Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Het hof veroordeelt de verdachte ter zake van afpersing in vereniging met een ander, vernieling en poging tot dwang tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een aantal bijzondere voorwaarden.

Ten aanzien van het besturen van een scooter zonder rijbewijs veroordeelt het hof de verdachte tot een geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.

Uitspraak



Parketnummer : 20-000424-20

Uitspraak : 23 september 2020

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 februari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, onder parketnummers 01-218118-19 en 01-266241-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [woonadres] .

Hoger beroep

Namens de verdachte is op 13 februari 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde alsmede het in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 2 bewezenverklaarde feit zal veroordelen tot een geldboete van € 250 subsidiair 5 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 bewezenverklaarde feit alsmede de in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden zoals de politierechter die heeft opgelegd.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 tenlastegelegde feit.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:

zaak met parketnummer 01-218118-19: 1 primair.hij op of omstreeks 8 september 2019 te Vught tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 6,00, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde, door

- naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en hem de woorden "Dit gaat geld kosten" en/of "Dat wordt betalen, die scooter kost € 4000,00" en/of "we komen je huis binnen en we slaan je in elkaar" en/of "dat wordt betalen. Jij wil klappen", althans soortgelijke woorden van dreigende aard en/of strekking, toe te voegen en/of

- de telefoon van die [slachtoffer 1] uit zijn handen te pakken;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 september 2019 te Vught tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van € 6,00, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemersaan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit vanhet gestolene te verzekeren, door - naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en hem de woorden "Dit gaat geld kosten" en/of "Dat wordt betalen, die scooter kost € 4000,00" en/of "we

komen je huis binnen en we slaan je in elkaar" en/of "dat wordt betalen. Jij

wil klappen", althans soortgelijke woorden van dreigende aard en/of

strekking, toe te voegen en/of- de telefoon en/of een geldbedrag van € 6,00 uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken;

2.hij op of omstreeks 8 september 2019 te Vught als bestuurder van een motorrijtuig (een bromfiets ) heeft gereden op de weg, de Glorieuxlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

zaak met parketnummer 01-266241-19: 1.hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te Boxtel, opzettelijk en wederrechtelijk een vaas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

2.hij op (een of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Boxtel, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, te weten [slachtoffer 3] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het intrekken van een aangifte, door:

- die [slachtoffer 2] mede te delen dat hij, verdachte, filmpjes en foto's van [slachtoffer 3] zou verspreiden als die [slachtoffer 2] haar aangifte niet zou intrekken, en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer 2] (WhatsApp-)berichten te sturen inhoudende (onder meer) afbeeldingen van geslachtsdelen, althans lichaamsdelen, met de navolgende teksten: "Als ik wil alles komt bij iedereen want [slachtoffer 3] mij echt te veel pijn gedaan met andere jongens en ik niks met andere meiden gedaan" en/of "Dan kan ik sturen maar aangifte moet weg" en/of "Aangifte moet weg. Moet terugtrekke" en/of "Vandaag is de laatste dag jij kan intrekken aangifte. Als je wilt als je niet wilt jij moet zelf weten", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

zaak met parketnummer 01-218118-19: 1.hij op 8 september 2019 te Vught tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 6,00, dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door

- naar die [slachtoffer 1] toe te lopen en hem de woorden "Dit gaat geld kosten" en "Dat wordt betalen, die scooter kost € 4000,00" en "we komen je huis binnen en we slaan je in elkaar" en "dat wordt betalen. Jij wil klappen", toe te voegen en

- de telefoon van die [slachtoffer 1] uit zijn handen te pakken;

2.hij op 8 september 2019 te Vught als bestuurder van een motorrijtuig (een bromfiets) heeft gereden op de weg, de Glorieuxlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

zaak met parketnummer 01-266241-19: 1.hij op 24 oktober 2019 te Boxtel opzettelijk en wederrechtelijk een vaas die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;

2.hij op tijdstippen in de periode van 25 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Boxtel, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf een ander, te weten [slachtoffer 2] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen hetzij die ander hetzij tegen een derde, te weten [slachtoffer 3] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het intrekken van een aangifte, door:

- die [slachtoffer 2] mede te delen dat hij, verdachte, filmpjes en foto's van [slachtoffer 3] zou verspreiden als die [slachtoffer 2] haar aangifte niet zou intrekken, en

- vervolgens die [slachtoffer 2] WhatsApp-berichten te sturen inhoudende (onder meer) afbeeldingen van geslachtsdelen, althans lichaamsdelen, met de navolgende teksten: "Als ik wil alles komt bij iedereen want [slachtoffer 3] mij echt te veel pijn gedaan met andere jongens en ik niks met andere meiden gedaan" en "Dan kan ik sturen maar aangifte moet weg" en "Aangifte moet weg. Moet terugtrekke" en "Vandaag is de laatste dag jij kan intrekken aangifte. Als je wilt als je niet wilt jij moet zelf weten", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2019 (pg. 84 tot en met 86, politiedossier A), voor zover inhoudende als het relaas van de [verbalisanten]:

(pg. 84)

Op zondag 8 september 2019 omstreeks 14.00 uur ontvingen wij van de dienstdoende centralist van het Operationeel Centrum te 's-Hertogenbosch de opdracht te gaan naar de [woonadres] , alwaar zojuist de zoon des huizes thuis was gekomen met het verhaal dat hij zojuist was bedreigd en afgeperst. Hij zou onder dreiging geld hebben moeten afstaan aan iemand en ze weten wie de verdachte is.

In de woning werden wij aangesproken door beide ouders van het slachtoffer en later te noemen aangever [slachtoffer 1] . Ook [slachtoffer 1] en een vriend, genaamd [getuige 1] waren in de woning aanwezig.

Aangever/benadeelde en getuige verklaarden dat zij op het fietspad van de Glorieuxlaan te Vught over het fietspad fietsten, tezamen met [naam 1] en [naam 2] . Uit tegenovergestelde richting kwam een scooter met hoge snelheid aangereden. Op de scooter zaten twee jongens. Er ontstond tussen aangever/benadeelde en de scooterrijder een botsing. Na de botsing waren zowel aangever/benadeelde [slachtoffer 1] , getuige [getuige 1] en de beide jongens op de scooter gestopt. De bestuurder en bijrijder van de scooter waren toen naar aangever/benadeelde en getuige komen lopen. Aangever/benadeelde werd door één van de jongens op de scooter vastgepakt waarna hem, onder bedreiging met de woorden: "Dat wordt betalen. Die scooter kost 4000 euro. Ik ga je gezicht verbouwen. Ik ga het geld stelen van je papa. Ik weet waar je woont" werd gedwongen zijn geld, dat hij op zak had, af te geven aan de jongen. Aangever/benadeelde had daarop uit angst zes euro in muntgeld aan de jongen gegeven. Hierna zijn de jongens op de scooter gestapt en weggereden.

(pg. 85)

Zowel aangever/benadeelde als getuige herkenden één van de jongens op de scooter als [medeverdachte] .

De jongens hebben vervolgens in onze aanwezigheid, in een appgroep van vrienden gevraagd wat de achternaam van [medeverdachte] was. Hierop kwam meteen een reactie van één van de leden van de appgroep dat de achternaam van [medeverdachte] " [achternaam medeverdachte] " zou betreffen.

2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2019 (pg. 89 tot en met 91, politiedossier A), voor zover hier van belang inhoudende als de verklaring van aangever [slachtoffer 1]:

(pg. 89)

Op zondag 8 september 2019 omstreeks 13.25 uur, fietste ik samen met mijn vrienden over de Glorieuxlaan te Vught. Ik fietste samen met mijn vriend [getuige 1] , en twee meisjes [naam 1] en [naam 2] . (…) Op dat moment hoorde ik een scooter aankomen, ik keek op en zag dat deze scooter in tegengestelde richting op ons af gereden kwam. Ik schrok hiervan en ik moest gaan uitwijken voor de scooter. Ik zag dat de scooter met twee personen erop hard op ons afgereden kwam. Ik probeerde uit te wijken naar rechts van mij maar ik zag dat de scooter juist mijn richting instuurde. Ik kon niet meer verder uitwijken en raakte het stuur van de scooter mij tegen mijn linker bovenarm. Dit doet nu verder geen pijn. Ik raakte hierdoor even uit balans maar kon nog doorfietsen. Ik keek achterom en zag dat de twee jongens met scooter rechts in de berm stopte. Ik hoorde toen dat ze schreeuwden dat ik moest stoppen. Ik zag dat diegene die dat riep [medeverdachte] [het hof begrijpt: [medeverdachte]] was. Ik stopte dus met fietsten omdat ik hier van schrok en bang was. Zij kwamen meteen naar mij toe. Ze riepen naar de meisjes dat zij door moesten fietsen, dit deden zij ook. Mijn vriend [getuige 1] bleef wel in de buurt.

Ik hoorde ze zeggen: "waarom doe jij dat?" Ik zei dat ik per ongeluk tegen ze aan stootte. [medeverdachte] zei tegen mij dat dit geld ging kosten en vroeg mij of ik geld bij me had. Ik had 6 euro bij me en ik moest dit meteen afgeven anders zouden ze me slaan. De andere jongen [het hof begrijpt: de verdachte] trok mijn telefoon uit mijn hand maar die kon ik ook meteen terug pakken. (…) Daarna vroeg [medeverdachte] hoeveel geld ik op mijn pinpas had staan. Ik vertelde hem dat ik zojuist iets gekocht had en dat er dus geen geld meer op mijn rekening stond. Daarna zei hij: "Dan komen we de rest wel ophalen bij je vader, we komen je huis binnen en we slaan je in elkaar." Of zoiets hoorde ik. Daarna zijn ze op de scooter gesprongen en reden zij verder in de richting van Vught.

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 september 2019 (pg. 92 en 93, politiedossier A), voor zover hier van belang inhoudende als de verklaring van de [getuige 1]:

(pg. 92)

"Vandaag, zondag 8 september 2019 omstreeks 13.25 uur reed ik op mijn fiets op de Glorieuxlaan in Vught.

Ik was in gesprek met [slachtoffer 1] [het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1]]. Plotseling zag ik dat [slachtoffer 1] in botsing kwam met een scooter die uit tegenovergestelde richting over het fietspad gereden kwam. Ik had die scooter niet aan zien komen. Ik zag dat er twee jongens op de scooter zaten. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar rechts, naar mijn kant, uitweek. Hij viel niet. Ik zag dat de scooter de andere kant uitweek en de bosjes in reed. De scooter reed volgens mij hard. Ik zag dat zij niet vielen. [slachtoffer 1] stopte. Ik keek achterom en stopte ook. Ik herkende één van de jongens als [medeverdachte] [het hof begrijpt: [medeverdachte]].

Toen ik achterom keek zag ik dat de blanke jongen [het hof begrijpt verdachte] van de scooter afstapte en richting [slachtoffer 1] liep. Ik hoorde hem zeggen: "Dat wordt betalen. Jij wil klappen". Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Dat wordt betalen. Die scooter kost 4000 euro." Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] vastpakte. [medeverdachte] pakte met zijn linkerhand [slachtoffer 1] bij zijn rechterbovenarm vast. Ik hoorde [medeverdachte] bedreigingen roepen naar [slachtoffer 1] . Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Ik ga je gezicht verbouwen. Ik ga het geld stelen van je papa. Ik weet waar je woont." [medeverdachte] vroeg hoeveel geld [slachtoffer 1] bij zich had. [slachtoffer 1] antwoordde hem dat hij 6 euro bij zich had. [slachtoffer 1] pakte 6 euro los uit zijn broekzak. [medeverdachte] vroeg om de pinpas van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zei dat hij niet wist hoeveel er op zijn rekening stond. (…) Ik zag dat zij op de scooter stapten en wegreden.

4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 september 2019 (pg. 36 tot en met 41, politiedossier A), voor zover inhoudende als de weergave van het verhoor van de [medeverdachte]:

(pg. 37)

V: Hoe ging dat ‘s morgens voordat je werd opgehaald?

A: (…) Toen waren we van plan om naar den Bosch te gaan en zijn we op de scooter gestapt. [verdachte] [het hof begrijpt: verdachte] reed en ik zat achterop. Wij reden richting Den Bosch. (…) wij reden op een fietspad en toen reed een jongen tegen zijn scooter aan en toen reden wij de bosjes in met de scooter. Toen stapte ik af en [verdachte] ook.

(pg. 39)

V: (De aangever) verklaarde dat er aan hem werd gevraagd of er geld op zijn pinpas stond. Wie vroeg dit?A: Dat vroeg ik ja

V: De aangever verklaarde dat er door een van de jongens werd gezegd: "Dan komen we de rest wel ophalen bij je vader, we komen je huis binnen en we slaan je in elkaar". Heb jij dat gezegd?

A: Nee [verdachte] .

V: Hoorde jij [verdachte] dat zeggen?

A: Ja

(…)

V: Wat vond je daarvan dat [verdachte] dat zei?

A: Heftig, ik vond het eigenlijk ook niet kunnen dat hij dat zei, want er zat ook geen schade op de scooter daarom.

V: Die jongen heeft vervolgens geld af moeten geven?

A: Dat was waarschijnlijk zes euro. Dat heeft die aan [verdachte] gegeven in muntjes van twee.

V: Hoe weet je dat dat het zes euro was?

A: Dat zei [verdachte] tegen mij.

5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 september 2019 (pg. 43 tot en met 45, politiedossier A), voor zover inhoudende als de weergave van het verhoor van de [medeverdachte]:

(pg. 44)

V: Je verklaarde eerder dat je 8 september 2019 naar de McDonalds in Rosmalen bent geweest. Klopt dat verhaal nog steeds?

A: NeeV: Bij welke McDonald’s ben je dan wel geweest?

A: In Den Bosch, in de stad.

V: Met wie was je daar?

A: Met [verdachte]

(…)

V: Waar hebben jullie het eten besteld? En dan bedoel ik binnen, buiten of op een

andere plek.

A: Gewoon binnen aan de kassa

V: Wie heeft er betaald?

A: [verdachte] had twee broodjes besteld en betaald met het geld van die jongen [het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1]]

6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 september 2019 (pg. 75 tot en met 79, politiedossier A), voor zover inhoudende als het verhoor van de verdachte:

(pg. 76)

Toen ik weg ging vanuit Boxtel ben ik samen met [medeverdachte] achterop over Vught gereden naar den Bosch.

(pg. 77)

Op het moment dat ik er toch tussen door wilde tussen die twee fietsen en een bosje kreeg ik van die jongen [slachtoffer 1] een schouder duwtje waardoor ik in de bosjes belandde met [medeverdachte] achterop. Dus [medeverdachte] stapte meteen af en liep naar die jongen toe. Ik was bezig met de scooter op te tillen en op de standaard te zetten. Nadat ik de scooter had neergezet ben ik ook naar die jongen gelopen. Ik zei tegen die jongen “ben je gek of zo kun je wel fietsen, weet je wel hoeveel zo'n scooter kost”. Toen vroeg ik aan hem hoe gaan we dat oplossen, ik keek een beetje om mij heen en vroeg aan hem heb je geld bij je. Hij zei dat die zes euro bij zich had en gaf dat aan mij.

7. Het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 13 februari 2020, voor zover inhoudende als de verklaring van de verdachte:

(pg. 3)

Ik reed op 8 september 2019 als bestuurder van een scooter in Vught en ik had geen

rijbewijs.

Ik heb op 24 oktober 2019 een vaas vernield.

8. De verklaring van de verdachte zoals hij die ter terechtzitting d.d. 9 september 2020 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:

De jongste raadsheer vraagt aan mij of ik de € 6,00 in ontvangst heb genomen. Dat klopt.

De jongste raadsheer vraagt aan mij of dat wij daarna naar de McDonalds zijn gegaan en daar de € 6,00 hebben opgemaakt. Dat klopt.

U, voorzitter, houdt mij de berichten voor zoals die staan genoemd in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 2 vermelde tenlastelegging. Het klopt dat ik die berichten heb gestuurd. (…) Ik had het niet moeten doen. Ik wilde iets bereiken in mijn voordeel wat verkeerd heeft uitgepakt.

9. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 oktober 2019 (pg. 3 en 4, politiedossier B), voor inhoudende als de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2]:

(pg. 3)

Op donderdag 24 oktober 2019, omstreeks 16:55 uur, ging bij mij de deurbel. Ik ben woonachtig op de [woonadres] . Mijn dochter genaamd [slachtoffer 3] deed de deur open. Ook zij is woonachtig op dit adres. Ik hoorde bij de voordeur wat geschreeuw. Mijn dochter riep vervolgens naar mij dat [verdachte] voor de deur stond.

(pg. 3 en 4)

Ik zag dat [verdachte] , nadat hij de slaapkamer verliet, met kracht een vaas die naast de slaapkamerdeur stond omgooide. Ik zag dat de vaas ten val kwam en kapot viel op de grond.

10. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 november 2019 (pg. 29 tot en met 33, politiedossier B), voor zover inhoudende als de weergave van het verhoor van de verdachte:

(pg. 31)

[slachtoffer 3] was op haar kamer. Wij spraken daar met elkaar. Ik heb wel hard gesproken. Toen kwam haar moeder ineens binnen. (…) Op weg naar buiten heb ik toen waarschijnlijk dingen omgegooid. Als je [slachtoffer 3] kamer uitkomt, heb gelijk bij haar kamer een bloempot staan. Deze heb ik omgegooid.

11. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2019 (pg. 10 en 11, politiedossier B), voor zover inhoudende als de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2]:

(pg. 10)

Plaats delict : [woonadres]

Op vrijdag 25 oktober 2019 kwam ik [verdachte] tegen op straat. Ik gaf aan dat ik aangifte had gedaan van de vernieling welke hij de dag ervoor bij mij gepleegd had. Ik hoorde toen dat [verdachte] zei dat hij filmpjes en foto's welke hij van [slachtoffer 3] heeft zou versturen via Instagram naar anderen toe als ik de aangifte niet zou intrekken. (…) Later is hij hier nog meerdere malen over begonnen op de WhatsApp dat ik de aangifte moet intrekken.

Ik heb van [verdachte] berichten gekregen met foto's van een vagina en een anus erop. Op donderdag 31 oktober kreeg ik een printscreen van [verdachte] met daarop een vagina en anus met de het bericht erbij dat hij deze van [slachtoffer 3] had ontvangen en dat zij deze naar 12 andere jongens gestuurd zou hebben.

12. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 7 november 2019 (pg. 38 tot en met 40, politiedossier B), voor zover inhoudende als de weergave van het verhoor van de verdachte:

(pg. 39)

V: Je zegt zelf dat jij een bedreiging hebt geuit, wat heb je dan gezegd of gedaan?

A: Ik heb tegen haar gezegd dat als zij de aangifte niet in zou trekken dat ik dan foto's van haar dochter online zou zetten.

(pg. 40)

V: Op 31 oktober 2019 zijn er naar de telefoon van de moeder van [voornaam slachtoffer 2] [het hof begrijpt: de moeder van [slachtoffer 3] , genaamd [slachtoffer 2]] door " [verdachte] " berichten gestuurd. In de berichten stond onder andere dat [slachtoffer 3] met meerdere jongen seks heeft gehad. Bij de berichten zaten ook foto's, waarvan twee van (naakte) geslachtsdelen. Wat weet jij daarvan?

O: Aan verdachte [verdachte] werden 8 foto's getoond die als bijlage bij dit proces-verbaal worden gevoegd.

A: Dat zijn de berichten die ik heb gestuurd. Foto 01 en 02 is wel [slachtoffer 3] . Foto 03 en 04 zijn van internet.

V: Waarom heb jij deze berichten met daarbij de foto's verstuurd?

A: Ik was bang dat ik weer in aanraking zou komen met politie. (…) Ik hoopte gewoon dat ze de aangifte in zou trekken.

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft vrijspraak bepleit ter zake van hetgeen in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 ten laste is gelegd. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte is gevallen in de bosjes, dat de scooter/brommer daardoor schade heeft opgelopen en dat hij vragen heeft gesteld om die schade vergoed te krijgen. De verdachte heeft niet gedreigd met geweld, noch heeft hij de telefoon uit de handen van de aangever [slachtoffer 1] gepakt. [medeverdachte] was als eerste bij aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1] en de verdachte weet niet wat [medeverdachte] toen heeft gedaan of gezegd, aldus de verdediging.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Het hof schuift de verklaring van de verdachte dat hij door aangever [slachtoffer 1] is gevallen met de scooter, dat de scooter daardoor schade heeft opgelopen en dat hij slechts heeft gevraagd om geld om die schade te vergoeden, als ongeloofwaardig terzijde. In het bijzonder heeft het hof daarbij gelet op het volgende.

Door verschillende personen is verklaard – onder andere door de verdachte zelf – dat de verdachte en de medeverdachte van de scooter afstapten en dat past niet bij de verklaring dat zij met de scooter waren gevallen. Bovendien heeft de getuige [getuige 1] expliciet verklaard dat de verdachte en medeverdachte niet waren gevallen. Vervolgens constateert het hof dat de [medeverdachte] heeft verklaard dat de scooter geen schade heeft. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de scooter geen schade had.

Vervolgens zijn de verdachte en de [medeverdachte] verhaal gaan halen bij aangever [slachtoffer 1] . Dat was dus niet om de schade vergoed te krijgen, maar de verdachte en de medeverdachte hebben de botsing gebruikt om zichzelf te bevoordelen. In dat kader wijst het hof er ook nog op dat het geld is gebruikt om eten bij de McDonalds te kopen.

Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat er bij de confrontatie geweldshandelingen zijn verricht, namelijk de verdachte heeft de telefoon uit de handen van [slachtoffer 1] gepakt en [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] bij zijn bovenarm vastgepakt. Ook hebben zij bedreigende bewoordingen geuit zoals "dat wordt betalen. Jij wil klappen" en "Ik ga je gezicht verbouwen. Ik ga het geld stelen van je papa. Ik weet waar je woont". Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hem gevraagd is hoeveel geld hij bij zich had en dat hij dat direct moest afstaan want anders zou hij geslagen worden. Vervolgens heeft [slachtoffer 1]

€ 6,00 overhandigd en is er nog gevraagd naar de pinpas van [slachtoffer 1] en/of hoeveel geld erop zijn pinpas staat. Het hof is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 1] het geldbedrag van

€ 6,00 niet vrijwillig heeft afgegeven maar door- en nadat de verdachte en [medeverdachte] geweldshandelingen hebben verricht en [slachtoffer 1] hebben bedreigd met geweld.

Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 2 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Het in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Het in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 2 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

poging tot een ander door een feitelijkheid, gericht tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen sanctie

De verdediging heeft gesteld dat de opgelegde straf te hoog is als de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing. Voor zover het hof de afpersing bewezen zal verklaren, dan kan de verdediging zich vinden in de door de politierechter opgelegde straf.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan afpersing van de destijds 14-jarige [slachtoffer 1] . De verdachte en zijn mededader hebben niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij hierdoor bij [slachtoffer 1] hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt vernieling van een vaas. [slachtoffer 2] heeft daarvan aangifte gedaan en toen de verdachte dat wist, heeft hij [slachtoffer 2] geprobeerd te dwingen haar aangifte in te trekken door te dreigen filmpjes en foto’s (van (vermeende) geslachtsdelen) van haar dochter te verspreiden. Daarmee heeft de verdachte bijzonder laakbaar gehandeld. Hij heeft enkel oog voor het redden van zijn eigen hachje en hij heeft zich volstrekt niet bekommerd om de gevoelens van [slachtoffer 2] en haar dochter. Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het besturen van een scooter, terwijl hij daarvoor geen rijbewijs had. Het hof rekent de verdachte dit alles zwaar aan.

Bij de strafoplegging heeft het hof voorts rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 juli 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld door de strafrechter.

Evenzo heeft het hof rekening gehouden met het reclasseringsrapport d.d. 5 februari 2020. In het rapport komt onder andere naar voren dat de verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft, dat het gedrag van de verdachte de reclassering zorgen baart, dat het risico op recidive als gemiddeld-hoog wordt ingeschat en reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden wordt geïndiceerd. Gelet op de inhoud van dit rapport, de jeugdige leeftijd van de verdachte en het geringe benadelingsbedrag, zal het hof aansluiten bij de straf die door de politierechter is opgelegd.

Alles overziend, zal het hof de verdachte ter zake van – kort weergegeven – de afpersing, vernieling en dwang veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Daarnaast zal het hof de verdachte ter zake van het besturen van de scooter zonder rijbewijs veroordelen tot een geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 45, 57, 62, 63, 284, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 1 en in de zaak met parketnummer 01-266241-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;

bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

stelt als bijzondere voorwaarden dat:

de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6 te 5233 VG 's-Hertogenbosch, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;

de veroordeelde dat veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en dat hij zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;

de veroordeelde beschikt over een zinvolle dagbesteding in de vorm van een opleiding of een betaalde baan.

geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

veroordeelt de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-218118-19 onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door:

mr. C.M. Hilverda, voorzitter,

mr. F.P.E. Wiemans en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,

en op 23 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen – tenzij anders is vermeld – naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche 's-Hertogenbosch, onderzoek OB1R019112 Ellsworth, proces-verbaalnummer PL2100-2019188059, afgesloten d.d. 4 oktober 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 101), nader te noemen: politiedossier A, dan wel naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Oost-Brabant, District 's-Hertogenbosch, Basisteam Meierij, proces-verbaalnummer PL2100-2019236688, afgesloten d.d. 13 november 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 49), nader te noemen: politiedossier B.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature