E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3616
LJN BO3616, Gerechtshof 's-Gravenhage, BK-09-00194

Inhoudsindicatie:

De belastingkamer van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft op 17 november 2010 uitspraak gedaan betreffende aan varkensfokbedrijven opgelegde naheffingsaanslagen in de fosfaatheffing en de stikstofheffing over de jaren 1998 en 1999.

De Hoge Raad had bij arresten van 3 april 2009 deze zaken naar het gerechtshof verwezen voor nader onderzoek.

Na cassatie is voor een verdere toetsing van de materiële wet- en regelgeving geen plaats meer. De Hoge Raad heeft de regelgeving getoetst aan het daarvoor geldende kader. De conclusie van de Hoge Raad houdt in dat de heffing niet op voorhand leidt tot een heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Voorts heeft de wetgever ook niet in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel gehandeld. De Hoge Raad heeft verder hoofdstuk IV van de Meststoffenwet en de daarop gebaseerde materiele wetgeving getoetst aan de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, en het EVRM en daarmee niet strijdig bevonden.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat mogelijke gebreken in de uitvoering door de monsternemers op de in de Regeling hoeveelheidsbepaling voorgeschreven wijze van bemonstering van mest niet de onverbindendheid van de regelgeving met zich mee brengen. Deze regelingen kunnen er wel toe leiden dat de uitkomsten van de bemonstering niet zonder meer aan de heffingen ten grondslag worden gelegd.

Het Hof heeft de naheffingsaanslagen in de verfijnde fosfaat- en stikstofheffingen getoetst aan het door de Hoge Raad gegeven kader voor het individuele geval, namelijk:

(1) is sprake van een ontoelaatbare systematische afwijking tussen monstersamenstelling en samenstelling van de mestvracht die in het nadeel van de heffingsplichtige kan hebben gewerkt, of

(2) is sprake van een onnauwkeurigheid buiten de bandbreedte van 15% (2s-interval) voor toevallige afwijkingen die in het nadeel van de heffingsplichtige kan hebben gewerkt, (a) gemeten met dezelfde apparatuur als de monsters van het bedrijf van de heffingsplichtige, (b) in dezelfde omstandigheden (met name zelfde soort mest), en (c) groter dan toegelaten door de Regeling hoeveelheidsbepaling.

Het Hof is tot de conclusie gekomen dat geen van deze mogelijkheden zich voordoet in de voorgelegde gevallen. De naheffingsaanslagen fosfaatheffing en stikstofheffing blijven in stand zoals zij reeds op 2 maart 2004 ambtshalve waren verminderd.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie