U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek vervangende toestemming verhuizing (en voorwaardelijke verzoeken) in bestreden beschikking afgewezen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 20 februari 2020

Zaaknummer: 200.267.008/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/357916 / FA RK 19-2148

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. K. Steenbergen-van Straten,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren.

Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 2013 (hierna te noemen: [minderjarige] ).

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 4 juli 2019.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2019, zoals toegelicht ter mondelinge behandeling van het hof, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en daarvoor in de plaats, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] ;

aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool] te [plaats 2] ;

de zorgregeling te wijzigen zoals weergegeven onder punt 33 van het beroepschrift althans een zorg- en contactregeling vast te stellen als het hof juist acht.

Kosten rechtens.

2.2.

Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2019, heeft de vader verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vrouw in dit beroep af te wijzen.

2.3.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 20 juni 2019;

het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 8 november 2019.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

de moeder, bijgestaan door mr. K. Steenbergen-van Straten;

de vader, bijgestaan door mr. Hendrikx-Heeren;

de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.5.

Na de mondelinge behandeling heeft het hof nog kennisgenomen van:

- het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 9 januari 2020;

- het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 13 januari 2020.

3 De beoordeling

3.1.

De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

Uit de relatie van de ouders is [minderjarige] geboren.

De vader heeft [minderjarige] erkend.

De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.

[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.

3.2.

De ouders hebben een ouderschapsplan opgesteld. Het ouderschapsplan is ondertekend op 31 augustus 2016.

In bijlage I bij het ouderschapsplan is een zorgregeling opgenomen. Op grond van die regeling verblijft [minderjarige] een keer per twee weken van vrijdagavond tot en met dinsdagmiddag bij de vader, die evenals de moeder in [woonplaats] woont. Daarnaast is in het ouderschapsplan bepaald dat [minderjarige] de helft van de vakanties bij beide ouders verblijft.

Er is in het ouderschapsplan ook bepaald dat bij een voorgenomen verhuizing de ouders vooraf met elkaar in overleg zullen treden, rekening houdend met de overeengekomen omgangregeling en dat de ouders ervoor zullen zorgen dat de afstand tussen hen geen onredelijke belasting voor [minderjarige] zal vormen. Uitgangspunt daarbij is dat de ouders binnen een straal van maximaal 20 km van elkaar blijven wonen om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet ernstig te verstoren.

3.3.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, de verzoeken van de moeder betreffende vervangende toestemming tot verhuizing met [minderjarige] van [woonplaats] naar de gemeente [gemeente] en tot inschrijving van [minderjarige] op een basisschool in die omgeving, alsmede het (voorwaardelijke) verzoek tot vaststelling van een zorgregeling, afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

3.4.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.5.

De moeder voert in het kader van haar verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing met [minderjarige] , kort samengevat, het volgende aan.

De moeder dient de kans te krijgen om met [minderjarige] elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, nu hoofdzakelijk de moeder de zorg voor [minderjarige] draagt.

De moeder wil terugkeren naar de boerderij waar zij is opgegroeid. De boerderij is in 1862 door de overgrootvader van de moeder gebouwd en daarna in de familie gebleven. De ouders van de moeder woonden daar nog samen, totdat op [datum] 2019 de vader van de moeder is overleden. Dat maakt het (emotionele) belang van de moeder en haar familie bij het behoud van de boerderij nog groter. De moeder van de moeder (oma) kan niet alleen in de boerderij blijven wonen vanwege de hoge lasten. Oma heeft echter onvoldoende middelen om een andere woning te betrekken. Het zou financieel gezien het meest gunstig zijn als de moeder in de boerderij gaat wonen en met oma een huurovereenkomst aangaat. Zij wil dan in de boerderij een Bed & Breakfast exploiteren, met aangrenzend een camping. Dit is de enige manier waarop de boerderij in de familie kan blijven. De moeder kan bovendien op deze manier voor oma zorgen, die een verhoogde zorgbehoefte heeft. Niemand anders in de familie kan deze rol op zich nemen en er zijn geen middelen om betaalde hulp in te schakelen.

In het ouderschapsplan is opgenomen dat bij een verhuizing als uitgangspunt zal worden gehanteerd dat de ouders binnen een straal van 20 km van elkaar zullen blijven wonen om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet ernstig te verstoren. Als de moeder op 20 km afstand was gaan wonen, had dit echter ook gevolgen gehad voor de huidige zorgregeling. In de praktijk lukt het de vader nooit om doordeweeks extra/spontaan met [minderjarige] contact te hebben. Er is intussen sprake van een wijziging van omstandigheden die afwijking van de bepalingen in het ouderschapsplan rechtvaardigen.

De vader zou kunnen gaan werken bij een vestiging van zijn werkgever die ligt op 42 km afstand van de boerderij en hij zou in die omgeving kunnen gaan wonen. Op die manier kan de huidige zorgregeling worden voortgezet.

De moeder heeft ook voorgesteld dat [minderjarige] één weekend per maand extra bij de vader zal zijn, van vrijdagavond tot zaterdagavond. Het doordeweekse contact dat wegvalt in geval van verhuizing bedraagt netto vierenhalf uur per twee weken. De zorgtaken van de vader die hierbij wegvallen, worden gecompenseerd in het extra weekend en de vakanties. De band tussen ouders en hun kinderen wordt bovendien niet enkel gevormd door de mate van zorg die zij uitoefenen, zodat de afstand er niet aan in de weg hoeft te staan dat de vader en [minderjarige] een band met elkaar kunnen blijven onderhouden. De rol van de vader is ook wezenlijk anders dan die van de moeder, gezien het feit dat de moeder toch al het grootste deel van de zorg voor [minderjarige] draagt. Kortom, de verhuizing hoeft effectief niet een vermindering van het contact tussen de vader en [minderjarige] tot gevolg te hebben. De moeder is ook bereid reistijd voor haar rekening te nemen.

[minderjarige] is gezien haar leeftijd flexibel en de raad is ervanuit gegaan dat zij een verhuizing aan zou kunnen. [gemeente] is voor [minderjarige] een bekende plaats nu zij daar om het weekend al komt en in die omgeving haar familie woont. In praktische zin is van belang dat de moeder haar netwerk in [gemeente] heeft. Na de verhuizing zal de moeder minder een beroep hoeven doen op kinderopvang. In [gemeente] heeft [minderjarige] alle mogelijkheden om zich goed te ontwikkelen omdat de school en andere voorzieningen zich nabij de boerderij bevinden. De raad heeft aangegeven dat nu het beste moment is om te verhuizen, zodat [minderjarige] dan de belangrijkste jaren op dezelfde school doorbrengt.

De moeder vindt dat de vader onvoldoende heeft gekeken naar de situatie van de vrouw en te weinig heeft willen meedenken aan een oplossing.

3.6.

De vader voert in dit kader, kort samengevat, het volgende aan.

De vader leeft mee met de moeder, nu zij in korte tijd van enkele dierbaren afscheid heeft moeten nemen. De gebeurtenissen en ontwikkelingen sinds de bestreden beschikking maken echter nog steeds niet dat het voor de moeder noodzakelijk is om naar [gemeente] te verhuizen. Het is een wens van de moeder, maar deze weegt niet zwaarder dan de belangen van [minderjarige] en de vader bij behoud van hun onderlinge band. Daarvoor is belangrijk dat zij dicht bij elkaar wonen. Alleen dan is het mogelijk om ook doordeweeks contact met elkaar te hebben, en de vader hecht aan die doordeweekse contacten grote waarde. Om die reden zijn de ouders in het ouderschapsplan ook de 20 km-grens overeengekomen. Bij een verhuizing naar [gemeente] zou de bestaande verhouding tussen de vader en [minderjarige] wezenlijk veranderen.

In [woonplaats] is [minderjarige] ook geworteld en zijn alle voorzieningen nabij. De vader is bewust, in het belang van [minderjarige] , na de scheiding juist heel dicht bij de moeder gaan wonen. Hij heeft een woning in hun nabijheid gekocht. In de huidige situatie gaat het goed met [minderjarige] . De boerderij in [gemeente] ligt ‘in the middle of nowhere”; de vader gunt het [minderjarige] beslist niet om daar verder op te groeien. De vader vindt het onredelijk van de moeder dat zij van [minderjarige] en de vader verlangt alles te veranderen om haar wens in vervulling te laten gaan.

De vader betwist ook dat er geen andere mogelijkheden zijn om de boerderij in de familie te houden en invulling te geven aan de (mantel)zorg voor oma. De vader stelt dat de moeder tijdens de relatie niet zo vaak naar [gemeente] ging als zij nu doet. Het is een wens van de moeder om een Bed & Breakfast te beginnen, maar geen noodzaak. Zij heeft immers al jaren een vaste baan.

De door de moeder geboden compensatie door extra contact in de vakanties is ontoereikend, omdat de vader maar beperkt vakantiedagen kan opnemen. De vader wil wel meedenken aan oplossingen, maar wat hem betreft is de situatie zwart-wit: verhuizen of niet verhuizen met [minderjarige] . Een verhuizing zal wezenlijk iets veranderen en dat kan niet meer worden teruggedraaid.

3.7.

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd.

In de door de moeder geboden alternatieve zorgregeling kan voldoende compensatie worden gezien voor het verlies van het doordeweekse contact, dat effectief weinig kwalitatief wordt ingevuld. De raad merkt op dat het nu wel heel fijn voor [minderjarige] is dat haar ouders momenteel dicht bij elkaar wonen en dat er tussen hen samenwerking is. Het contact met beide ouders is voor [minderjarige] toegankelijk en makkelijk. Het zou schrijnend zijn, dat dat onder druk komt te staan doordat de ouders er niet samen uitkomen en een van beiden het gevoel heeft dat hij of zij te kort is gedaan door de ander. De raad vreest dat het contact met de vader dan meer belast gaat worden. De raad heeft partijen ter mondelinge behandeling geadviseerd in mediation aan een oplossing te werken. Er komen van beide ouders argumenten. [minderjarige] is nog jong en contacten kunnen vanuit iedere situatie worden opgebouwd. In ieder geval moet rekening worden gehouden met het feit dat de moeder nu veel (met [minderjarige] ) naar haar stamgezin gaat. Dat zorgt bij [minderjarige] ook voor onrust en een ontheemd gevoel. Een oplossing/extra compensatie in geval van verhuizing kan zijn dat [minderjarige] sporten en hobby’s uitoefent bij de vader waar zij in de weekends het meeste is. Soms staan clubs ook toe dat (ook) op andere locaties getraind wordt. Zo heeft [minderjarige] in [woonplaats] ook een leven en wordt het niet zozeer een bezoek. Het advies aan de ouders is om te zoeken naar een regeling waarbij er wat meer quality time is tussen de vader en [minderjarige] en er gelegenheid is om in [woonplaats] af te spreken met vrienden en een verenigingsleven op te bouwen. Dat geeft [minderjarige] mogelijk meer kansen dan wanneer zij bij de moeder in [woonplaats] woont en in de weekends steeds naar Zeeland gaat.

3.8.

Het hof oordeelt als volgt.

3.8.1.

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.

Bij een dergelijke beslissing dient het hof – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.

Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.

Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren, de leeftijd van de minderjarige, de te overbruggen afstanden en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.

3.8.2.

Het hof stelt voorop dat de rechtbank in de bestreden beschikking uitvoerig alle door de ouders aangevoerde belangen uiteen heeft gezet en op basis van een afweging van die belangen tot het oordeel is gekomen dat de (voorwaardelijke) verzoeken van de moeder afgewezen dienden te worden.

In hoger beroep zijn diezelfde belangen nog eens aan het hof ter afweging voorgelegd. Sinds de bestreden beschikking zijn aan de zijde van de moeder wel enkele omstandigheden gewijzigd. De voornaamste is dat haar vader inmiddels is overleden, waardoor volgens de moeder de noodzaak om naar [gemeente] te verhuizen alleen maar is toegenomen.

3.8.3.

Het hof stelt vast dat het belang van de moeder met name gelegen is in haar wens om de boerderij, waar nu alleen haar moeder (oma) nog woont, in de familie te houden alsmede haar wens om voor oma te zorgen. Op zich zijn dit rechtens te respecteren belangen. Het hof begrijpt dat de boerderij een historische en emotionele waarde heeft voor de moeder en haar familie. Ook is te begrijpen dat de moeder graag voor haar moeder wil zorgen. De moeder stelt dat zij dit alleen kan realiseren door zelf (met [minderjarige] ) in de boerderij te gaan wonen. De moeder heeft in de stukken en ter mondelinge behandeling van het hof gesteld dat er weinig tot geen alternatieve (financiële) constructies te bedenken zijn waarmee de boerderij in de familie kan blijven en de (mantel)zorg voor haar moeder kan worden gefaciliteerd. De vader heeft dit gemotiveerd betwist. Hier komt het hof nog op terug.

Tot slot heeft de moeder betoogd dat zij ongelukkig is in [woonplaats] en graag wil terugkeren naar haar geboortedorp, omdat zij alleen daar gelukkig kan wonen. Het hof acht dit belang van de moeder voldoende onderbouwd.

3.8.4.

De verhuizing zou tot gevolg hebben dat de huidige zorgregeling waarbij [minderjarige] een weekend per veertien dagen een lang weekend (inclusief enkele doordeweekse dagen) bij de vader verblijft, niet in stand kan blijven. Wanneer [minderjarige] in [gemeente] woont zal zij in de omgangsweekenden, in verband met de school op maandagochtend, al op zondagavond moeten terugkeren naar de moeder. De moeder heeft een alternatieve contactregeling voorgesteld, waarbij het doordeweekse contact in uren wordt gecompenseerd. De compensatie komt erop neer dat [minderjarige] een weekend extra in de maand bij de vader verblijft en dat zij meer tijd bij de vader kan doorbrengen in vakanties. Ook heeft de moeder voorgesteld het halen en brengen voor haar rekening te nemen.

Dit biedt de vader onvoldoende compensatie. De vader heeft er veel problemen mee dat de doordeweekse contacten met [minderjarige] zullen vervallen. Hij wil graag betrokken blijven bij activiteiten van [minderjarige] zoals school, sport/hobby’s en feestjes. Een ander belangrijk bezwaar van de vader is dat het contact in de weekenden nu nog te realiseren is, maar dat dit moeilijker zal gaan als [minderjarige] ouder wordt. Zij zal immers een verenigings- en sociaal leven opbouwen in [gemeente] en later mogelijk ook een bijbaantje krijgen. Voor de vader weegt ook zwaar dat [minderjarige] haar vertrouwde omgeving in [woonplaats] , waar haar ouders dicht bij elkaar wonen, zal moeten verlaten en een nieuw leven zal moeten opbouwen in [gemeente] , op een boerderij met in de directe omgeving aanzienlijk minder voorzieningen.

3.8.5.

De belangen van de vader en [minderjarige] bij behoud van de huidige situatie wegen naar het oordeel van het hof zwaarder dan het belang van de moeder bij verhuizing. Ook als vast zou staan, hetgeen voorshands niet het geval is, dat de verhuizing van de moeder de enige manier is waarop de boerderij in de familie kan blijven en voor oma gezorgd kan worden, leidt dit niet tot een ander oordeel.

De moeder heeft in zekere mate oog gehad voor de gevolgen van een eventuele verhuizing voor het contact tussen [minderjarige] en de vader. Zij heeft alternatieven geboden om compensatie te bieden wat betreft de frequentie en duur van hun onderlinge contact. In het verhaal van de moeder en de onderbouwing van haar verzoek worden de belangen van [minderjarige] en de gevolgen die een verhuizing zal hebben op alle (andere) aspecten van haar leven, waaronder de kwaliteit of aard van het contact met haar vader en de wijze waarop zij, ook in de toekomst, een band met elkaar kunnen behouden, echter te weinig belicht. Daar staat tegenover dat de vader uitvoerig heeft gemotiveerd dat en waarom hij ernstige bezwaren heeft tegen een verhuizing van [minderjarige] naar [gemeente] . De vader hecht veel waarde aan de manier waarop hij in de huidige zorgregeling invulling kan geven aan het contact met en de zorg voor [minderjarige] , alsmede het leven dat [minderjarige] nu in [woonplaats] heeft.

De door de raad gedane suggesties voor een alternatieve zorgregeling bieden mogelijkheden voor het in stand houden van kwalitatief goed contact tussen de vader en [minderjarige] en het behoud van (een deel van) het eigen sociale leven van [minderjarige] in [woonplaats] . Dergelijke afspraken over sporten en hobby’s kunnen echter alleen tot stand komen in onderling overleg tussen de ouders. De ouders zijn direct na de mondelinge behandeling van het hof met elkaar een mediationtraject ingegaan. In dit traject hebben partijen echter geen nadere afspraken kunnen maken. De ouders hebben het hof verzocht een beslissing te nemen.

3.8.6.

Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de rechtbank terecht en op de juiste gronden, die het hof, na eigen weging en waardering, overneemt en tot de zijne maakt, het verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing met [minderjarige] naar de gemeente [gemeente] heeft afgewezen. De gewijzigde omstandigheden sinds de bestreden beschikking maken niet dat het hof tot een ander oordeel komt dan de rechtbank in de bestreden beschikking.

3.8.7.

Net als de rechtbank komt het hof niet toe aan een bespreking en beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken van de moeder om vervangende toestemming tot inschrijving van [minderjarige] op een basisschool en wijziging van de bestaande contactregeling.

3.8.8.

Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

Proceskosten

3.9.

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen met elkaar een relatie hebben gehad.

4 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 4 juli 2019;

compenseert de proceskosten hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en C.N.M. Antens en is op 20 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature