorgrond staat.

Alles afwegende acht het hof mitsdien oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds en met name de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 131 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door:

mr. drs. K.J. van Dijk, voorzitter,

mr. F. van Es en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,

en op 29 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Van Es voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature