U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Productaansprakelijkheid.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer gerechtshof 200.221.423/01

(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant C/01/286025 / HA ZA 14-830, zittingsplaats

’s-Hertogenbosch)

arrest van 23 april 2019

in de zaak van

1 [appellant] ,

2. [appellante] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

appellanten, hierna: [appellanten] ,

advocaat: mr. K.J.T. Boersma te Tiel

tegen:

[de vennootschap naar Frans recht] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] (Frankrijk),

geïntimeerde, hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. E.H.M. Bieleveld te Amsterdam

op het bij exploot van dagvaarding van 12 mei 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 15 februari 2017, door de rechtbank Oost-Brabant gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 mei 2017,

- de memorie van grieven, met een productie,

- de memorie van antwoord.

2.2

Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

3.1

In hoger beroep kan worden uitgegaan van de navolgende feiten en omstandigheden die, in hoger beroep onbestreden, door de rechtbank zijn vastgesteld:

a. In november 2005 heeft [appellanten] een aannemingsovereenkomst gesloten met [Bouw] Bouw B.V. (hierna: [Bouw] ) voor de bouw van een woning aan het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De woning is in juni 2007 opgeleverd en sindsdien het woonhuis van [appellanten] .

b. Voor het isoleren van de gevel van de woning is gebruik gemaakt van materiaal dat is geproduceerd door [geïntimeerde] . Het gaat hier om isolatiemateriaal van het type Triso Super 9, een dun warmte-reflecterend materiaal dat volgens de productinformatie van [geïntimeerde] een zelfde isolerend vermogen heeft als traditionele minerale wol met een dikte van 200 mm, namelijk een isolerend vermogen van R=5.

c. In de ontwerpfase van de woning heeft [Bouw] via groothandel [groothandel] B.V. (hierna: [groothandel] ) informatie ingewonnen over het isolatiemateriaal bij [Trading] Trading B.V. (hierna: [Trading] ), die de producten van [geïntimeerde] destijds betrok via de Belgische distributeur van [geïntimeerde] , [Belgische distributeur] . [Trading] heeft het isolatiemateriaal via [groothandel] geleverd aan [Bouw] , en zij heeft geadviseerd over de maatvoering van de spouw en tijdens de bouw van de woning gecontroleerd of het isolatiemateriaal goed werd aangebracht. Op verzoek van [appellanten] heeft [Trading] omstreeks 3 november 2006 aan [groothandel] de volgende handgeschreven garantie afgegeven:

"Hierbij geven wij, [Trading] Trading BV, uit naam van [geïntimeerde] S.A. te Frankrijk een constructiegarantie op werking en uitvoering volgens voorschriften van minimaal 10 jaar voor accoord: PiandtekeningJ [voorletters: onleesbaar] [directeur] , directeur"

d. Medio 2009 constateerde [appellanten] dat de stookkosten voor hun woning veel hoger waren dan verwacht. [appellanten] heeft toen thermografische metingen laten verrichten en daaruit bleek dat de woning meer warmte uitstraalde dan de woning van de buren, die met traditionele minerale wol is geïsoleerd.

e. [appellanten] heeft hierover in november 2009 geklaagd bij [Bouw] , die deze klacht heeft doorgeleid naar [Trading] . [Trading] heeft de klacht op haar beurt gemeld bij [geïntimeerde] . Op 30 oktober 2012 hebben technische medewerkers van [geïntimeerde] de woning bezocht en thermografische opnamen gemaakt. In een bezoekverslag van 6 juni 2013 rapporteerde [geïntimeerde] dat en waarom zij van mening is dat "the overconsumption of the building is not explainable by the only use of Triso Super 9."

f. In een brief van 16 mei 2013 heeft [appellanten] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt doordat hij geconfronteerd wordt met hogere energiekosten en een waardevermindering van zijn woning. [appellanten] heeft [geïntimeerde] gesommeerd over te gaan tot deugdelijk herstel dan wel vergoeding van de schade. [appellanten] heeft hierop geen reactie ontvangen.

4 De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg

4.1.

[appellanten] heeft in eerste aanleg gevorderd:

I. gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen een

bedrag ad € 129.682,81 (zegge: honderdnegenentwintig duizend zeshonderdtweeëntachtig

euro en eenentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf primair 30 mei

2013, subsidiair de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

II gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen de

expertisekosten ad € 2.947,50 (zegge: tweeduizendnegenhonderdzevenenveertig euro en

vijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de

dag der algehele voldoening;

IIl gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen een

bedrag ad € 1.976,30 (zegge: negentienhonderdzesenzeventig euro en dertig cent) wegens

buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der

dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

IV gedaagde te veroordelen in de proceskosten en de nakosten ten bedrage van respectievelijk

€ 131,- (zegge: honderd eenendertig euro) zonder betekening en € 199,- (zegge:

honderdnegenennegentig euro) in geval van betekening indien en voorzover gedaagde niet

binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door Uw rechtbank

redelijk geachte termijn, na betekening aan het in deze te wijzen vonnis heeft voldaan.

4.2.

Primair legt [appellanten] een garantie en subsidiair onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] aan haar vorderingen ten grondslag.

4.3.

De rechtbank heeft in rov. 4.3 geoordeeld dat [appellanten] tegenover [geïntimeerde] niet met succes een beroep kan doen op de garantie die [Trading] op verzoek van [appellanten] op 3 november 2006 aan [groothandel] heeft verstrekt omdat vaststaat dat deze garantie niet door [geïntimeerde] is afgegeven en de rechtbank geen grond ziet om aan te nemen dat [Trading] destijds bevoegd was om deze garantie namens [geïntimeerde] af te geven. Anders dan [appellanten] heeft gesteld was [Trading] in 2006 (nog) niet de vertegenwoordiger en importeur van [geïntimeerde] in Nederland. [Trading] kocht destijds de producten van [geïntimeerde] in bij de Belgische vertegenwoordiger van [geïntimeerde] , [Belgische distributeur] , en [Trading] is pas vanaf 3 september 2007 als exclusieve distributeur voor [geïntimeerde] in Nederland gaan fungeren. Door [appellanten] is niet gesteld uit welke hoofde [Trading] in 2006 niettemin bevoegd was om namens [geïntimeerde] een garantie af te geven. Mogelijk heeft [Trading] zich destijds tegenover [appellanten] (althans tegenover [groothandel] ) wel gepresenteerd als vertegenwoordiger van [geïntimeerde] , maar zoals [appellanten] heeft verklaard is het vertrouwen, dat [Trading] de vertegenwoordiger was van [geïntimeerde] en namens [geïntimeerde] een garantie kon afgeven, niet mede ontstaan door een doen of nalaten van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is daarom jegens [appellanten] niet gebonden aan de door [Trading] onbevoegdelijk afgegeven garantie.

4.4.

Vervolgens heeft de rechtbank overwogen:

“4.4. [appellanten c.s.] beroept zich ook op een impliciete garantie die [geïntimeerde] zou hebben verstrekt in haar brochure (productie 1 van [appellanten c.s.] ). Van een garantie waaraan [appellanten c.s.] rechten zou kunnen ontlenen is naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen sprake. Ingevolge artikel 7:6a BW is bij een consumentenkoop sprake van een garantie indien in een garantiebewijs of in een reclame-uiting door de verkoper of de producent bepaalde eigenschappen van het gekochte product zijn toegezegd, bij het ontbreken waarvan de koper bepaalde rechten of vorderingen worden toegekend, zoals het recht op kosteloos herstel, op vervanging door een nieuw product, of op teruggave van de koopsom. Een dergelijke toekenning van rechten of vorderingen aan kopers van haar product is door [geïntimeerde] in haar brochure echter niet gegeven. Die toekenning van rechten of vorderingen moet gebeuren, anders is van een garantie in de zin van artikel 7:6a BW geen sprake. Nu de brochure geen garantie bevat, kan onder meer de met het verweer van [geïntimeerde] opgeroepen vraag of de brochure wel tot [appellanten c.s.] als consument was gericht en of [appellanten c.s.] daaraan rechten kon ontlenen, hier onbesproken blijven.

4.5.

[appellanten c.s.] heeft in repliek voor het eerst tevens een beroep gedaan op een door hem als productie 1 Ib overgelegd stuk over het product Triso Super 9, waarin door [geïntimeerde] een garantie zou zijn verstrekt, nu daarin op pagina 2 onder "voordelen" onder meer staat vermeld: "garantie van 10 jaar". Naar het oordeel van de rechtbank kan [appellanten c.s.] ook aan dit stuk, dat afkomstig lijkt te zijn van de Belgische website van [Belgische distributeur] , geen rechten ontlenen, onder meer omdat niet duidelijk is wie het stuk heeft opgesteld en tot wie het zich richt, en er van een uitdrukkelijke toekenning van rechten of vorderingen aan de consument/koper geen sprake is. Van een garantie waaraan [appellanten c.s.] rechten kan ontlenen, is daarom geen sprake. “

4.5.

Met betrekking tot het subsidiaire beroep van [appellanten] (c.s.) op onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] heeft de rechtbank in rov. 4.8 geoordeeld dat [appellanten] zich ten onrechte beroepen op het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT7496) waarin de Hoge Raad kort gezegd heeft geoordeeld dat de onderaannemer die werkt voor een hoofdaannemer in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening zal moeten houden met de belangen van de opdrachtgever van de hoofdaannemer.

De verhouding tussen [geïntimeerde] als producent van isolatiemateriaal en [appellanten c.s.] als eigenaar van de woning waarin het materiaal uiteindelijk - na vele keren te zijn doorverkocht - in terecht is gekomen, is volgens rov. 4.9 van de rechtbank niet gelijk te stellen met de verhouding tussen de onderaannemer die een nieuw dak plaatst op een woning en de eigenaar van die woning. In het laatste geval zijn de belangen van de eigenaar van de woning zeer nauw betrokken bij een behoorlijke uitvoering van het werk door de onderaannemer, en die belangen van de eigenaar van de woning zijn voor de onderaannemer ook kenbaar. De onderaannemer moet daarom in beginsel met die belangen rekening houden. Dit ligt anders in het geval van [geïntimeerde] en [appellanten c.s.] . [geïntimeerde] heeft het isolatiemateriaal geproduceerd en geleverd aan haar distributeur die het heeft verkocht aan [Trading] waarna het vervolgens is doorverkocht aan [Bouw] die het heeft gebruikt bij de bouw van de woning. Niet gezegd kan worden dat de belangen van [appellanten] voor [geïntimeerde] kenbaar nauw betrokken waren bij de juiste nakoming door [geïntimeerde] van haar verplichtingen jegens [Belgische distributeur] .

4.6.

Ten slotte heeft de rechtbank overwogen:

“4.10. [appellanten c.s.] beroept zich expliciet niet op de regeling over productaansprakelijkheid van artikel 6:185 e.v. BW. Wel beroept hij zich op jurisprudentie van de Hoge Raad over aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW voor het in het verkeer brengen van gebrekkige producten, te weten op de arresten Moffenkit (NJ 1966/279), Du Pont/Hermans (NJ 1997/219), Koolhaas/Rockwool (NJ 2000/159) en Haagman/Vaessen (NJ 2000/644).

4.11.

De rechtbank overweegt dat uit de drie meest recente van deze arresten volgt dat de Hoge Raad thans aanneemt dat een producent onrechtmatig handelt als bedoeld in artikel

6:162 BW door een product in het verkeer te brengen dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was. Uit het arrest Du Pont/Hermans volgt dat hierbij moet worden aangesloten bij het criterium voor gebrekkigheid in de wettelijke regeling over productaansprakelijkheid, dat wil zeggen dat een product gebrekkig is - en degene die het in het verkeer brengt onrechtmatig handelt - indien het product niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten (artikel 6:186 BW). Het gaat er hierbij dus niet om of het product alle eigenschappen bezit die de koper/gebruiker mocht verwachten (conformiteit) maar of het product de eigenschap heeft geen schade te veroorzaken aan personen of zaken (veiligheid).

4.12.

De rechtbank is van oordeel dat van gebrekkigheid als bedoeld in artikel 6:186 BW in het onderhavige geval geen sprake is. Mocht komen vast te staan dat het isolatiemateriaal van [geïntimeerde] in werkelijkheid een lagere isolatiewaarde heeft dan [geïntimeerde] in haar brochures vermeldt, dan is dat product non-conform maar daarmee nog niet gebrekkig in de zin van onveilig. De lagere isolatiewaarde van het materiaal leidt niet tot schade aan personen of zaken als bedoeld in de regels voor productaansprakelijkheid. Dit neemt niet weg dat [appellanten c.s.] schade kan leiden doordat het materiaal niet aan de verwachtingen voldoet. Een beroep op de jurisprudentie over aansprakelijkheid voor het in het verkeer brengen van gebrekkige producten kan evenwel niet slagen.

4.13.

[appellanten c.s.] baseert haar vorderingen op het verwijt dat het in zijn woning gebruikte isolatiemateriaal van [geïntimeerde] een isolatiewaarde heeft van circa R=l,7 in plaats van de door [geïntimeerde] geclaimde isolatiewaarde van R=5. Indien dit verwijt terecht is en de isolatiewaarde inderdaad veel lager is dan door [geïntimeerde] geclaimd, wat overigens niet vaststaat, dan is dit in juridische zin op zichzelf niet aan te merken als een onrechtmatige daad door [geïntimeerde] , maar als een toerekenbare tekortkoming. Of het gestelde gebrek in dit geval ook kwalificeert als toerekenbare tekortkoming kan in het midden blijven, omdat in de verhouding tussen [appellanten c.s.] en [geïntimeerde] geen sprake is van enige overeenkomst in de nakoming waarvan [geïntimeerde] jegens [appellanten] toerekenbaar tekortgekomen zou zijn.

4.14.

De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat gegeven de juridische verhouding tussen [appellanten c.s.] en [geïntimeerde] , waarin géén sprake is van enige overeenkomst, en de feitelijke verhouding tussen enerzijds [appellanten c.s.] als consument en anderzijds [geïntimeerde] als producent, met daartussen een keten van drie (door)verkopers en een aannemer, de gestelde gebrekkigheid van het isolatiemateriaal van [geïntimeerde] niet de grondslag kan vormen van een vordering van [appellanten c.s.] op [geïntimeerde] . De vorderingen van [appellanten c.s.] moeten daarom worden afgewezen.”

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.

[appellanten] heeft in hoger beroep in hoofdzaak gevorderd dat het hof:

primair:

[geïntimeerde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellanten c.s.] te voldoen een bedrag ad € 129.682,81, te vermeerderen met de wettelijke rente;

subsidiair:

zal verklaren voor recht dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [appellanten] lijden als gevolg van de lagere isolatiewaarde van het in de gevel van de woning [adres] te [plaats] toegepaste Isolatiemateriaal Triso Super 9, met veroordeling van [geïntimeerde] om de hierdoor ontstane schade aan [appellanten] te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en met veroordeling van [geïntimeerde] om ten titel van voorschot aan [appellanten] te voldoen een bedrag ad € 91.224,20 te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.2.

De eerste grief van [appellanten] keert zich tegen de verwerping van de primaire grondslag van de vorderingen. Met haar oordeel dat van een garantie in de zin van artikel 7:6a BW geen sprake kan zijn indien in een garantiebewijs of in een reclame-uiting de aan de koper geen rechten of vorderingen worden toegekend als de toegezegde eigenschappen ontbreken, gaat de rechtbank voorbij aan de strekking van artikel 7:6aBW . Anders dan wordt overwogen, behoudt de koper alle door de wet en de garantie toegekende rechten, ook als de verkoper of producent niet aan de hier bedoelde voorwaarde heeft voldaan.

5.3.

Grief II keert zich als volgt tegen rov. 4.9 van de rechtbank waarin is geoordeeld dat [geïntimeerde] niet is te vergelijken met een onderaannemer. In haar brochures prijst [geïntimeerde] haar isolatiemateriaal aan met onder meer de vermelding van:

dikker zijn dan 30mm.

• Hoge isolatiewaarde.

Het behoeft geen betoog dat het product van [geïntimeerde] gebruikt wordt in bouwwerken, en met name in woningen. Als het product van [geïntimeerde] niet aan de door haar aangeprezen eigenschappen voldoet, wordt de eigenaar van het bouwwerk waarin de folie is toegepast, hierdoor direct benadeeld. Dit is ook het geval bij [appellanten] . De belangen van de eigenaar van de woning zijn dan ook zeer nauw betrokken bij een behoorlijke nakoming van de overeenkomst door [geïntimeerde] , en die belangen van de eigenaar van de woning zijn voor [geïntimeerde] ook kenbaar. Het is juist om die redenen dat zij het product ook aanprijst met de specifieke eigenschappen zoals een groot isolatievermogen. [geïntimeerde] , als fabrikant moet daarom in beginsel met die belangen rekening houden.

5.4.

Grief III luidt:

Ten onrechte overweegt de Rechtbank onder 4.11 en 4.12 dat uit de uitspraak van de Hoge Raad inzake Dupont/Hermans (NJ1997/219) volgt dat hierbij moet worden aangesloten dat het criterium voor gebrekkigheid in de wettelijke regeling over productaansprakelijkheid, dat wil zeggen dat het product gebrekkig is, en degene die het in het verkeer brengt onrechtmatig handelt, indien het product niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten (artikel 6:186 BW). Het gaat er hierbij dus niet om of het product alle eigenschappen bezit die de koper/gebruiker mocht verwachten (conformiteit) maar of het product de eigenschap heeft geen schade te veroorzaken aan personen of schade (veiligheid).

5.5.

Grief IV verwijt de rechtbank de vorderingen van [appellanten] te hebben afgewezen en [appellanten] veroordeeld te hebben in de proceskosten.

5.6.

Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank en maakt dit tot het zijne. De grieven voegen geen nieuwe gezichtspunten toe en kunnen niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank leiden. Het hof licht zijn oordeel als volgt toe.

5.7.

Voor zover de vordering van [appellanten] is gebaseerd op het feit dat namens [geïntimeerde] een garantie aan [appellanten] is afgegeven, vindt deze grondslag geen steun in de gestelde feiten. Andere feiten zijn niet gesteld of te bewijzen aangeboden. [Trading] heeft niet gehandeld namens [geïntimeerde] en bovendien alleen een constructiegarantie afgegeven.

5.8.

Voor zover de vordering van [appellanten] is gebaseerd op het bepaalde in artikel 7:6a BW stuit zij af op het ontbreken van voorwaarden die aan de toepassing van deze bepaling moeten worden gesteld. Als al voldaan zou zijn aan hetgeen in het eerste lid van deze bepaling wordt vereist, is in elk geval niet gebleken dat het aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 7:6a is voldaan. Van een duidelijke en begrijpelijke wijze waarop rechten of vorderingen aan de koper worden toegekend, is geen sprake, aangenomen al dat [appellanten] als koper kan worden beschouwd. Ook is over de duur en de inhoud van de garantie geen duidelijkheid verschaft.

5.9.

Ten slotte baseert [appellanten] de vordering op artikel 6:162 BW . Met de rechtbank oordeelt het hof dat geen feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit kan volgen dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens [appellanten] heeft gehandeld. [appellanten] heeft met een verwijzing naar de jurisprudentie waarin is geoordeeld dat een onderaannemer rekening moet houden met de kenbare belangen van de hoofdaannemer en diens opdrachtgever betoogd dat [geïntimeerde] op een lijn is te stellen met een onderaannemer. Een producent van bouwstoffen die in de handel te koop worden aangeboden en die dus op afstand staat, is echter niet te vergelijken met een onderaannemer die direct bij een bouw of een werk betrokken is en waarschijnlijk dagelijks met de wensen van de hoofdaannemer en diens opdrachtgever wordt geconfronteerd. De vergelijking gaat mank en daarmee ook het daarop gebaseerde betoog dat [geïntimeerde] in haar reclame-uitingen dáarom rekening moest houden met de belangen van [appellanten] . Ook de stelling dat [geïntimeerde] eenvoudig aan die belangen tegemoet had kunnen komen door haar product een juiste isolatiewaarde te geven, gaat om die reden niet op. Verder heeft [appellanten] verwezen naar de regeling rond productenaansprakelijkheid, maar [appellanten] heeft nagelaten uiteen te zetten waarom het hier gaat om een gebrekkig product in de zin van artikel 6:186 BW dat door [geïntimeerde] niet in het verkeer had mogen worden gebracht. Dat deze wettelijke regeling is bedoeld om de consumentenbescherming te vergroten, maakt daarbij geen verschil. Aldus schieten de stellingen van [appellanten] tekort om te kunnen komen tot het oordeel dat door [geïntimeerde] onrechtmatig is gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW .

Indien de grieven zo moeten worden begrepen dat het volgens [appellanten] voor toewijzing van zijn vordering niet nodig is dat sprake moet zijn van gebrekkigheid in de zin van 6:186 BW, maar voldoende is dat indien een product op de markt wordt gebracht dat bij normaal gebruik schade veroorzaakt, hetgeen naar [appellanten] stelt hier het geval is, nu hij hogere stookkosten heeft en zijn huis minder waard is, wordt ook dit betoog verworpen.

Immers de door [appellanten] gestelde schade betreft geen daadwerkelijke, fysieke persoons- en zaakschade.

5.10.

Bij het voorgaande tekent het hof aan dat voorafgaand aan deze procedure door [appellanten] weliswaar ook een beroep is gedaan op de regeling van misleidende reclame (artikel 6:194 e.v. BW oud, welke regeling v óór 15 oktober 2008 ook gold in de verhouding tussen producenten en consumenten) maar dat zij daar in deze procedure verder geen beroep op heeft gedaan zodat daarover ook geen partijdebat is gevoerd. Ook de regeling omtrent de oneerlijke handelspraktijken van artikel 6:193a e.v. BW - die overigens in Nederland pas per 15 oktober 2008 in werking is getreden en voor deze zaak wellicht toepassing mist - is in het partijdebat niet aan bod gekomen.

5.11.

De grieven I tot en met III falen. Grief IV heeft geen zelfstandige betekenis.

5.12.

[appellanten] hebben geen feiten en omstandigheden te bewijzen aangeboden die in hoger beroep tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Op die grond passeert het hof het bewijsaanbod van [appellanten] .

Slotsom

5.13.

De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd met veroordeling van [appellanten] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit hoger beroep. De kosten worden als volgt begroot: griffierecht: € 5.200,- en salaris advocaat:

€ 3.161,- (memorie van antwoord=1 punt x tarief V in hoger beroep=€ 3.161,-).

Ook de gevorderde nakosten en de wettelijke rente over alle kosten zijn als niet afzonderlijk bestreden toewijsbaar. De wettelijke rente zal in plaats van na tien dagen zoals gevorderd, ingaan na veertien dagen na deze uitspraak, althans betekening daarvan.

6 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van12 mei 2017;

veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak vastgesteld op

€ 5.200,- voor griffierecht en € 3.161,- voor kosten advocaat, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.A.M. Vaessen en P. Kuipers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.

griffier rolraadsheer


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature