Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.

Uitspraak



Parketnummer : 20-001188-19

Uitspraak : 12 december 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 april 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-174286-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [adres 1] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het voorhanden hebben van voorwerpen, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten (feit 1) en het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2), veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met uitzondering van de door de politierechter opgelegde sancties. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.

De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 23 februari 2018 te [pleegplaats] stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden heeft gehad, te weten één en/of meerdere assimilatielamp(en) en/of een koolstoffilter en/of een schakelbord en/of een transformatorlamp dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

2.hij op of omstreeks 23 februari 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 228, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.hij op 23 februari 2018 te [pleegplaats] voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten assimilatielampen, een koolstoffilter, een schakelbord en een transformatorlamp, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

2.hij omstreeks 23 februari 2018 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 228 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2018 (p. 157), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant I] :

Op 23 februari 2018 trad ik, verbalisant, samen met collega [verbalisant II] de woning aan de [adres 1] binnen ter doorzoeking op grond van de Opiumwet.

Bij deze doorzoeking hebben we de volgende goederen in beslag genomen:

Op de bovenverdieping in de berging 3 assimilatielampen.

Op de bovenverdieping in de slaapkamer voorzijde in de inbouwkast 1 kleine koolstof filter, 1 schakelbord en 1 losse lamp.

2. Kennisgeving van inbeslagneming (p. 159-161):

p. 159

Inbeslagneming

Plaats: [adres 1]

Datum: 23 februari 2018

Volgnummer 1:

Object: Verlichting (Assimilatielamp)

Aantal: 3 stuks

Bijzonderheden: Assimilatielampen twee met kap en 1 zonder kap

p. 159/160

Volgnummer 2:

Object: Verlichting (Gloeilamp)

Bijzonderheden: Assimilatie lamp met ingebouwde transformator

p. 160

Volgnummer 3:

Object: filter

Bijzonderheden: kleine koolstof filter

Volgnummer 5:

Object: Schakelmateriaal

Bijzonderheden: Merk torin sifan. schakelbord voor een hennepkwekerij

3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 februari 2018 (p. 242-243), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:

p. 242

V: Waar woon je?

A: In de [adres 1] .

p. 243

V: Wie wonen daar nog meer?

A: Ik woon daar alleen.

4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 februari 2018 (p. 248), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:

V: Verder hebben we (het hof begrijpt: in de woning gelegen aan de [adres 1]) verschillende goederen die bestemd zijn voor de inrichting van een hennepkwekerij aangetroffen, zoals assimilatielampen, een schakelbord en een

koolstoffilter. Wat kun je daarover verklaren?

A: Ja, niks. Het was niet aangesloten en werd niet gebruikt.

5. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 28 november 2019, voor zover inhoudende:

U, voorzitter, deelt mede dat de politierechter bewezen heeft verklaard dat ik voorwerpen – assimilatielampen, een koolstoffilter, een schakelbord en een transformatorlamp – voorhanden heb gehad waarvan ik wist dat die bestemd waren voor het kweken van hennep. Dat zou je inderdaad met die voorwerpen kunnen doen. Ik heb de spullen gekocht bij een growshop in Terneuzen. De voorwerpen heb ik gekocht om daarmee een hennepplantage te kunnen draaien.

6. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 26 februari 2018, (p. 90-94), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant III] :

p. 90 Op 23 februari 2018 was ik, verbalisant [verbalisant III] , op de [adres 2] te [pleegplaats] . Deze locatie betreft een tweedehands winkel en ik was hier bezig met een onderzoek naar handel in verdovende middelen.

Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met 228 planten aanwezig was. Het pand betreft een bedrijfspand, namelijk: [adres 2] te [pleegplaats] . Er is een tweedehands winkel ´ [naam winkel] ´ gevestigd. De winkel is gevestigd op de begane grond en heeft meerdere vertrekken. Een van de vertrekken betreft de keuken/kantine. Vanuit deze keuken is er middels een luik in de vloer een kelder bereikbaar.

p. 91 Deze kelder is via het luik te bereiken. De kweekruimte betreft de kelder. Totaal hingen er 16 assimilatielampen waarvan 8 lampen van 400 Watt en 8 lampen van 600 Watt. Ook waren er 16 transformatoren waarvan 8 met 600 Watt en 8 met 400 Watt. Verder hing er een slakkenhuis van 245 Watt, stond er een dompelpomp van 250 Watt en een kachel. In totaal stonden er 228 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 155 cm. In de kweekruimte bevonden zich 3 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Ook zag ik zes cans groeimiddelen staan. Verder zag ik een drinkbeker liggen in de kweekruimte. Deze drinkbeker heb ik in beslag genomen en veilig gesteld voor DNA onderzoek.

Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.

p. 92

[medeverdachte 1] betreft de eigenaar van tweedehandswinkel ' [naam winkel] '. Om die reden huurt hij het pand [adres 2] te [pleegplaats] alwaar de

hennepkwekerij werd aangetroffen.

7. Een geschrift, te weten het proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging d.d. 7 maart 2018, (p. 113-114), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant IV] en [verbalisant V] :

p. 113/114

De hierna genoemde sporendragers werden aangeboden voor nader onderzoek.

Goednummer: PL2000-2018016341-1849844

SIN: AAIE6536NL

Relatie met SIN: AAKV3664NLBijzonderheden: drinkbeker

p. 114

De volgende sporen werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek

veiliggesteld:

Spoornummer: PL2000-2018016341-112971

SIN: AAKV3664NL

Relatie met SIN: AAIE6536NL

Spooromschrijving: speeksel

Plaats veiligstellen: Aaie6536nl bekerje uit dna kit

Bijzonderheden: [pleegplaats] , [adres 2]

8. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 1 mei 2018, zaaknummer 2018.04.16.077, opgemaakt door [deskundige] :

SIN en omschrijving

Beschrijving DNA-profiel

Celmateriaal kan afkomstig zijn van

Matchkans

AAKV3664NL#01 speeksel

DNA-profiel van een man

[verdachte]

Kleiner dan één op één miljard

9. Een geschrift, te weten een in het politiedossier gevoegd verslag van een telefoongesprek (p. 75), voor zover inhoudende:

Beller: [telefoonnummer]

Naam: [man]

T.n.v.: [medeverdachte 1]

Datum: 22 februari 2018 15:08:14

Gebelde: [telefoonnummer]

Naam: [man]

belt met [man]

Beiden weten niet meer zeker of er vandaag "gewaterd" moet worden of dat het morgen moet. [man] zegt dat het eigenlijk morgen was maar (dat hij) er zo aankomt want hij heeft toch niks te doen.

10. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 februari 2018 (p. 243), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:

V: Wat is jouw telefoonnummer?

A: Dat is [telefoonnummer]

V: Wie maken er gebruik van jouw telefoon?

A: Alleen ik.

11. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 februari 2018 (p. 245-249), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:

p. 246

V: Hoe lang werk jij bij [naam winkel] in [pleegplaats] ?

A: Sinds de winkel open is op dit adres. Ik denk dat de winkel in 2016 opnieuw is

open gegaan.

p. 247

V: Waar kom jij in het pand?

A: Ik kan overal komen, behalve boven. Dat is een aparte woonruimte. Ik kom in de hele winkel.

12. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 25 februari 2018 (p. 289-294), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte [medeverdachte 2]

p. 290

V: Hoe lang heb je al een relatie met [medeverdachte 1]

A: Dit jaar 25 jaar

V: Hoe is het met de gezondheid van [medeverdachte 1]

A: Hij heeft bot-nicrose in zijn heup. Hierdoor heeft hij veel pijn. In september heeft hij hartfalen gehad.

p. 291

V: Wie hebben er allemaal een sleutel van de winkel?

A: [medeverdachte 1] en ik denk [verdachte] .

p. 292

V: Wat waren de werkzaamheden van [medeverdachte 1]

A: Verkoper. [medeverdachte 1] is lichamelijk beperkt door zijn ziekte. Daarom liepen de jongens rond, omdat [medeverdachte 1] niet kon sjouwen.

V: Wie kwamen er allemaal in de kantine? (het hof begrijpt de keuken/kantine in het pand gelegen aan de [adres 2] te [pleegplaats])

A: Klanten kunnen niet zomaar doorlopen naar de kantine. Deze deur is gesloten maar niet op slot. [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) en [medeverdachte 1] kwamen hier ook.

p. 293

V: Zie jij [medeverdachte 1] lichamelijk in staat om een hennepkwekerij te onderhouden, te installeren en te verzorgen?

A: Nee, eigenlijk niet.

13. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 28 november 2019, voor zover inhoudende: U, voorzitter, houdt mij voor het telefoongesprek dat op 22 februari 2018, de dag voor de inval van de politie bij [naam winkel] , gevoerd is. Het nummer eindigend op [telefoonnummer] was mijn telefoonnummer en [medeverdachte 1] belde mij.U, voorzitter, houdt mij voor dat de getuige [medeverdachte 2] verklaard heeft dat zij [medeverdachte 1] lichamelijk eigenlijk niet in staat acht een hennepplantage te onderhouden, te installeren en te verzorgen.Ik kan mij ook niet voorstellen dat hij dat kan.

14. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 februari 2018 (p. 199), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] :

V: Wat zat er in de kelder van [naam winkel] ?

A: Een plantage voor weed.

V: Hoeveelplanten stonden er in de kwekerij?

A: 200. Ik heb die planten gekocht. Ik heb die planten rond 1 december 2017 gekocht.

Bewijsoverwegingen

Algemene overweging

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd. De in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zijn in de woning van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft evenwel een duidelijke en consequente verklaring afgelegd over de wijze waarop de betreffende voorwerpen in zijn woning terecht zijn gekomen; hij moest binnen een tijdsbestek van 24 uren verhuizen en heeft niet de tijd gehad om alle voorwerpen uit te zoeken. Bovendien heeft de politie in het kader van een eerdere doorzoeking in verband met overtreding van de Opiumwet de betreffende voorwerpen niet in beslag genomen.

De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 aan hem ten laste is gelegd. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende naar voren gebracht. De verdachte en [medeverdachte 1] hebben beiden consequent verklaard dat het ‘gewaterd moeten worden’ – zoals dat in het verslag van een telefoongesprek is opgenomen – betrekking had op het doorspuiten van het riool. Op het moment dat het telefoongesprek plaatsvond, was het kennelijk nodig dat het riool weer werd doorgespoten. Gelet op het arbeidsverleden en de huidige werkzaamheden van de verdachte, is het ook logisch dat de verdachte het riool zou doorspuiten. De omstandigheid dat op een drinkbeker DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen wekt geen verbazing, omdat de verdachte in de winkel aanwezig is geweest en hij veel voorwerpen heeft aangeraakt. Bovendien blijkt uit de inhoud van het dossier dat [medeverdachte 1] alleen handelde. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, aldus de verdediging.

Oordeel van het hof

Op basis van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwerpen – assimilatielampen, een koolstoffilter, een schakelbord en een transformatorlamp – voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor het in de uitoefening van een beroep of bedrijf kweken van hennep. Aan dit oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de hierboven genoemde voorwerpen heeft gekocht om daarmee hennep te kweken. Áls al juist is dat de politie de betreffende goederen bij een eerdere inval niet in beslag heeft genomen, gaat het hof ervan uit dat de politie de betreffende voorwerpen destijds (überhaupt) niet heeft gezien. De verdachte heeft immers ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de politie niet in de schuur is geweest en dat de goederen daar lagen. Het feit dat de in de tenlastelegging genoemde goederen bij een eerdere doorzoeking bij de verdachte niet door de politie in beslag zijn genomen, doet aan het voorgaande oordeel derhalve niet af. Ook de stelling dat de verdachte – na de ontdekking van een eerdere hennepplantage – binnen een tijdsbestek van 24 uren moest verhuizen en niet de tijd heeft gehad alle voorwerpen uit te zoeken, staat aan een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde niet in de weg.

Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.

Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de gebruiker van de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] op 22 februari 2018, om 15:08:14 uur, heeft gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dat gesprek is – naar blijkt uit de bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting – gevoerd tussen [medeverdachte 1] en de verdachte. In het betreffende gesprek wordt gesproken over de vraag of vandaag of morgen ‘gewaterd’ moet worden. De verdachte ( [man] ) heeft tijdens het gesprek gezegd dat ‘het eigenlijk morgen was maar (dat hij) er zo aan komt’.

Het hof stelt op basis van de inhoud van het dossier voorts vast dat de mededeling van de verdachte ‘dat hij er zo aan komt’ impliceert dat hij op 22 februari 2018 naar de winkel van [medeverdachte 1] is gegaan, gelegen op de [adres 2] te [pleegplaats] . Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij blijkt dat op 23 februari 2018 in de kelder van deze winkel een hennepkwekerij werd aangetroffen. Via een luik in de vloer van de keuken/kantine was het mogelijk de kelder te betreden. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte overal in de winkel kwam en dus ook in de keuken/kantine. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat in de hennepkwekerij een drinkbeker werd aangetroffen. Van de bemonstering van deze drinkbeker is een DNA-profiel verkregen. Uit onderzoek is gebleken dat dit DNA-profiel matcht met het DNA van de verdachte en dat de matchkans met een willekeurige andere persoon kleiner is dan 1 op 1 miljard. Het hof concludeert hieruit dat het aangetroffen DNA op de drinkbeker van de verdachte afkomstig is. Tenslotte acht het hof van belang dat in de hennepkwekerij een groot aantal hennepplanten werd aangetroffen terwijl uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] – fysiek gezien – niet in staat was zonder hulp een hennepkwekerij te onderhouden en te verzorgen.

Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat het betreffende telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] – waarin wordt gesproken over ‘gewaterd moeten worden’ – betrekking had op het geven van water aan de hennepplanten, die in de kelder van de winkel stonden en dat de verdachte op 22 februari 2018 naar de winkel van [medeverdachte 1] is gegaan om de hennepplanten water te geven.

De verklaring die de verdachte heeft gegeven – inhoudende dat het ‘gewaterd moeten worden’ betrekking had op het doorspuiten van het riool – acht het hof ongeloofwaardig.

Dat [medeverdachte 1] iets dergelijks verklaart en de verdachte enkele maanden later hetzelfde verklaart en dat de verdachte in het dagelijks leven werkzaamheden op dat gebied zou verrichten maakt dat niet anders. Nu naar het oordeel van het hof genoegzaam kan worden vastgesteld dat de verdachte en [medeverdachte 1] hebben gesproken over het geven van water aan de hennepplanten en de verdachte om die reden naar de winkel van [medeverdachte 1] is gegaan, terwijl [medeverdachte 1] , die de verantwoordelijkheid voor de hennepplantage op zich neemt, fysiek niet in staat was de teelt uit te voeren, is naar het oordeel van het hof sprake geweest van medeplegen door de verdachte en [medeverdachte 1] .

Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde wordt derhalve verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Het onder 2 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen sanctie

De verdediging heeft – indien en voor zover het hof tot het bewezenverklaring van het ten laste gelegde komt – bepleit dat het hof aan de verdachte dezelfde straf zal opleggen zoals deze door de politierechter is opgelegd.

Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:

- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan;

- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en

- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft voorwerpen voorhanden gehad die bestemd waren voor gebruik in een professionele hennepkwekerij. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten. Gelet op het aantal aangetroffen planten – te weten 228 stuks – acht het hof het aannemelijk dat de hennep bestemd was voor verdere verspreiding en handel. Het langdurig gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. De hennepteelt is echter niet alleen vanuit het oogpunt van de volksgezondheid onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in softdrugs allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.

Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 oktober 2019. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat rekening dient te worden gehouden met het bepaalde in artikel 22b en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de voren omschreven ernst van de feiten en gelet op de eerdere veroordelingen – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt en kan evenmin worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd.

Alles overziend acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Aldus gewezen door:

mr. A.C. Bosch, voorzitter,

mr. P.M. Frielink en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,

en op 12 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, DAP Zeeland, registratienummer PL2000-2018016341, sluitingsdatum 7 april 2018. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisant(en) en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature