Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Sanctie ter zake van "rechts inhalen waar dat verboden is." De betrokkene heeft rechts ingehaald door gebruik te maken van de invoegstrook. Geen noodsituatie. De uitzondering van artikel 11, lid 4, van het RVV 1990 is ook niet van toepassing. Sanctie terecht opgelegd.

Uitspraak



WAHV 200.079.201

8 april 2011

CJIB 140275763

Gerechtshof te Leeuwarden

Arrest

op het hoger beroep tegen de beslissing

van de kantonrechter van de rechtbank Almelo

van 19 november 2010

betreffende

[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),

wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Almelo genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 160,- opgelegd ter zake van “rechts inhalen waar dat is verboden”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 maart 2010 om 17.03 uur op de N347 te Rijssen.

2. De betrokkene bestrijdt niet dat hij op voornoemd tijdstip en plaats een voertuig rechts heeft ingehaald, maar voert aan dat die gedraging is verricht onder omstandigheden die oplegging van een sanctie niet rechtvaardigen. Hiertoe voert de betrokkene aan dat het voertuig dat voor hem reed plotseling stil viel op de rijbaan. Hierdoor had hij geen andere mogelijkheid dan de naastgelegen invoegstrook gebruiken om uit te wijken en zijn voorganger in te halen. Het alternatief zou een aanrijding zijn geweest. Verder voert de betrokkene aan dat het aanvullend proces-verbaal onwaarheden en tegenstrijdigheden bevat. Op grond van dat proces-verbaal is daarom moeilijk een juridisch oordeel te geven, zodat in de visie van de betrokkene de inleidende beschikking dient te worden vernietigd.

3. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.

4. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal d.d. 11 mei 2010 houdt - zakelijk weergegeven - in dat de betrokkene door gebruik te maken van de invoegstrook rechts heeft ingehaald. Door de verbalisant is bij zijn aanvullend proces-verbaal een situatieschets gevoegd waarop hetgeen hij in het aanvullend proces-verbaal verklaart grafisch is weergegeven.

5. De betrokkene beroept zich op een noodsituatie, in die zin, dat hij om een aanrijding te voorkomen wel genoodzaakt was uit te wijken naar rechts omdat het voor hem rijdende voertuig plotseling stilviel. Blijkens de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal was er sprake van rustig afremmende voertuigen op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer. Het hof acht niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een noodsituatie zoals door de betrokkene beschreven, nu dit de verbalisant zou moeten zijn opgevallen. Bovendien leert de algemene ervaring dat, ook indien sprake is van een pechgeval, het betreffende voertuig in het algemeen zodanig geleidelijk vaart vermindert, dat de bestuurder die voldoende afstand heeft bewaard tot zijn voorganger en voldoende oplettend rijdt, zonder problemen tijdig zijn voertuig tot stilstand kan brengen. Het hof verwerpt dan ook dit verweer.

6. Voor zover de betrokkene zich beroept op tegenstrijdigheden in het proces-verbaal is het hof van oordeel, dat die niet van dien aard zijn dat ze twijfel doen rijzen ten aanzien van de door de verbalisant geconstateerde gedraging.

7. Het hof ziet op grond van de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden aanleiding nog het navolgende te overwegen.

Uit de door de verbalisant gemaakte situatieschets en uit openbaar te raadplegen topografisch materiaal (Google Maps) volgt dat de doorgaande rijbaan en de oprit van elkaar zijn gescheiden door middel van een blokmarkering.

Artikel 11, vierde lid, van het RVV 1990 bepaalt het volgende:

“Bestuurders die zich rechts van een blokmarkering bevinden mogen bestuurders die zich links van deze markering bevinden rechts inhalen.”

Hoewel de inhaalmanoeuvre heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de invoegstrook is het vierde lid van artikel 11 RVV 1990 op het onderhavige geval niet van toepassing, aangezien de betrokkene zich niet rechts van de blokmarkering bevond als bedoeld in dit artikellid, nu hij niet bezig was om met gebruikmaking van de invoegstrook in te voegen op de doorgaande rijbaan.

Beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature