Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Minderjarige verdachte wordt ter zake voorhanden hebben en handelen in illegaal vuurwerk veroordeeld.

First offender.

Gelet op persoonlijke omstandigheden en omstandigheid dat de zaak pas in een laat stadium aangebracht is door het openbaar ministerie veroordeling tot geheel voorwaardelijke werkstraf.

Uitspraak



Gerechtshof Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 24-002971-10

Uitspraak d.d.: 1 juni 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Groningen van 29 november 2010 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1995],

wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen jeugddetentie. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,

mr. A. Allersma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij in de gemeente [gemeente], althans in Nederland in of omstreeks de periode van

1 oktober 2009 tot en met 18 december 2009, althans in 2009, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk hoeveelheden of een hoeveelheid consumentenvuurwerk, in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid en /of artikel 1.1.2, eerste lid van het Vuurwerkbesluit , namelijk

- bestemd voor particulier gebruik en/of

- aangetroffen bij (een) particulier(en),

te weten:

- nitraten en/of

- vlinderbommen en/of

- strijkers en/of

- lawinepijlen

ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, namelijk

- het vuurwerk niet was voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan, gesteld in de Nederlandse taal, begrijpelijk en duidelijk leesbaar, en/of

- de effectlading van die vlinderbommen, in strijd met de eisen, genoemd in bijlage III, onder A1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, niet uitsluitend uit zwart buskruit bestond,

voorhanden heeft gehad (onder andere de bij verdachte aangetroffen - 40 nitraten)

en/of

aan anderen of een ander, namelijk

- aan [persoon 1], 12 jaren oud en/of

- aan [persoon 2], 12 jaren oud en/of

- aan [persoon 3], 13 jaren oud en/of

- aan [persoon 4], 14 jaren oud en/of

- aan [persoon 5], 14 jaren oud en/of

- aan [persoon 6], 14 jaren oud en/of

- aan [persoon 7], 14 jaren oud en/of

- aan [persoon 8], 14 jaren oud en/of

- aan [persoon 9], 14 jaren oud,

ter beschikking heeft gesteld.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.

Het hof beschouwt de Wet milieugevaarlijke stoffen als kennelijke misslag, leest deze verbeterd in de Wet milieubeheer - zoals ten tijde van de pleegdatum van toepassing - en neemt deze dienovereenkomstig in de bewezenverklaring op. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in de gemeente [gemeente] in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 18 december 2009, opzettelijk hoeveelheden consumentenvuurwerk in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid en /of artikel 1.1.2, eerste lid van het Vuurwerkbesluit , namelijk

- bestemd voor particulier gebruik en

- aangetroffen bij particulieren

te weten:

- nitraten en

- vlinderbommen

ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, namelijk

- het vuurwerk niet was voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kon ontstaan, gesteld in de Nederlandse taal, begrijpelijk en duidelijk leesbaar, en

- de effectlading van die vlinderbommen, in strijd met de eisen, genoemd in bijlage III, onder A1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, niet uitsluitend uit zwart buskruit bestond,

voorhanden heeft gehad, onder andere de bij verdachte aangetroffen 40 nitraten

en

aan anderen namelijk

- aan [persoon 3], 13 jaren oud en

- aan [persoon 4], 14 jaren oud en

- aan [persoon 5], 14 jaren oud en

- aan [persoon 6], 14 jaren oud en

- aan [persoon 7], 14 jaren oud en

- aan [persoon 8], 14 jaren oud en

- aan [persoon 9], 14 jaren oud,

ter beschikking heeft gesteld.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer , opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft eind 2009 (als particulier) hoeveelheden illegaal vuurwerk ingekocht, verkocht en geleverd aan zijn (minderjarige) medescholieren. Dit vuurwerk voldeed niet aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. Zo was het vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met aanwijzingen en waarschuwingen en een gedeelte van het vuurwerk had een veel zwaardere lading dan is toegestaan voor consumentenvuurwerk. Dergelijk vuurwerk in handen van consumenten, en meer in het bijzonder in handen van minderjarigen, is gevaarlijk en veroorzaakt niet zelden letsel en schade. Daarmee zijn deze jongeren aan grote risico's blootgesteld.

Er gelden strenge regels met betrekking tot het voorhanden hebben van en de handel in vuurwerk. Deze regels zijn opgesteld met het doel om fysiek letsel aan personen en materiële schade door het gebruik van vuurwerk zoveel mogelijk te voorkomen of in ieder geval te beperken.

Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 maart 2011, waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat hij moet worden aangemerkt als first offender.

Het hof neemt bij de strafoplegging tevens in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door hem, door zijn raadsman en zijn moeder ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht en zoals deze uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 14 juni 2010 blijken. Hieruit komt ondermeer naar voren dat verdachte na het plegen van het strafbare feit door zowel zijn ouders als de schoolleiding gestraft is voor zijn handelen.

Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof zijn spijt betuigd. Het hof heeft de indruk gekregen dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn handelen. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat verdachte gedurende de terechtzitting in eerste aanleg en ook in hoger beroep volledige openheid van zaken heeft gegeven en zich sinds zijn aanhouding niet meer aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

Het hof merkt tot slot het volgende op. Tussen de aanhouding van verdachte en het aanbrengen van de zaak bij de kinderrechter is een periode van bijna een jaar is verstreken. Hieraan ten grondslag ligt de expliciete keuze van het openbaar ministerie om de zaak vanwege het specifieke karakter (vuurwerk) en uit oogpunt van preventieve werking pas aan te brengen bij de (eerstvolgende) Nieuwjaarswisseling 2010-2011.

Hoewel de afdoening van de zaak in hoger beroep geschied binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, acht het hof de keuze van het openbaar ministerie om te wachten met het aanbrengen van de zaak tot de eerstvolgende Nieuwjaarswisseling onjuist in het licht van de noodzaak tot het terugdringen van de doorlooptijden in het jeugdstrafrecht en een - in het belang van de minderjarige - tijdige afhandeling van zaken. Het hof zal hier bij de strafoplegging ten faveure van verdachte rekening mee houden.

Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof - anders dan de advocaat-generaal - termen aanwezig om te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur. Met het opleggen van het voorwaardelijke strafdeel beoogt het hof verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77 g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten , artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer , de artikelen 1.2.2 en 2.1. 3 van het Vuurwerkbesluit en artikel

9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof,

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar;

ten aanzien van het bewezen verklaarde:

veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie.

bepaalt de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door

mr. H.J. Deuring, voorzitter,

mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.H.M. Zwinkels, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,

en op 1 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. J.H.M. Zwinkels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature