Het hof is van oordeel dat niet gebleken is van gefailleerde niet toe te rekenen omstandigheden als bedoeld in artikel 15b lid 1 FW waardoor zij kort na indiening van het faillissementsverzoek niet in staat is geweest een schuldsaneringsverzoek in te dienen. Het hof overweegt dat gefailleerde haar stelling, dat haar psychische toestand destijds zodanig slecht was dat zij niet in staat is geweest om binnen de daarvoor gestelde termijn als bedoeld in artikel 3 FW een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, niet heeft onderbouwd.