Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Uitwerking verrekenbeding; verrekening overeenkomstig verhouding overgespaard inkomen en privévermogen; belang van kasstromen; benoeming deskundige voor waardering van aandelen op basis van intrinsieke waarde.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 25 juli 2012

Zaaknummer : 200.099.687/01

Rekestnr. rechtbank : F2 RK 04-2527

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. W.H. Benard te Rotterdam,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat voorheen mr. R.W.F. Heijmeriks, thans mr. A. Zwart te Roosendaal.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 29 december 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van

30 september 2011 van de rechtbank Rotterdam.

De man heeft op 2 februari 2012 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 9 januari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;

- op 31 januari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;

- op 5 april 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.

De zaak is op 20 april 2012 mondeling behandeld ten overstaan van mr. A.H.N. Stollenwerck als raadsheer-commissaris.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

De advocaat van de vrouw heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad en voor zover in dit hoger beroep van belang – beslist dat partijen overgaan tot afwikkeling van de tussen partijen bestaande huwelijkse voorwaarden in die zin, dat aan de vrouw toekomt:

- de helft van het verschil van de extra waardestijging van de woning [I] te [plaats] en hetgeen de man op grond van artikel 7 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden in de woning heeft ge ïnvesteerd;

- de helft van het verschil van het saldo van de door de man aangebrachte bankrekening met nummer [nummer] bij de [naam bank] per datum huwelijk van partijen (datum 1994) en per datum indiening van het verzoek tot echtscheiding (5 november 2004);

- de auto merk [merk],

en dat de vrouw zal meewerken binnen een maand na 30 september 2011 aan de uitsluitende tenaamstelling van bovengenoemde woning ten name van de man.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

Algemeen

1. In geschil is de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

2. De vrouw verzoekt het hof om de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 29 februari 2008 en 30 september 2011 te vernietigen en, opnieuw beschikkende en zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het volgende te bepalen:

primair:

1. de afwikkeling tussen partijen vast te stellen met inachtneming van hetgeen in punt 28 is gesteld namens de vrouw en zoals uitgewerkt in de grieven, namelijk als volgt:

- de woning [I] te [plaats] aan de man toe te delen en te bepalen dat de huidige waarde van deze woning, minus de hoogte van de hypotheekschuld en de investering vanuit de nalatenschap van de vader van de man, bij helfte wordt verdeeld, en de man te veroordelen de aan de vrouw toekomende helft van dit bedrag te betalen binnen een maand na de datum waarop de akte van verdeling en levering van voornoemd registergoed is gepasseerd. Indien de akte reeds is gepasseerd, het bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van passeren van de akte tot aan de datum van volledige voldoening.

Voor wat betreft de verrekening van het vermogen van de man:

- de door de rechtbank benoemde deskundige, de heer Kooger RA, te verzoeken vast te stellen wat de omvang van het vermogen van de man op peildatum (5 november 2004) was;

- de man te veroordelen tot betaling van een bedrag aan de vrouw ter grootte van de helft van zijn vermogen op peildatum, binnen een maand na de ten deze te wijzen beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf peildatum tot aan de dag van de voldoening;

subsidiair:

met betrekking tot de investeringen in de woning [II] te [plaats]:

2. een deskundige te benoemen die vaststelt welk deel van de waardestijging van deze woning is toe te schrijven aan de arbeid van de vrouw door aanlegging van de tuin en door investeringen met overgespaard inkomen;

3. voor recht te verklaren dat de daaraan toe te schrijven waardevermeerdering op grond van het verrekenbeding moet worden verrekend, en

4. vervolgens de man te veroordelen aan de vrouw te voldoen een bedrag ter hoogte van de investeringen van de vrouw met een correctievergoeding gerelateerd aan de waardestijging die de woning ten gevolge van haar inspanningen heeft doorgemaakt en de helft van de waardestijging die toe te schrijven is aan investeringen uit overgespaard inkomen, alles binnen een maand na de ten deze te wijzen beschikking;

met betrekking tot de (eenvoudige gemeenschap van) woning [I]:

5. de woning aan de man toe te delen en te bepalen dat de man aan de vrouw een bedrag wegens overbedeling dient te betalen, als volgt te bepalen:

6. een deskundige te benoemen die de huidige waarde van de woning bepaalt. Op de waarde wordt een bedrag in mindering gebracht ter grootte van de hypotheekschuld en de investering vanuit de nalatenschap van de vader. Een deskundige te benoemen die met betrekking tot de stichtingskosten bepaalt welk bedrag van de stichtingskosten is te zien als belegging en herbelegging van geld van de vrouw en overgespaard inkomen en te bepalen welk bedrag de vrouw vervolgens toekomt;

7. de man te veroordelen om het aan de vrouw toekomende bedrag te betalen binnen een maand na de datum waarop de akte van verdeling en levering van voornoemd registergoed is gepasseerd en indien de akte reeds is gepasseerd, het bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van passeren van de akte tot aan de datum van volledige voldoening;

met betrekking tot de aankoop van de aandelen [naam] Holding BV:

8. dat aan de vragen zoals geformuleerd bij (tussen)beschikking d.d. 29 februari 2008 nog een vraag dient te worden toegevoegd, namelijk onderzoek naar de aankoopprijs van de aandelen in [naam] Holding BV en het bestaan en inhoud van de genoemde ingroeiregeling;

9. dat de deskundige, de heer Kooger RA, wordt gevraagd alsnog antwoord te geven op genoemde vraag waarbij van de zijde van de man inzage gegeven zal moeten worden in de relevante documenten dan wel medewerking dient te worden verleend om deze documenten te kunnen inzien;

10. dat getuigen, zijnde geïntimeerde [geïntimeerde], zijn broer [naam] (geb. [geboortedatum]) wonende te [woonplaats], en nader te noemen financieel adviseurs, worden gehoord inzake deze aankoop van aandelen [naam] Holding BV;

met betrekking tot het vermogen van de man:

11. een deskundige te benoemen die vaststelt welk deel van het vermogen van de man is ontstaan door belegging en herbelegging van geld van de vrouw en van overgespaard inkomen (waarin de aankoop van aandelen [naam] Holding BV wordt betrokken) en vervolgens de man te veroordelen aan de vrouw te voldoen een bedrag ter hoogte van haar investeringen met een correctievergoeding gerelateerd aan de waardestijging van het vermogen en de helft van de waarde die is ontstaan door belegging en herbelegging van overgespaard inkomen,

althans, zowel primair als subsidiair, een zodanige beschikking te geven als het hof in goede justitie juist acht.

3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof de primaire en subsidiaire vorderingen van de vrouw af te wijzen en de beschikkingen te bekrachtigen, zo nodig met aanvulling van gronden, althans te beslissen zoals het hof in goede justitie juist acht.

De grieven

4. De vrouw voert zes gronden (grieven) aan tegen de bestreden beschikking:

Grief 1: ten onrechte heeft de rechtbank in de beschikking met betrekking tot het antwoord van de deskundige op de eerste vraag (inzake door [naam] BV uitgekeerde dividend) geen acht geslagen op hetgeen de deskundige onder het kopje samenvatting 2 en ‘Nota Bene’ naar voren heeft gebracht.

Grief 2: de vrouw heeft een aantal vragen geformuleerd die aan de deskundige gesteld dienden te worden. Ten onrechte heeft de rechtbank de vragen met betrekking tot de aankoop van de aandelen in [naam] Holding BV en het bestaan van een zogenoemde ‘ingroeiregeling’ niet aan de deskundige voorgelegd.

Grief 3: de rechtbank overweegt in de beschikking ten onrechte dat de vrouw niet langer een beroep doet op verrekening van geïnvesteerde bedragen met betrekking tot de woning [II].

Grief 4: de rechtbank heeft in de beschikking ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat de vrouw met aan haar toebehorend vermogen heeft meebetaald aan de stichtingskosten van de [woning I] te [plaats] en dat aan haar uitsluitend de helft van de extra overwaarde toekomt.

Grief 5: de rechtbank heeft ten onrechte vastgesteld dat de deskundige aan de hand van het verrichte onderzoek tot de conclusie is gekomen dat het vermogen van de man op peildatum de resultante is van investering, belegging en herbelegging van gelden afkomstig uit het stamvermogen van de door de man bij het huwelijk aangebrachte bankrekeningnummer [nummer].

Grief 6: ten onrechte heeft de rechtbank in de beschikking van 30 september 2011 beslist gelijk zij heeft beslist.

Het verweer van de man

5. De man heeft tegen de grieven van de vrouw gemotiveerd verweer gevoerd. Door de man is onder meer het volgende naar voren gebracht.

Aankoop van aandelen [Y] BV

6. Op de datum van het huwelijk beschikte de man op zijn beleggingsrekening bij de [naam] bank over een saldo van fl 50.770,31. Op 14 september 1995 heeft de man een bedrag van fl 50.000,- liquide gemaakt. Vervolgens heeft de man op 19 september 1995 een bedrag van fl 48.015,- overgemaakt naar de derdenrekening van Loeff c.s. Blijkens de notariële akte van 21 september 1995 heeft de man de eigendom verworven van de aandelen in [Y] BV. De aandelen [Y] BV zijn gekocht met tegoeden van de beleggingsrekening, waarvan het saldo is aangebracht door de man ten huwelijk. Op grond van de tussen partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden blijven aanbrengsten buiten de verrekening, alsmede de opbrengsten daarvan.

7. De vrouw beschikte niet over inkomsten gedurende het huwelijk en kinderalimentatie en kinderbijslag worden niet bij het inkomen gerekend.

8. Van de betaalrekening (effectenrekening) werden de kosten van de huishouding voldaan en

fl 300,- per maand gespaard. Die overgespaarde inkomsten zijn tussen partijen op 7 februari 2006 verrekend.

9. Het vermogen van de man kan dan ook niet zijn ontstaan door belegging en herbelegging van het geld van de vrouw en het tijdens huwelijk niet verrekende, overgespaarde inkomen.

Aankoop [naam] Holding BV

10. Op 22 december 1995 koopt [Y] BV acht gewone aandelen in [naam] Holding BV voor fl 8.000,- van [X] beheer BV. Op 22 december 1995 zijn de statuten van [Y] BV gewijzigd en wel in die zin dat de naam van de vennootschap luidt [naam] beheer BV.

11. De aandelen [naam] Holding BV zijn in de jaarrekening 1995 van [naam] beheer BV als een deelneming opgenomen.

12. Er is geen sprake van een zogenaamde ‘ingroeiregeling’, hetgeen de deskundige ook heeft geconstateerd, zie bladzijde 16 van het deskundigenrapport.

Verkoop [naam] Holding BV

13. Op 1 juli 1999 heeft [naam] beheer BV haar deelneming in [naam] Holding BV verkocht aan [Z] BV voor een bedrag van € 1.524.702,-. Dit bedrag is in de jaarrekening 1999 verwerkt met goedkeurende accountantsverklaring en aan de man zijn vervolgens dividenduitkeringen gedaan.

Dividend

14. Het door [naam] beheer BV uitgekeerde dividend is in zijn geheel verkregen uit belegging en herbelegging zoals bedoeld in artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden en blijft overeenkomstig artikel 7 lid 2 buiten de afrekening.

Woning [II]

15. Deze woning is voor het huwelijk door de man gekocht en bij het huwelijk aangebracht. Op de hypothecaire geldlening is gedurende het huwelijk niet afgelost. De woning behoort niet tot het te verrekenen vermogen.

Woning [I]

16. De vrouw heeft niet meebetaald aan de stichtingskosten van de woning, zoals de deskundige ook heeft geconcludeerd.

De betaalrekening (effectenrekening) [nummer]

17. Op deze rekening werd het salaris van de man gestort, alsmede de kinderalimentatie en

-bijslag. Het vermogen van de man op de peildatum 5 november 2004 is de resultante van investering, belegging en herbelegging van gelden afkomstig uit het stamvermogen van de door hem bij het huwelijk van partijen aangebrachte bankrekening met nummer [nummer] bij de [naam bank].

Peildatum verrekeningsvordering

18. Uit de gewisselde stukken van partijen volgt dat partijen het er over eens zijn dat de vordering uit hoofde van het finale verrekenbeding zoals opgenomen in de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden moet worden vastgesteld per datum 5 november 2004.

19. Het hof heeft van geen van de partijen een vermogensbeschrijving gekregen met betrekking tot het te verrekenen vermogen.

20. Het hof leest in het appel van de vrouw dat zij met betrekking tot een aantal goederen de vraag aan het hof voorlegt of deze al dan niet tot het te verrekenen vermogen behoren. Het hof heeft de volgende lijst van goederen samengesteld:

1. de waarde van de aandelen in [naam] beheer BV;

2. de woning [II];

3. de waarde van de polis [nummer] in verband met de hypothecaire geldlening;

4. het saldo van de beleggingsrekeningen.

21. Voorts leest het hof in het appel van de vrouw dat de woning [I] te [adres] moet worden toegedeeld aan de man onder verrekening van de waarde.

Aandelen [naam] BV en het uitgekeerde dividend

22. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven bespreekt het hof de grieven zoveel mogelijk gemeenschappelijk.

23. Het hof stelt de navolgende feiten vast:

1. partijen zijn getrouwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden;

2. artikel 1 van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden luidt: “Er zal tussen de echtgenoten geen enkele gemeenschap van goederen bestaan, zodat elke vermogensrechtelijke gemeenschap zal zijn uitgesloten.”;

3. artikel 7 lid 2 van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden luidt als volgt: “Bij het einde van het huwelijk door echtscheiding alsmede bij scheiding van tafel en bed zullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in de algehele gemeenschap van goederen getrouwd waren. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, de opbrengst van een en ander en wat voor een ander in de plaats is gekomen, alsmede wat door de jaarlijkse verrekening werd verkregen.”;

4. uit de staat van aanbrengsten volgt dat tot het privé vermogen van de man behoort het saldo van de bankrekeningnummer [nummer] bij de [naam bank] NV.

5. niet bestreden is dat het saldo op de rekening op datum huwelijk bedroeg fl 50.770,31;

6. niet bestreden is dat de man op 21 september 1995 de aandelen [Y] Investments BV thans [naam] beheer BV heeft gekocht voor een prijs van fl 48.000,-;

7. niet is bestreden dat voor de aankoop van de aandelen een bedrag van fl 50.000,- is overgeboekt van de beleggingsrekening van de man naar de effectenrekening van de man;

8. niet bestreden is dat het saldo van de effectenrekening van de man voor het huwelijk mede gevoed werd door de kinderalimentatie en de kinderbijslag;

9. niet bestreden is dat na het huwelijk het saldo van de effectenrekening van de man voor het huwelijk mede gevoed werd door de kinderalimentatie en de kinderbijslag;

10. niet bestreden is dat maandelijks een bedrag van fl 300,- van de effectenrekening van de man naar de beleggingsrekening van de man werd overgeboekt;

11. vaststaat dat op het moment van de aankoop van de aandelen er op de effectenrekening van de man een bedrag stond van fl 55.152,- (zie deskundigenbericht);

12. vaststaat dat in de periode van datum huwelijk tot het moment van de aankoop van de aandelen een bedrag van fl 3.300,- van de effectenrekening van de man naar de beleggingsrekening is overgeboekt (zie deskundigenbericht);

13. door de man wordt erkend dat er fl 300,- per maand werd gespaard, zie blz. 6 verweerschrift.

24. Het hof overweegt als volgt. Partijen zijn met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen gehuwd. In artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden is een finaal verrekenbeding opgenomen. Uit dit artikel volgt eveneens dat niet tot het te verrekenen vermogen behoort hetgeen door partijen ten huwelijk is aangebracht en hetgeen krachtens erfrecht of schenking is verkregen, en de opbrengst van een en ander en wat voor een en ander in de plaats is gekomen.

25. Uit de staat van aanbrengsten volgt welk vermogen partijen bij het aangaan van het huwelijk hebben aangebracht. Uit de staat van aanbrengsten van de man volgt dat door de man is aangebracht de rekening bij de [naam bank] met nummer [nummer]. Naar het oordeel van het hof behoort tot het privé vermogen van de man het saldo van deze rekening op datum huwelijk. Dat er in dit saldo mogelijk gelden zijn opgenomen uit hoofde van de bijschrijving van kinderalimentatie en kinderbijslag met betrekking tot het kind van de vrouw uit een eerdere relatie doet daaraan niet af. Het hof heeft uit de stukken begrepen dat partijen in de periode voor het huwelijk enige tijd hebben samengewoond en dat de kosten van de huishouding uit het inkomen van de man werden voldaan.

26. Door het laten overboeken van de kinderalimentatie en de kinderbijslag – met betrekking tot het kind van de vrouw – heeft de vrouw zich naar het oordeel van het hof zodanig gedragen dat de man er op mocht vertrouwen dat hij die gelden mocht aanwenden voor de kosten van de huishouding. De vrouw kan derhalve niet achteraf stellen dat zij recht heeft op een deel van het saldo van de rekening van de man op het moment van de huwelijksvoltrekking. Gezien het gedrag van de vrouw in deze had het op haar weg gelegen om in de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden enig voorbehoud te maken, hetgeen zij niet heeft gedaan.

27. Onbestreden is dat het saldo van de beleggingsrekening met nummer [nummer] van de man op datum huwelijk fl 50.770,31 bedroeg.

28. Na datum huwelijk is de effectenrekening en de daaraan gekoppelde beleggingsrekening met nummer [nummer] mede gevoed door overgespaard niet gedeeld inkomen, dit volgt uit de stellingen van partijen.

29. Door de man wordt erkend dat er maandelijks fl 300,- werd overgespaard, hetgeen eveneens is af te leiden uit punt 23 van de vrouw uit haar verweerschrift.

30. Op de datum van de aankoop van de aandelen [Y] Investment BV bedroeg het saldo van de beleggingsrekening [naam bank] nummer [nummer] fl 55.152,-. In de periode van het huwelijk tot datum aankoop aandelen is aan overgespaard inkomen naar de rekening overgeboekt een bedrag van fl 3.300,-. Naar het oordeel van het hof dient 94% van het saldo van de rekening te worden aangemerkt als privé vermogen van de man en 6% van het saldo van de rekening dient aangemerkt te worden als overgespaard niet gedeeld inkomen.

31. Enkele dagen voor de aankoop van de aandelen is van de beleggingsrekening nummer [nummer] van de man een bedrag van fl 50.000,- overgeboekt naar de effectenrekening van de man. Van dit bedrag rekent het hof toe aan het privé vermogen van de man een percentage van 94% en 6 % rekent het hof toe aan te verrekenen vermogen. Uit de effectenrekening nummer [nummer] is betaald de aankoopprijs van de aandelen van fl 48.000,-. Naar het oordeel van het hof behoort tot het privé vermogen van de man 94% van de waarde van de aandelen en 6% van de waarde van de aandelen behoort tot het te verrekenen vermogen.

32. Uit de gewisselde stukken van partijen volgt dat er in de huwelijkse periode dividend is uitgekeerd. Naar het oordeel van het hof is dividend naar maatschappelijke normen een burgerlijke vrucht. Deze vrucht dient toegerekend te worden aan de bron, te weten de aandelen in [naam] beheer BV. Van de dividenduitkering behoort 94% tot het privé vermogen van de man aangezien dit dividend dient aangemerkt te worden als een vrucht van zijn privé vermogen en 6 % van het dividend dient aangemerkt te worden als vrucht van het overgespaarde niet gedeelde inkomen.

33. Uit het deskundigenbericht volgt dat in de huwelijkse periode aan dividend is uitgekeerd:

1. 1 september 1999 netto dividend (na aftrek belasting) fl 2.145.000,-

2. 1 juli 2000 en 1 juli 2001 netto dividend (na aftrek belasting) fl 360.000,-

3. totaal fl 2.505.000,- / € 1.136.719,44.

34. Van het totale dividend is tot het te verrekenen vermogen te rekenen de somma van

fl 150.300,-, ofwel € 68.203,- (afgerond).

35. De deskundige stelt in zijn rapport dat het eigen vermogen van [naam] beheer BV (voorheen [Y] Investments BV) bedraagt € 18.151,- en € 7.000,- aan reserves. Het hof begrijpt dat er in de onderneming geen activiteiten meer plaats vinden. Naar het oordeel van het hof kan dan de waarde van de aandelen worden vastgesteld op de intrinsieke waarde minus een mogelijke belastingclaim.

36. Het hof begrijpt dat het bedrag van € 68.203,- is geïnvesteerd in de woning [I] te [plaats]. Het hof verwijst naar punt 29 van het verweerschrift van de man.

Deelneming

37. Uit de jaarrekening van [naam] beheer BV met betrekking tot het jaar 1995 heeft het hof kunnen vaststellen dat zij een 20% deelneming heeft in [naam] Holding BV.

38. Naar het oordeel van het hof behoorde deze deelneming tot het vermogen van [naam] beheer BV. Het aandeel behoort derhalve niet tot het te verrekenen vermogen, aangezien de waarde van de deelneming is verdisconteerd in de waarde van [naam] beheer BV.

Woning [II]

39. Door de vrouw wordt erkend dat de woning [II] tot het voorhuwelijkse vermogen van de man behoort. De vrouw stelt dat er in de woning is geïnvesteerd uit overgespaard inkomen. Voorts is de vrouw van mening dat de waarde van de woning is gestegen, omdat zij in de tuin heeft gewerkt.

40. Door de man is gesteld dat de vrouw niet buitenshuis werkte en het niet ongebruikelijk is dat de werkzaamheden dan bestaan uit het huishouden en het niet ongebruikelijk is dat er dan ook werkzaamheden aan de tuin worden verricht. Het hof begrijpt uit het verweer van de man dat er geen overgespaard inkomen in de woning is geïnvesteerd.

41. Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof behoren de werkzaamheden van de vrouw die zij heeft verricht aan de tuin tot de werkzaamheden die echtgenoten dienen te verrichten in het kader van art. 1:81 BW. Voorts heeft de vrouw niet aangetoond dat er overgespaard inkomen in dit voorhuwelijkse vermogen van de man is geïnvesteerd. Het hof is derhalve van oordeel dat het woonhuis niet behoort tot het te verrekenen vermogen.

Woning [I]

42. Uit de gewisselde stukken volgt dat de hierboven vermelde woning aan partijen in mede eigendom toebehoort. Er is sprake van een eenvoudige gemeenschap.

43. De vrouw wenst dat de woning aan de man wordt toegedeeld. De vrouw stelt dat de eigendom van de woning mede is gefinancierd uit vermogen dat had moeten worden verrekend.

44. Uit het verweer van de man volgt dat de woning aan de man moet worden toegedeeld tegen de waarde van de woning per datum verdeling. Uit het verweer van de man volgt dat de stichtingskosten van de woning zijn betaald van een rekening waarop zijn gestort de gelden uit de nalatenschap van zijn vader alsmede de dividenduitkeringen.

45. Het hof overweegt als volgt. Voor de waarde van de woning dient uitgegaan te worden van het tijdstip van de feitelijke verdeling dan wel een tijdstip dat daar zo dicht mogelijk bij ligt. Het hof beschikt niet over de waarde van de woning op datum van deze beschikking.

46. Uit punt 29 van het verweerschrift van de man volgt dat in de woning is geïnvesteerd:

nalatenschap van de vader € 839.531,-

dividenduitkering € 1.136.720,-

geldlening € 77.142,-

totaal € 2.053.393,-

47. Met betrekking tot de dividenduitkering behoort 94% toe tot het privé vermogen van de man een 6 % tot het te verrekenen vermogen. Dit impliceert dat afgerond € 68.203,- tot het te verrekenen vermogen behoort en afgerond € 1.068.516,- tot het privé vermogen van de man.

48. Naar het oordeel van het hof dient de woning [I] te [plaats] aan de man te worden toegedeeld tegen de waarde van deze woning in het vrije economische verkeer. Als peildatum stelt het hof vast 1 oktober 2012 aangezien het hof ervan uit gaat dat de verdeling van de woning op dat tijdstip afgerond kan zijn.

49. Op de waarde moet in mindering worden gebracht:

1. dividend uit overgespaard inkomen € 68.203,-

2. dividend privé vermogen van de man € 1.068.517,-

3. nalatenschap van de vader van de man € 839.531,-

4. geldlening € 77.142,-

50. Een eventuele overwaarde of onderwaarde dient gelijk tussen partijen te worden verdeeld.

Deskundige

51. De waarde van de aandelen in [naam] Holding BV dient per 4 november 2004 te worden vastgesteld. Gezien de aard van de vennootschap wenst het hof uit te gaan van de intrinsieke waarde.

Benoeming deskundige

52. De deskundige zal op grond van artikel 198 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zijn opdracht uitvoeren onder leiding van een raadsheer-commissaris.

53. Partijen wensen dat tot deskundige wordt benoemd R. Kooger RA. Het hof zal de heer R. Kooger RA tot deskundige benoemen.

Aansprakelijkheid deskundige

54. Het hof is ermee bekend dat de deskundige zijn opdracht alleen wenst te aanvaarden indien zijn algemene leveringsvoorwaarden op de opdracht van toepassing zijn.

55. De deskundige dient binnen zes weken na deze beschikking zijn leveringsvoorwaarden te doen toekomen aan het hof en aan ieder der partijen.

56. Partijen dienen tijdens de regiezitting zich uit te laten over de vraag of zij zich gebonden achten aan de leveringsvoorwaarden.

Klachten over de deskundige

57. Indien een partij een klacht tegen de deskundige wenst in te dienen, dient deze het hof daarvan in kennis te stellen, zodat het hof in staat is – na partijen en de deskundige te hebben gehoord – te beoordelen of die partij conform artikel 198 lid 3 Rv aan het onderzoek zijn of haar medewerking heeft verleend.

Onderzoek

58. Het staat de deskundige vrij om tijdens zijn onderzoek te beproeven of een onderlinge regeling tot de mogelijkheden behoort.

59. De opdracht dient door de deskundige zelf te worden uitgevoerd. Het staat de deskundige vrij om bij de uitvoering van zijn werkzaamheden zich te laten bijstaan door derden, indien de deskundige dit in de uitvoering van zijn werkzaamheden noodzakelijk acht. Alvorens hij derden bij zijn werkzaamheden inzet, zal hij de raadsheer-commissaris inlichten.

Kosten deskundige

60. Het uurtarief van de deskundige bedraagt € 265,- exclusief BTW. De deskundige dient zijn declaratie op te stellen aan de hand van de door hem gehanteerde uren en verrichtingenstaat. Het hof zal, alvorens over te gaan tot uitbetaling van de declaratie aan de deskundige, aan partijen om een reactie vragen. Partijen dienen binnen tien dagen te laten weten of zij instemmen met de declaratie. Na die periode stelt het hof de declaratie vast en zal overgaan tot uitbetaling.

61. Ter dekking van de kosten van de deskundige stelt het hof een voorschot vast van € 12.500,- inclusief BTW. Partijen dienen ieder voor de helft zorg te dragen voor de storting van het voorschot ter griffie van het hof door overmaking op bankrekeningnummer van Royal Bank of Scotland 56.99.90.580 ten name van MvJ, arrondissement ’s-Gravenhage, en onder vermelding van zaaknummer 200.099.687/01.

Deskundigenbericht

62. Het deskundigenbericht dient binnen zes maanden na de regiezitting met redenen omkleed toegestuurd te worden aan de griffier van het hof.

Communicatie

63. Indien de advocaten en/of de deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen (tel. nr. 070-381 1500) griffier bij dit hof.

Identificatiebewijs

64. Ten behoeve van het dossier van de deskundige dienen partijen ter zitting aan de deskundige een kopie van hun paspoort of ander rechtsgeldig identificatiebewijs te verstrekken.

Raadsheercommissaris

65. Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. Stollenwerck en bij diens afwezigheid mr. Lückers.

Voorlopige vraagstelling

1. Met in achtneming van de beslissingen van dit hof zoals opgenomen in deze beschikking, onderzoek met toepassing van mediationtechnieken of er een totaal regeling tussen partijen kan worden getroffen;

2. indien geen oplossing kan worden gevonden, stel de waarde van de aandelen in [naam] beheer BV vast op basis van de waarderingsgrondslag zoals geformuleerd door het hof;

3. om nodeloze kosten te voorkomen vindt er met betrekking tot de vraagstelling een regie zitting plaats.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

benoemt de heer R. Kooger RA, kantoorhoudende te Rosmalen aan de Larikslaan 19, tot deskundige;

bepaalt dat partijen voorlopig het in rechtsoverweging 61 genoemde voorschot binnen veertien dagen na heden deponeren ter griffie van het hof door overmaking op bankrekeningnummer van Royal Bank of Scotland 56.99.90.580 ten name van MvJ, arrondissement ’s-Gravenhage en onder vermelding van zaaknummer 200.099.687/01;

benoemt tot raadsheer-commissaris mr. Stollenwerck en bij diens afwezigheid mr. Lückers;

bepaalt dat de regiezitting plaatsvindt op een nader te bepalen tijdstip;

bepaalt dat de deskundige zijn deskundigenbericht met redenen omkleed binnen zes maanden na de regiezitting toezendt aan de griffier van dit hof, onder vermelding van zaaknummer 200.099.687/01;

bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen bij het onderzoek in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Lückers en Van Leuven, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature