Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

omkatten auto, dwaling

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.134.974/01

arrest van 6 mei 2014

in de zaak van

[appellant],

wonende te '[woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. P.A. Schippers te 's-Hertogenbosch,

tegen

1 [geïntimeerde 1],

2. [geïntimeerde 2],

beiden wonende te '[woonplaats],

geïntimeerden,

advocaat: mr. H.T.J. Janssen te 's-Hertogenbosch,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 februari 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaak-/rolnummer 878011/13-1459 gewezen vonnis van 4 juli 2013. Geïntimeerden zullen hieronder afzonderlijk worden aangeduid met hun eigen naam en gezamenlijk als [geïntimeerden c.s.] in mannelijk meervoud.

6 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 11 februari 2014;

- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 12 maart 2014 met bijlagen.

Partijen hebben arrest gevraagd.

7 De verdere beoordeling

7.1.

Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast, met onder meer als doel uitwisseling van informatie en het beproeven van een minnelijke regeling. Tijdens de comparitie op 12 maart 2014 hebben partijen informatie gegeven en geen minnelijke regeling bereikt.

7.2.

Het hof stelt het volgende voorop. In grief I voert [appellant] aan, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen zoals zij heeft gedaan in alle, door [appellant] in zijn geheel geciteerde inhoudelijke rechtsoverwegingen 3.1. tot en met 3.4.3. (dit zijn alle inhoudelijke overwegingen, met uitzondering van de overwegingen over de wettelijke rente en de proceskosten). Vervolgens voert [appellant] in de toelichting op grief I slechts bezwaren aan tegen enkele van die overwegingen van de rechtbank. [geïntimeerden c.s.] stellen dit terecht aan de orde in de memorie van antwoord. Een goede procesorde brengt mee dat [appellant] zijn bezwaren tegen de bestreden uitspraak voldoende duidelijk naar voren dient te brengen, zodat het voor [geïntimeerden c.s.] inzichtelijk is waartegen zij zich dienen te verweren en voor het hof duidelijk is waarover het hof dient te beslissen. Derhalve zal het hof er bij de beoordeling van uitgaan dat [appellant] slechts bezwaar maakt tegen de overwegingen 3.1. tot en met 3.4.3. voorlaatste zin in het bestreden vonnis, voor zover dit voldoende kenbaar blijkt uit de toelichting op grief I en voor zover uit de memorie van antwoord blijkt dat [geïntimeerden c.s.] dit ook zo hebben begrepen.

7.3.

Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de door [appellant] aan Barčić verkochte en geleverde auto (in het tussenarrest gedefinieerd als: de auto, hierna voor een goed onderscheid met andere auto’s aangeduid als: de Auto) was omgekat en of [geïntimeerden c.s.] hebben gedwaald bij aankoop van de Auto.

Voor alle duidelijkheid overweegt het hof, dat hier met “omkatten” wordt bedoeld dat een auto op niet rechtsgeldige wijze wordt voorzien van een aan een andere auto toegekend voertuigidentificatienummer (hierna: V.I.N., partijen spreken ook over het chassisnummer) en kenteken.

Voorts speelt bij het debat over het al dan niet omkatten van de Auto een rol of het bouwjaar van de Auto conform de mededelingen van [appellant] 1986 is, of 1992. Tussen partijen staat vast dat alleen in het eerste geval de Auto vrijgesteld was van Motorrijtuigenbelasting, omdat hij dan ouder was dan 25 jaar.

7.4.

[appellant] heeft niet of onvoldoende kenbaar gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank (r.o. 3.4.3.) dat uitgaande van de omstandigheden -te weten: het niet kunnen gebruiken van de Auto omdat deze vanwege de omkatting in beslag is genomen- het beroep op vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling slaagt. Dit betekent dat indien die omstandigheden, die door [appellant] worden betwist (zie 7.6.), komen vast te staan, de koopovereenkomst terecht is vernietigd wegens dwaling.

7.5.

Tussen partijen is in hoger beroep niet (langer) in geschil, dat: (i) de Auto een witte Mercedes is, (ii) op de Auto ten tijde van de levering een kentekenplaat met kenteken [kenteken] was bevestigd, (iii) het zichtbare V.I.N. van de Auto [voertuigenverificatienummer 1] was, en (iv) genoemd kenteken en V.I.N. volgens de gegevens van de RDW behoren bij een witte Mercedes uit 1986.

Tussen partijen is in hoger beroep evenmin (nog langer) in geschil dat: (a) ook de door de politie op 19 oktober 2012 bij [geïntimeerde 2] in beslag genomen auto een witte Mercedes is, (b) ook op die in beslag genomen auto een kentekenplaat met voornoemd kenteken [kenteken] was bevestigd, (c) ook het op de in beslag genomen auto zichtbare V.I.N. genoemd nummer [voertuigenverificatienummer 2] was, (d) na het in beslag nemen van die auto gebleken is, dat dit in werkelijkheid een omgekatte auto met bouwjaar 1992 is en (e) dat deze auto zich nog steeds bij de politie bevindt, zonder geldig kenteken.

Het voorgaande brengt mee dat in hoger beroep de betwisting door [appellant] van bovengenoemde omstandigheden (7.4.) slechts kan slagen, indien hij zich op het standpunt stelt dat de in beslag genomen auto niet de Auto is (maar kennelijk een andere auto, waarop hetzelfde V.I.N. en kenteken is aangebracht als op de Auto ten tijde van de levering).

7.6.1.

[appellant] heeft dit niet als zodanig in zijn memorie van grieven aangevoerd. Tijdens de comparitie van partijen in hoger beroep heeft [appellant] dit wel gedaan. Voor zover dit beschouwd dient te worden als een nieuwe grief, hebben [geïntimeerden c.s.] ondubbelzinnig met de behandeling van die grief ingestemd. Zij hebben daar namelijk zonder voorbehoud op gereageerd. Aldus betrekt het hof deze betwisting door [appellant] bij zijn oordeel. In zoverre komt het hof terug op r.o. 4.1. onder e) en f) van het tussenarrest, waaruit kan worden opgemaakt dat al vast zou staan, dat het de Auto is die in beslag is genomen.

7.6.2.

Tijdens die comparitie in hoger beroep heeft [appellant] naar voren gebracht: “(…) er kan alleen maar gesteld worden dat de auto die in beslag is genomen, een andere auto zou kunnen zijn (…)” Vervolgens heeft [appellant] aangevoerd dat [geïntimeerden c.s.] zelf een auto uit 1992 achter de hand hebben gehad en die na het kopen van de Auto hebben omgekat, door op die auto uit 1992 het V.I.N. en het kenteken van de Auto aan te brengen. Die andere door [geïntimeerden c.s.] omgekatte auto uit 1992 zou de door de politie in beslag zijn genomen auto zijn.

[geïntimeerden c.s.] stellen dat zij de Auto slechts 19 dagen in bezit hebben gehad en dat het wel de Auto is geweest die na die 19 dagen in beslag is genomen door de politie. Nadat zij bij brief van 13 november 2012 (prod. 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) bericht hebben gehad van de RDW dat het kentekenbewijs ongeldig is verklaard, hebben zij op 19 november 2012 aangifte van oplichting gedaan bij de politie (prod. 4 bij dagvaarding in eerste aanleg). Zij stellen voorts dat zich in de in beslag genomen auto een ingebouwde Nokia carkit bevond en twee telefoons die op die carkit passen. Op die telefoons stonden sms berichten van [appellant] en zijn zoon die door de politie zijn vastgelegd en opgeslagen, aldus [geïntimeerden c.s.] [geïntimeerden c.s.] stellen dat zij geen belang hebben bij het zelf aanbrengen van het V.I.N. en kenteken van de Auto op een andere auto.

7.6.3.

Nu [appellant] niet heeft betwist dat in de in beslag genomen auto een carkit en twee daarop passende telefoons met sms berichten van [appellant] en zijn zoon zijn aangetroffen, staat dit vast. Dit vormt een aanwijzing voor de juistheid van de stelling van [geïntimeerden c.s.] dat de in beslag genomen auto de Auto is. Voorts had het naar het oordeel van het hof tegenover de gemotiveerde stellingen van [geïntimeerden c.s.] op de weg van [appellant] gelegen om in hoger beroep méér aan te voeren dan dat er sprake zou “kunnen” zijn van een andere in beslag genomen en omgekatte auto dan de Auto (vergelijk het eveneens onvoldoende concludente “vermoeden”, conclusie van antwoord nr. 18) en dit met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen. De enkele stelling dat [geïntimeerde 1] meerdere oldtimers heeft, is daartoe niet voldoende. Ook de stelling dat bij eerdere controles door de politie is vastgesteld dat bovengenoemd V.I.N. ([voertuigenverificatienummer 2]) en kenteken ([kenteken]) behoorden bij de gecontroleerde auto, voor zover al juist, vormt een onvoldoende onderbouwing. [appellant] heeft immers onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit volgt dat de destijds gecontroleerde auto dezelfde auto was als de later aan [geïntimeerden c.s.] geleverde Auto.

Voorts neemt het hof nog in aanmerking dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat [appellant] in eerste aanleg diverse inconsistente en onjuist gebleken stellingen over de herkomst en aankoop door [appellant] van de Auto heeft aangevoerd. Voor dit gebrek aan consistentie heeft [appellant] ook in hoger beroep geen enkele plausibele verklaring gegeven.

Al met al oordeelt het hof dat [appellant] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de in beslag genomen omgekatte auto uit 1992 de Auto was, zodat dit vaststaat en aan bewijslevering hierover niet meer wordt toegekomen. Zoals in 7.4. al overwogen, betekent het voorgaande dat het beroep van [geïntimeerden c.s.] op vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling slaagt.

7.6.4.

Ten overvloede overweegt het hof nog, dat in het midden kan blijven wie de Auto voorafgaand aan de levering heeft omgekat, [appellant] of een ander. Ook indien [appellant] voorafgaand aan de koopovereenkomst zijn onjuiste mededeling over het bouwjaar 1986 van de Auto geheel te goeder trouw heeft gedaan, staat dit niet aan het beroep van [geïntimeerden c.s.] op dwaling in de weg.

7.7.

De slotsom luidt dat grief I faalt en dat als gevolg daarvan ook de grieven II en III falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

7.8.

Als de ook in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, zal [appellant] worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

8 De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 juli 2013;

veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerden c.s.] worden begroot op € 299,-- aan verschotten en € 1.264,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, C.N.M. Antens en P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 mei 2014.

sheer


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature