U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vervangende toestemming verhuizing, contactregeling, gezag: aanhouding ten behoeve van raadsonderzoek.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 9 mei 2019

Zaaknummer: 200.241.136/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/02/320257 / FA RK 16-5152

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal appel,

verweerder in incidenteel appel,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. G. Veen,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] (België),

verweerster in principaal appel,

appellante in incidenteel appel,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. D.R.M. de Vos.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio: Zuidoost Nederland, locatie: [locatie] ,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingslocatie Middelburg, van 19 maart 2018.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juni 2018, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de moeder om toestemming te verlenen om met de nader te noemen kinderen in België te gaan wonen en hen op een school aldaar in te schrijven, alsnog af te wijzen en voorts een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen een weekend per veertien dagen van zaterdagmorgen 11.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader verblijven en waarbij de moeder zorgt voor het halen en brengen van de kinderen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de moeder de zorgregeling niet nakomt.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 juli 2018, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen.

Door middel van een zelfstandig verzoek heeft de moeder verzocht te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag over de kinderen zal uitoefenen.

Tevens heeft de moeder incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en de raad een onderzoek te laten verrichten naar de vraag of er op dit moment contact mogelijk is en zo ja op welke wijze, waarna aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek een nieuwe contactregeling door het hof kan worden vastgesteld.

2.2.1.

Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 3 september 2019, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder tot verkrijging van het eenhoofdig gezag alsmede het verzoek tot het gelasten van een raadsonderzoek af te wijzen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 april 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

de vader, bijgestaan door mr. Veen;

de moeder, bijgestaan door mr. De Vos.

2.3.1.

Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.

Zij hebben middels de aan het hof retour gezonden kindformulieren bericht dat zij niet aanwezig zullen zijn bij het kindgesprek en dat zij evenmin een brief willen schrijven.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 februari 2018;

een ingekomen brief met bijlage (reactie op raadsrapport) aan de rechtbank, afkomstig van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 2 juli 2018;

het raadrapport d.d. 26 januari 2016, ingekomen bij V6- formulier ter griffie op 2 juli 2018.

3 De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:

3.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.

Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,

[minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,

[minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,

[minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .

Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.

De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.

3.2.

Bij beschikking van 23 november 2011 heeft de rechtbank Middelburg tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.

Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en is een zorgregeling vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.

3.3.

Bij vonnis in kort geding van 27 maart 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, bepaald dat voorlopig, totdat in de bodemprocedure anders is beslist of door partijen anders wordt overeengekomen, er een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen bij de vader zullen verblijven eenmaal per veertien dagen op zondag van 10.30 uur tot 14.30 uur waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt en daar weer ophaalt. Voorts is aan de moeder vervangende toestemming verleend voor de verhuizing van de kinderen met haar naar België, alsmede tot inschrijving op een school in België.

3.4.

Bij arrest van dit hof van 26 april 2016 is voornoemd vonnis gedeeltelijk vernietigd en de door de moeder gevorderde toestemming tot verhuizing alsnog afgewezen, met dien verstande dat de kinderen het lopende schooljaar op de school in [plaats 1] (België) nog konden afmaken. Verder werd de moeder veroordeeld om vanaf 5 september 2016 haar medewerking te verlenen aan de contactregeling zoals vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking. Daarbij werd voorts bepaald dat de moeder voor iedere keer dat zij de regeling niet nakomt aan de vader een dwangsom zou verbeuren van € 500,- tot een maximum van € 10.000,- zou zijn bereikt.

3.5.

Bij vonnis van 27 juni 2016 heeft de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, sectie Familie- en jeugdrechtbank, zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de moeder met betrekking tot onder meer de inschrijving van de kinderen op haar adres en tot vaststelling van een omgangsregeling via de neutrale bezoekruimte tussen de kinderen en de vader.

3.6.

Bij tussenbeschikking van 7 oktober 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingslocatie Middelburg, de raad verzocht een onderzoek in te stellen omtrent het verzoek van de moeder tot verkrijging van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen en tevens ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Voorts heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld zoals is overwogen in rechtsoverweging 4.6. van die beschikking.

3.7.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank aan de moeder toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 1] te België en de kinderen aldaar in te schrijven op een school. Voorts is een definitieve zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen gedurende één zaterdag per veertien dagen van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven en waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en hen daar ook weer ophaalt.

3.8.

Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan ieder voor zich in hoger beroep gekomen.

3.9.

De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. De vader stelt dat door de moeder geen correcte uitvoering wordt gegeven aan de vastgestelde zorgregeling. Hij zou het vertrek van de kinderen naar België kunnen accepteren indien sprake zou zijn van een goed lopende zorgregeling, maar daarvan is geen sprake. De vader weet niet waarom de moeder de kinderen niet brengt. Ook wordt hij niet op de hoogte gehouden over belangrijke zaken rondom de kinderen en hun gezondheid. De rechtbank heeft ten onrechte geen dwangsom verbonden aan het niet nakomen van de zorgregeling, nu de moeder keer op keer laat zien dat zij niet gemotiveerd is om goed uitvoering te geven aan de zorgregeling.

In verband met een incident tussen de vader en zijn buurvrouw is de vader veroordeeld en is hem een korte werkstraf opgelegd. Er is, vanuit reclassering, begeleiding door [organisatie] opgelegd. Naar aanleiding van het incident is, in samenwerking met de woningbouwvereniging en [organisatie] , elders een tijdelijke woonruimte voor de vader gezocht. Voorts heeft de vader gesprekken met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De vader is niet verslaafd; hij gebruikt soms marihuana en hij drinkt enkele keren per week alcohol, maar niet als de kinderen bij hem zijn.

De vader heeft geen recente stukken van [organisatie] ingediend, omdat hij daarover niet beschikt.

In zijn verweer in incidenteel appel (omtrent het verzoek van de moeder om met het eenhoofdig gezag te worden belast) stelt de vader dat het juist de moeder is die communicatie uit de weg gaat en gerechtelijke beslissingen naast zich neerlegt, niet de vader. De moeder vraagt nimmer om toestemming voor afgifte van reisdocumenten en als de vader al bezwaar zou hebben tegen het verlenen van toestemming dan kan de moeder een verzoek ex. artikel 1:253 a BW indienen.

3.10.

De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. De kinderen en de vader hebben elkaar voor het laatst bij de vader gezien op 28 april 2018. Vanaf het begin van 2018 krijgt de moeder telefoontjes van de heer [procesregisseur] , procesregisseur Jeugd bij de gemeente [gemeente] . Er zijn zorgen over de gesteldheid van de vader, de politiecontacten die hij heeft en de problemen die hij maakt in de buurt. Tevens worden bij de moeder zorgen geuit door de maatschappelijk werkster van de vader, mevrouw [maatschappelijk werkster] . De moeder kreeg van verschillende personen rondom de vader het advies om de kinderen niet naar de vader te brengen, omdat dit niet zou gaan in de huidige situatie. Daarnaast hebben de twee jongste kinderen nog contact met vriendjes in [plaats 2] en zij vertelden de kinderen begin juni 2018 dat er steeds politie is bij de vader en dat de vader steeds schreeuwend op straat staat. Ook van de ouders van deze vriendjes krijgt de moeder signalen dat het niet goed gaat met de vader. Op 28 juni 2018 heeft de moeder contact opgenomen met de raad en haar zorgen geuit. Haar werd medegedeeld dat de raad ook ernstige zorgen had en er mee bezig was. Gelet op alle zorgen kon en kan de moeder niet anders doen dan niet langer meer uitvoering geven aan de vastgestelde zorgregeling, temeer nu men haar dringend adviseerde dit niet te doen in het belang van de kinderen. De moeder staat nog steeds open voor contact tussen de vader en de kinderen, maar dan moet dit contact wel veilig zijn. Een aanvullend raadsonderzoek acht zij nodig om te beoordelen of en, zo ja, welke contactregeling nog mogelijk is tussen de vader en de kinderen.

De moeder stelt verder dat de vader vanwege zijn problematiek niet in staat is om weloverwogen beslissingen te nemen ten aanzien van de kinderen. In 2013 heeft de moeder vervangende toestemming moeten vragen voor afgifte van reisdocumenten voor Egypte waar haar toenmalige en huidige partner - dat is de heer [partner van de moeder] - vandaan kwam en welke toestemming toen door de vader niet is verleend. Op dit moment geeft de vader nog steeds geen toestemming, terwijl er thans geen enkele dreiging bestaat dat de moeder de kinderen ergens permanent mee naar toe zou nemen nu zij getrouwd is met haar partner en een kind bij hem heeft. Tevens heeft de moeder, samen met haar partner, een eigen onderneming in België. De huidige situatie leidt ertoe dat de moeder niet met de kinderen kan reizen. Bovendien zijn de kinderen klem en verloren geraakt in de strijd die al jaren tussen de ouders speelt. Derhalve wenst de moeder eenhoofdig gezag te verkrijgen. De moeder heeft geen informatie over de kinderen meer aan de vader verschaft, omdat iedere vorm van contact met de vader uitmondde in dreigementen.

3.11.

Het hof oordeelt als volgt.

3.11.1.

Het hof heeft partijen ter zitting voorgehouden dat het hof zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht acht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen omtrent welke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen in het belang van de kinderen wenselijk is, alsmede omtrent de vraag of een wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is.

3.11.2.

Tevens heeft het hof partijen voorgehouden dat het hof voornemens is om, gelet op het vorenstaande, de raad te verzoeken om hieromtrent een onderzoek in te stellen. Beide partijen hebben hiermee kunnen instemmen.

3.11.3.

Het hof verzoekt de raad met name te onderzoeken:

Welke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen is in het belang van de kinderen?

Zijn er bijzonderheden/belemmeringen bij de kinderen aanwezig waarmee rekening gehouden moet worden bij het vaststellen van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken?

Hebben de ouders professionele ondersteuning nodig, en zo ja in welke vorm, om in het belang van de kinderen hun onderlinge communicatie te verbeteren?

Is er een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en is niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt?

Is wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk?

Komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet in het antwoord op de voornoemde onderzoeksvragen zijn genoemd, maar wel van belang zijn met betrekking tot de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken; en zo deze bevindingen naar voren komen, welke zijn dit?

3.12.

Het hof houdt de verdere behandeling van de zaak vijf maanden aan, derhalve tot 9 oktober 2019 pro forma, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen worden vervolgens door het hof in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.

In beginsel bepaalt het hof vervolgens een tweede mondelinge behandeling.

3.13.

Het hof vertrouwt erop dat de moeder, indachtig de op haar rustende wettelijke verplichting, eenmaal per kwartaal of zoveel vaker als nodig is in het geval van calamiteiten, de vader informeert over het welzijn en de schoolprestaties van de kinderen.

3.14.

Op grond van het voorgaande houdt het hof iedere verdere beslissing aan.

4 De beslissing

Het hof:

op het principaal en incidenteel appel:

verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.11.3. is overwogen;

verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;

houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 9 oktober 2019.

Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Th.L.G. Pellis, E.L. Schaafsma-Beversluis en J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en is op 9 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature