Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

ISD-maatregel; gelet op de duur van de onderhavige strafprocedure en het door verdachte ondergane voorarrest ziet het hof aanleiding om de maatregel voor een termijn van 1 jaar op te leggen.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001818-16

Uitspraak : 4 april 2017

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 13 juni 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-700097-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,

thans verblijvende in PI Limburg Zuid - Gev. De Geerhorst te Sittard.

Hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal opleggen voor de duur van 2 jaren.

Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Subsidiair is verweer gevoerd tegen oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.

Vonnis waarvan beroep

Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 09 februari 2016 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal pakken koffie (Douwe Egberts), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 9 februari 2016 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal pakken koffie (Douwe Egberts), toebehorende aan Kruidvat.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de

feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de bewezenverklaring enkel is gebaseerd op de verklaringen van verbalisanten dat zij verdachte herkennen op de camerabeelden, terwijl verdachte stellig ontkent dat hij de persoon is op die beelden en die persoon net zo goed iemand anders dan verdachte kan zijn.

Het hof overweegt als volgt.

Op 12 februari 2016 deed [aangever] namens Kruidvat te Maastricht aangifte van diefstal van 37 pakken Douwe Egberts koffie. Hij verklaarde dat hij op 9 februari 2016 omstreeks 17.00 uur door de winkel liep en het vak waar normaal de pakken DE koffie lagen, leeg was. Hij bekeek de beelden van de beveiligingscamera’s van die dag en zag daarop om 15.02 uur een man met een bigshopper pakken koffie uit het rek pakken en in de bigshopper stoppen en vervolgens de winkel uitlopen zonder te betalen. Uit inventarisonderzoek bleken er 37 pakken DE koffie te zijn weggenomen (pg. 40-41).

Naar aanleiding van deze aangifte van diefstal door het Kruidvat heeft [verbalisant 1] de betreffende camerabeelden van de diefstal bekeken, waarop te zien is dat een man de winkel binnen loopt, uit een schap meerdere pakken koffie pakt, deze in een gele tas van de Jumbo stopt en de winkel verlaat zonder de pakken koffie ter betaling aan te bieden.

Van de camerabeelden zijn afbeeldingen gemaakt (pg. 3-4), onder andere de foto’s op pg. 5 (foto van binnenkomst van de verdachte in Kruidvat, waarbij de verdachte en face is vastgelegd) en op pg. 9 (een foto waarin verdachte en profile is vastgelegd terwijl hij een beweging maakt richting het rek met pakken koffie). Deze twee afbeeldingen zijn in een aandachtvestiging van de politie getoond. [verbalisant 2] (pg. 11-14), [verbalisant 3] (pg. 15-17) en [verbalisant 4] (pg. 18-20) herkenden de persoon onmiddellijk als zijnde verdachte, toen zij de afbeeldingen zagen. [verbalisant 2] en [verbalisant 4] kennen verdachte ambtshalve van eerdere aanhoudingen en controles. [verbalisant 3] heeft verdachte meerdere malen gezien en gecontroleerd voor meerdere zaken.

Ter terechtzitting heeft het hof de camerabeelden bekeken. Daarbij heeft het waargenomen dat de persoon op de beelden voor wat betreft de haarkleur, vorm van het hoofd, stand van de oren en vorm van de neus overeenkomsten vertoont met de uiterlijke kenmerken van verdachte. Ook de foto van verdachte op de ID-staat SKDB (pg. 21) vertoont grote gelijkenissen met de afdruk van de camerabeelden op pg. 5 van het politiedossier.

Het hof heeft dan ook geen reden om aan de herkenningen door genoemde verbalisanten te twijfelen. Derhalve acht het hof het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Het hof verwerpt het verweer.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren opgelegd.

De advocaat-generaal heeft zich achter deze maatregel geschaard.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aangegeven dat hij geen heil ziet in een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De raadsman heeft, in geval van een bewezenverklaring, primair bepleit dat de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde ISD-maatregel in voorwaardelijke zin wordt opgelegd, met als bijzondere voorwaarde voortzetting van de ambulante behandeling bij de Horst. Subsidiair heeft de raadsman het hof verzocht rekening te houden met de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht in die zin dat de ISD-maatregel wordt opgelegd voor een periode van een jaar. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht dat het hof een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel zal gelasten een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel.

Bij de bepaling van de op te leggen maatregel heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Het hof heeft bij zijn beslissing of en zo ja, in welke vorm, aan de verdachte de ISD-maatregel dient te worden opgelegd de inhoud van de volgende stukken in aanmerking genomen:

een reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 30 maart 2016

een reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 15 december 2016;

een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 januari 2017.

In het reclasseringsadvies van 30 maart 2016 wordt geconcludeerd:

Een persoonlijkheidsstoornis werd in 2004 vastgesteld, hernieuwd onderzoek is nodig. Een relatie tussen delictpleging en denkpatronen, gedrag en vaardigheden was in het (recente) verleden aanwezig, al dan niet indirect; ook hiervoor is meer onderzoek op psychisch vlak aangewezen, te meer daar zijn verslavingsproblematiek voor een belangrijk deel uit de gebeurtenissen in zijn leven lijken voort te komen. Er is sprake van antisociale trekken; een antisociale persoonlijkheidsstoornis is voor zover bekend nog niet aangetoond. Op dit vlak is er ook sprake van een delictrelatie, althans in het (recente) verleden. Een indirecte relatie tussen huisvesting en delictpleging lijkt aanwezig, althans in het (recente) verleden.

Er is sprake van zeer beperkte bereidheid om mee te werken aan onder meer reeds opgelegde bijzondere voorwaarden, naast sterk overlast gevend gedrag en een procriminele houding.

Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van matige tot zeer ernstige en delictgerelateerde problematiek op de meeste leefgebieden.

Ingeschat wordt dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is. Hij werkte recent niet mee aan opgelegde bijzondere voorwaarden.

In dat rapport luidt het advies als volgt:

Indien verdachte schuldig wordt bevonden, dan wordt geadviseerd een ISD maatregel op te leggen. Er zijn geen contra-indicaties voor deelname hieraan naar voren gekomen. Bij veroordeling zal er door de reclassering opnieuw een diagnose RISc worden gemaakt. Ook zal er standaard bij een ISD-maatregel psychologisch onderzoek uitgevoerd worden. Deze uitslagen zullen samengevoegd worden en leiden tot een plan van aanpak voor een eventueel traject.

Onderstaande zaken kunnen worden meegenomen in het Plan van Aanpak tijdens de extramurale fase van de ISD-maatregel.

Voorts stelt de reclassering voor om in het Plan van Aanpak tijdens de extramurale fase van de ISD-maatregel op te nemen reclasseringstoezicht en medewerking aan ambulante behandeling indien deze behandeling niet tijdens de plaatsing in de ISD wordt afgerond.

In het reclasseringsadvies van 15 december 2016 wordt over de eerdere begeleiding geschreven:

De heer J. Wulms, ambulant forensisch werker bij De Horst, heeft betrokkene enkele maanden begeleid. Hij heeft circa acht face-to-face gesprekken met hem gevoerd alsmede een aantal telefonische gesprekken. Hij zocht betrokkene doorgaans op in de woonvoorziening (hof: Domushuis) en hij bevestigt dat de gespreksafspraken redelijk werden nagekomen. Volgens de heer Wulms vertoonde betrokkene echter manipulatief gedrag en gedroeg hij zich ook denigrerend en grof ten opzichte van de leiding van het Domushuis. Hij probeerde de heer Wulms voor hem zaken te laten regelen die hij in feite zelf kon oppakken. Hij gebruikte fors drugs en wilde geen bewindvoerder hebben. Zijn motivatie voor gedragsverandering was zwak. Tijdens de periode van ambulante behandeling bleek het niet mogelijk structurele veranderingen te starten. Men kwam niet toe aan de behandeldoelen. In het Domushuis dreigde hij met suïcide als hem een ISD-maatregel zou worden opgelegd. Hij draagt slechts in beperkte mate verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Volgens de heer Wulms heeft psychiater P. Stols vastgesteld dat betrokkene ernstige persoonlijkheidsproblematiek heeft die voortgevloeid is uit de vroegere gezinssituatie. De heer Wulms is van mening dat betrokkene gebaat zal zijn bij een ISD-maatregel. De combinatie van detentie en behandeling biedt betrokkene de mogelijkheid om eerst zijn verslaving te overwinnen en vervolgens via resocialisatieprogramma's zijn gedrag te veranderen.

Op 21 mei 2015 heeft de Reclassering Leger des Heils geadviseerd om de schorsing preventieve hechtenis onder parketnummer 03-700063-15 op te heffen omdat betrokkene de voorwaarden van het toezicht onvoldoende naleefde. Hij hield zich met name niet aan regels en afspraken in het Domushuis van het Leger des Heils. In deze opvangvoorziening was hij niet aanspreekbaar op zijn storende gedrag. Hij sloeg de raampjes in naast de voordeur van het pand; hij pakte voetbalkaartjes af van medebewoners; hij bestelde een taxi maar betaalde deze niet; hij gebruikte met medebewoners harddrugs op zijn kamer; hij had tegen de regels in messen op zijn kamer. In verband met een incident (bedreiging) werd het schriftelijk de toegang ontzegd tot een pand; hij scheurde de aanzegging echter kapot. Hij telefoneerde naar een drugsdealer en nam spullen van anderen ongevraagd mee naar zijn kamer. Hij uitte bedreigingen naar het personeel. Van 15 tot 18 mei 2015 had hij geen toegang tot het Domushuis wegens een opgelegde sanctie; hij heeft zich niet aan die sanctie gehouden. Met een medebewoner trachtte hij twintig pakken koffie te stelen in een supermarkt. Uiteindelijk is hem de verdere toegang tot het Domushuis ontzegd en is hij voor onderdak verwezen naar het slaaphuis.

In dat rapport wordt geconcludeerd:

Betrokkene is een 50-jarige alleenstaande, aan heroïne verslaafde man zonder vaste woon- of verblijfplaats die zich in het verleden veelvuldig heeft schuldig gemaakt druggerelateerde criminaliteit. Hij is onder twee parketnummers veroordeeld tot een ISD-maatregel en is hiertegen in hoger beroep gegaan.

Betrokkene is zich volgens rapporteur niet c.q. onvoldoende bewust van de gevolgen van zijn (delict)gedrag voor slachtoffers in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen. Hij gedraagt zich pro-crimineel en heeft eerdere trajecten van hulpverlening niet tot een goed einde gebracht.

Zowel uit statisch als uit dynamisch oogpunt is er sprake van hoog recidivegevaar. De meervoudige problematiek van betrokkene, zijn lage ontvankelijkheid voor begeleiding en behandeling alsmede zijn pro-criminele houding zijn hier debet aan.

Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.

Geadviseerd wordt om betrokkene onvoorwaardelijk te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). In verband met de verslavings- en psychische problematiek van betrokken kan binnen het kader van de ISD-maatregel worden ingezet op een forensisch klinische behandeling bij Radix of een soortgelijke instelling.

Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat bij verdachte de ontvankelijkheid voor begeleiding/behandeling laag is. Recent en uit het verleden is gebleken dat de geboden hulpverlening, ook in het kader van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel, niet het gewenste resultaat heeft gehad en dat met name de houding van de verdachte en zijn gebrek aan inzicht in zijn delictgedrag daarvan de oorzaak zijn. Het hof volgt de verdediging dan ook niet in haar stelling dat een voorwaardelijke ISD-maatregel passend is. Het hof acht de slagingskans van een toezicht/begeleiding in dat kader, maar ook in het kader van een voorwaardelijke straf nihil.

Met inachtneming van art. 38m lid 1 Sr. overweegt het hof voorts dat het bewezen verklaarde een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

De verdachte werd blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, te weten tienmaal op 28 september 2012. Het bewezen verklaarde is begaan na de volledige tenuitvoerlegging van deze straffen. Het verweer van de raadsman dat het hof met deze feiten geen rekening mag houden, omdat deze al hebben geleid tot de eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht, reeds omdat dit hof in een ander arrest van dezelfde datum (parketnummer 20-002769-15) de eerder bij vonnis van de rechtbank van 28 april 2014 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel niet ten uitvoer legt omdat het hof verdachte in deze zaak een ISD-maatregel zal opleggen. Voorts moet er naar het oordeel van het hof ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van de reclasseringsrapporten, wederom een misdrijf zal begaan. Ook in zoverre is voldaan aan de eisen gesteld in art. 38m lid 1 Sr.

Naar het oordeel van het hof eist de veiligheid van goederen het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte telkens nieuwe strafbare feiten pleegt, te weten voornamelijk vermogensfeiten, en de oplegging van (vrijheidsbenemende) straffen en zelfs een voorwaardelijke ISD-maatregel hem er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren. De kans dat verdachte zonder nadere interventie in het kader van de ISD-maatregel opnieuw zal overgaan tot het plegen van strafbare feiten acht het hof daarom groot.

Alles overziend, is het hof van oordeel dat thans geen andere optie resteert dan het opleggen van die maatregel. Oplegging van die maatregel acht het hof van belang, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf, nu de maatregel niet alleen strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte, maar mede ertoe strekt een bijdrage te leveren aan de oplossing van diens psychische en verslavingsproblematiek. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van de ISD-maatregel aannemelijk geworden.

Gelet op de duur van de onderhavige strafprocedure en het door verdachte ondergane voorarrest, ziet het hof in dit geval aanleiding om de maatregel voor een termijn van één jaar op te leggen. Gelet op de relatief beperkte duur van de maatregel acht het hof een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet noodzakelijk.

Wel acht het hof het noodzakelijk en gewenst dat in het kader van de maatregel op de kortst mogelijke termijn wordt gestart met de psychische diagnostiek, waarna zo snel mogelijk behandeling c.q. begeleiding dienaangaande kan worden opgestart.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 1 (één) jaar.

Aldus gewezen door

mr. P.J. Hödl, voorzitter,

mr. C.M. Hilverda en mr. J. Platschorre, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,

en op 4 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

De paginanummers die de bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, registratienummer PL2300-2016027055, afgesloten d.d. 15 februari 2016 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 45), nader te noemen: het politiedossier.

Daarnaast is verdachte tweemaal (vonnissen van 17 november 2011 en 2 mei 2012) tot een onherroepelijke maar niet geëxecuteerde werkstraf veroordeeld.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature