Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft in strijd met de geldende wet- en regelgeving een aantal van zijn runderen opzettelijk niet voorzien van oormerken. Verdachte heeft daarenboven een aantal runderen de nodige verzorging onthouden, nu zij niet de beschikking hadden over een droge en/of zindelijke ligplaats. Verdachte wordt ter zake hiervan veroordeeld tot een geldboete van

€ 2.500, waarvan € 2.000 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak



Parketnummer: 24-002240-09

Parketnummer eerste aanleg: 17-992259-08

Arrest van 9 april 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 7 september 2009 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1944] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

verschenen in persoon.

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een geldboete van € 2.500,-, subsidiair 35 dagen hechtenis, waarvan € 2.000,-, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - met verbeterde lezing van kennelijke misslagen, taal- en/of stijlfouten - ten laste gelegd, dat:

1.

hij op of omstreeks 20 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als houder van een of meer dieren, te weten 2, althans een of meer runderen, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers had(den) dat (die) dier(en) niet de beschikking over een droge en/of zindelijke ligplaats;

2.

hij op of omstreeks 22 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als houder van een of meer dieren, te weten 13, althans een of meer runderen, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers had(den) dat (die) dier(en) niet de beschikking over een droge en/of zindelijke ligplaats;

3.

hij op of omstreeks 16 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, 7, althans een of meer runderen heeft gehouden, terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers was/waren dat rund/die runderen niet voorzien van de voorgeschreven en vereiste twee oormerken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:

1.

hij op 20 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als houder van dieren, te weten 2 runderen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers hadden die dieren niet de beschikking over een droge en/of zindelijke ligplaats;

2.

hij op 22 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], als houder van dieren, te weten 13 runderen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers hadden die dieren niet de beschikking over een droge en/of zindelijke ligplaats;

3.

hij op 16 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk, 7 runderen heeft gehouden, terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren ge?dentificeerd en/of geregistreerd, immers waren die runderen niet voorzien van de voorgeschreven en vereiste twee oormerken.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:

Onder 1 en 2, telkens:

Zich gedragen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet;

Onder 3:

Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheidswet- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid

Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft op 20 februari 2008 in strijd met het bepaalde in artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gehandeld. Bij een controle van verdachtes veehouderij door ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst is gebleken dat verdachte twee runderen de nodige verzorging heeft onthouden door deze dieren niet de beschikking te geven over een droge en/of zindelijke ligplaats. Bij herhaalde controle op 22 februari 2008 is gebleken dat verdachte ten aanzien van 13 andere runderen opnieuw op deze strafbare wijze heeft gehandeld. Als gevolg van het ontbreken van een dergelijke ligplaats waren de dieren bevuild met uitwerpselen.

Verdachte heeft aldus vanuit zijn functie als veehouder onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor het welzijn van de aan zijn zorg toevertrouwde en van die zorg afhankelijke dieren.

Verdachte heeft zich op 16 april 2008 schuldig gemaakt aan overtreding van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Hij heeft een zevental runderen in strijd met die Regeling opzettelijk niet - binnen de daarvoor gestelde termijn - voorzien van de voorgeschreven oormerken.

Verdachte heeft hierdoor een regeling overtreden die tot stand is gekomen in het belang van de bestrijding van besmettelijke dierziekten.

Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justiti?le documentatieregister van 30 december 2009, waaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld.

Gelet op het vorenstaande is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde geldboete een passende bestraffing vormt. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. Gelet op het feit dat sinds de bewezen verklaarde feiten zich kennelijk niet opnieuw soortgelijke feiten hebben voorgedaan en ter voorkoming daarvan in de toekomst, zal een gedeelte van de geldboete voorwaardelijk worden opgelegd. Bij de vaststelling van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting van het hof is gebleken.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht , de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten , de artikelen 37, 96 en 121 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren en de artikelen 13, 15 en 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:

verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweeduizend vijfhonderd euro;

beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;

beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van tweeduizend euro, subsidiair dertig dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Roes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature