Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bevestiging van vonnis voor zover in hoger beroep aan de orde. Schennis van de eerbaarheid.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Parketnummer : 20-003444-17

Uitspraak : 4 juni 2019

TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 oktober 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers

02-705023-17 en 02-688140-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,

wonende te [woonplaats] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep:

is verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnr. 02-705023-17;

is verdachte in de zaak met parketnr. 02-688140-17 ter zake ‘schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

is de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en veroordeeld in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;

is het geschorste bevel voorlopige hechtenis opgeheven.

Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal bevestigen.

Namens verdachte is vrijspraak bepleit.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak van verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnr.

02-705023-17. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open van een vrijspraak. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.

Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en zal het vonnis bevestigen, met dien verstande dat de strafmotivering en de opsomming van wettelijke voorschriften waarop het vonnis berust dienen te worden aangevuld.

De gronden voor de strafoplegging moeten worden aangevuld met het volgende:

In de omstandigheid dat bij de behandeling van onderhavige strafzaak in hoger beroep de redelijke termijn voor berechting van een strafzaak is overschreden, namelijk doordat de stukken van het geding meer dan acht maanden na het instellen van hoger beroep ter griffie van de appelrechter zijn binnengekomen, ziet het hof geen aanleiding de op te leggen straf te matigen. Gelet op de omstandigheid dat een taakstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel niet meer dan 100 uren beloopt en de omstandigheid dat de zaak in hoger beroep alsnog met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting is aangebracht en behandeld, zal het hof volstaan met de constatering dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM .

De opsomming van wettelijke voorschriften dient als volgt te luiden:

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 27, 63 en 239 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Verweer hoger beroep

In hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat onvoldoende bewijs bestaat dat verdachte zich heeft bevredigd door te trekken aan zijn ontblote geslachtsdeel, althans dat het alternatieve scenario dat door verdachte is geschetst past binnen de bewijsmiddelen en niet onaannemelijk is. Voor zover slechts bewijs bestaat dat verdachte zijn ontblote geslachtsdeel heeft getoond, is dat enkele tonen onder de gegeven omstandigheden niet aan te merken als handelen dat kwetsend is voor een normaal ontwikkeld schaamtegevoel, zodat niet sprake is van schennis van de eerbaarheid als bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.

Met de rechtbank ziet het hof geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van de vader van aangeefster over haar verklaring en de heftige emoties die zij daarbij toonde en door de verklaring van verdachte dat hij zijn geslachtdeel uit zijn broek had en heeft geschud. Het door de verdediging geschetste scenario dat aangeefster het afschudden van de penis – na te hebben geürineerd – heeft verward met het aftrekken daarvan vindt zijn weerlegging in de tot bewijs gebezigde aangifte en acht het hof in het bijzonder niet geloofwaardig gelet op de korte afstand waarop aangeefster van verdachte stond en de gedetailleerde verklaring zie zij aflegt over de handelingen die verdachte met zijn penis verrichtte. Het hof is bovendien van oordeel dat het tonen van én trekken aan een ontbloot geslachtdeel zoals bewezen verklaard schennis van de eerbaarheid inhoudt zoals bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof verwerpt het verweer.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-705023-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Aldus gewezen door:

mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,

mr. S. Riemens en mr. P.M. Frielink, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. G. Pesselse, griffier,

en op 4 juni 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. Riemens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature