Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Waardering garagebox

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

tweede meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 09/355

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank

's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 18 juni 2009, nummer 08/1208 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Y,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen beschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van

29 februari 2008 de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als A-straat 3D te Y (hierna: de garagebox) per waardepeildatum 1 januari 2007, voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, bepaald op € 14.000. Bij die beschikking heeft de Heffingsambtenaar ook de daarop gebaseerde aanslag (hierna: de aanslag) onroerende zaak belasting bekendgemaakt. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, ongewijzigd door de Heffingsambtenaar gehandhaafd in zijn uitspraak op bezwaar.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39. Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 110. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft afgezien van het indienen van een conclusie van dupliek.

1.5. De zitting heeft plaatsgehad op 14 april 2011 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Eiser is eigenaar van de garagebox. Deze is voorzien van een zadeldak en heeft een inhoud van ongeveer 80 m3.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft naar het Hof verstaat het antwoord op de volgende vragen:

- Is de Heffingsambtenaar bevoegd de beschikking en aanslag vast te stellen?

- Is de waarde van de garagebox juist vastgesteld?

Belanghebbende beweert een tegenvordering te hebben op de Gemeente en zolang die niet voldaan is, ontslagen te zijn van de verplichting tot betaling van de aanslag.

- Is belanghebbende ondanks de tegenvordering die hij beweert te hebben op de gemeente verplicht de aanslag onroerende zaak belasting te betalen?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft belanghebbende nogmaals benadrukt dat zolang de tegenvordering (in verband met een onteigeningskwestie) niet is betaald, hij ook geen onroerende zaakbelasting wenst te betalen. Hij heeft tevens aangegeven met zijn zaak bij de Ombudsman te zijn geweest.

3.3. Belanghebbende concludeert naar het Hof verstaat tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de Heffingsambtenaar en tevens van de beschikking en de daarbij bekend gemaakte aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot instandlating daarvan.

4. Gronden

4.1. Op grond van artikel 231, tweede lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet is de Heffingsambtenaar het bevoegde orgaan tot vaststelling van de waarde en het opleggen van de aanslag.

4.2. De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde verwezen naar een taxatierapport van

4 juni 2008. In dat rapport is voor de garagebox tot een waarde van € 14.000 geconcludeerd. Die waarde is bepaald door vergelijking met gerealiseerde verkopen van vergelijkbare onroerende zaken rond de peildatum.

4.3. Belanghebbende heeft de waarde van de garagebox betwist, maar geen tegenwaarde bepleit. Belanghebbende heeft zich niet verzet tegen de gemaakte keuze van vergelijkingspanden.

4.4. Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar met zijn taxatierapport de vastgestelde waarde voldoende aannemelijk gemaakt. Hetgeen belanghebbende daartegen heeft ingebracht geeft het Hof geen reden van die waarde af te wijken. Het hoger beroep is daarom ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.

4.5. Belanghebbende heeft onder meer met verwijzing naar artikel 1 van de Grondwet gesteld een vordering te hebben op de Gemeente. Hij zou daarom niet zijn verplicht tot betaling van de aanslag. De belastingrechter van het Hof is in burgerlijke zaken echter niet bevoegd en mag zich niet uitlaten over hetgeen belanghebbende heeft gesteld over (het verrekenen van) onderlinge vorderingen. Indien belanghebbende bedoelt, dat het bestaan van de door hem gestelde tegenvordering de rechtsgeldigheid van de onderhavige beschikking respectievelijk aanslag zou aantasten, volgt het Hof hem niet. Dat standpunt stoelt op een onjuiste rechtsopvatting.

4.6. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

4.7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .

5. Beslissing

Het Hof

verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen voor zover het de gevolgen van de door belanghebbende beweerde tegenvordering betreft.

Het Hof

- verklaart het hoger beroep voor het overige ongegrond

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 9 juni 2011 door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, W.E.M. van Nispen tot Sevenaer en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature