Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

collectieve actie, toepassing WAMCA in hoger beroep, incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring en nietige dagvaarding in hoger beroep afgewezen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.333.284/01

Zaaknummer rechtbank : C/09/614815 / HA ZA 21-616

Arrest van 5 maart 2024 in het incident

in de zaak van

Stichting Massaschade & Consument,

gevestigd in Oegstgeest,

appellante in de hoofdzaak,

verweerster in het ontvankelijkheids-incident,

advocaat: mr. W.M. Schonewille, kantoorhoudend in Den Haag.

tegen

Airbnb Ireland UC,

gevestigd in Dublin, Ierland,

verweerster in de hoofdzaak,

eiseres in het ontvankelijkheids-incident,

advocaat: mr. M.G. Bredenoord-Spoek, kantoorhoudend in Amsterdam,

Het hof zal partijen hierna noemen SMC en Airbnb.

1 De zaak in het kort

1.1

Dit arrest gaat over de incidentele conclusie van Airbnb om de dagvaarding in hoger beroep van SMC nietig te verklaren, althans SMC niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Volgens Airbnb voldoet de dagvaarding in hoger beroep niet aan de wettelijke vereisten en is deze door SMC ook niet binnen de wettelijke termijn ingediend bij de griffie van het hof en aangetekend in het centraal register voor collectieve acties.

1.2

Het hof acht de appeldagvaarding juist en oordeelt dat SMC ontvankelijk is in haar hoger beroep.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

de dagvaarding van 20 september 2023, waarmee SMC in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 juni 2023 (hierna: het vonnis of het bestreden vonnis);

de incidentele conclusie van Airbnb tot niet-ontvankelijkverklaring;

de conclusie van antwoord in het incident tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van SMC.

3 De hoofdzaak als achtergrond

3.1

SMC is opgericht als generieke belangenbehartiger voor consumenten. Zij is op 9 juli 2021 een collectieve actie gestart tegen Airbnb bij de rechtbank Den Haag over servicekosten die Airbnb in rekening brengt aan zowel de verhuurder als de huurder wanneer via het door Airbnb geëxploiteerde onlineplatform een accommodatie wordt geboekt. Zij komt in deze collectieve actie op voor consument-huurders die in Nederland wonen en servicekosten hebben betaald aan Airbnb. SMC stelt zich op het standpunt dat Airbnb in strijd met de wet handelt en dat het beding in de algemene voorwaarden van Airbnb dat huurders verplicht tot het betalen van servicekosten daarom nietig of vernietigbaar is, zodat de servicekosten onverschuldigd zijn betaald en door Airbnb moeten worden terugbetaald.

3.2

SMC heeft, na haar eis te hebben gewijzigd, bij de rechtbank een verklaring voor recht gevorderd dat (a) telkens wanneer huurder en verhuurder via het platform van een huurovereenkomst aangaan, deze huurovereenkomst tot stand wordt gebracht door tweezijdige bemiddeling door Airbnb in de zin van artikel 7:417 in samenhang met artikel 7:425 BW , dat (b) Airbnb voor deze tweezijdige bemiddeling geen schriftelijke en uitdrukkelijke toestemming van de huurder heeft ontvangen in de zin van artikel 7:417 lid 2 BW en dat (c) Airbnb als gevolg hiervan geen recht op loon (servicekosten) heeft jegens de huurder op grond van artikel 7:417 lid 3 BW . SMC heeft daarnaast gevorderd – kort gezegd en voor zover thans van belang – vernietiging van het servicekostenbeding in de algemene voorwaarden van Airbnb en terugbetaling van de servicekosten.

3.3

Airbnb heeft bij de rechtbank een bevoegdheidsincident opgeworpen en gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart met betrekking tot de vorderingen van SMC. Deze incidentele vordering is door de rechtbank in het bestreden vonnis toegewezen. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van SMC en SMC veroordeeld in de proceskosten.

3.4

SMC is in hoger beroep gekomen, omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij vordert dat het hof het vonnis zal vernietigen en de incidentele vordering van Airbnb alsnog zal afwijzen (dus de rechtbank bevoegd zal oordelen) en de zaak zal terugverwijzen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling, met veroordeling van Airbnb in de proceskosten in beide instanties.

4 De incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep

4.1

Airbnb vordert in het incident dat het hof de dagvaarding in hoger beroep van SMC nietig verklaart, althans SMC niet ontvankelijk verklaart in haar hoger beroep. Airbnb legt aan deze vordering ten grondslag dat op de hoofdzaak de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) van toepassing is en daarmee de procesrechtelijke regels van de WAMCA, zoals neergelegd in titel 14A van Boek 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) (artikelen 1018b-1018 m ). Volgens Airbnb gelden deze regels onverkort in hoger beroep. Airbnb stelt dat de dagvaarding in hoger beroep van SMC niet voldoet aan de eisen die hieraan op grond van artikel 1018c lid 1 Rv mogen worden gesteld en daarom op grond van artikel 120 lid 1 Rv nietig is. Volgens Airbnb heeft SMC bovendien de dagvaarding in hoger beroep niet tijdig bij de griffie van het hof ingediend en aangetekend in het centraal register voor collectieve acties, zodat SMC op grond van artikel 1018c lid 2 Rv niet-ontvan kelijk moet worden verklaard.

4.2

SMC voert verweer in het incident en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Airbnb in de proceskosten.

5 De beoordeling van de incidentele vordering

SMC is ontvankelijk in haar hoger beroep 5.1

In dit incident komt het hof dus niet toe aan de bevoegdheidsvraag. Eerst moet beoordeeld worden of SMC ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof zal daarbij veronderstellenderwijs aannemen dat het onderhavige hoger beroep betrekking heeft op vorderingen in de zin van artikel 3:305 a BW.

5.2

Artikel 1018c lid 2 Rv bepaalt dat de eiser op straffe van niet-ontvankelijkheid het exploot van de dagvaarding waarmee de collectieve vordering wordt ingesteld binnen twee dagen na de dag van dagvaarding bij de griffie moet indienen en, vergezeld van een uittreksel, moet aantekenen in het centraal register voor collectieve acties als bedoeld in artikel 3:305a lid 7 BW (hierna: het register). Tussen partijen is niet in geschil dat SMC de dagvaarding in hoger beroep niet binnen deze termijn heeft ingediend bij de griffie van het hof en aangetekend in het register. Aantekening heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023, dus ruim een maand na het uitbrengen van de dagvaarding. Het hof is, anders dan Airbnb, van oordeel dat dit er echter niet toe leidt dat SMC niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof licht dit als volgt toe.

5.3

De wetgever heeft blijkens de wetsgeschiedenis met het stellen van het voorschrift van aantekening in het register beoogd dat andere belangenorganisaties die een procedure over dezelfde gebeurtenis willen starten zo snel mogelijk en via een eenvoudig online te raadplegen register op de hoogte komen van de ingestelde vordering. Zij worden zo in staat gesteld te bepalen of zij zelf ook een vordering willen instellen en of zij voor een ingestelde collectieve vordering als exclusieve belangenbehartiger aangewezen willen worden. In artikel 1018d lid 1 Rv is bepaald dat zij daarvoor een termijn van drie maanden krijgen. Die termijn vangt aan nadat de dagvaarding in het register is aangetekend. De tijdige aantekening strekt er dus toe om de termijn te laten ingaan waarin andere belangenbehartigers een eigen collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis kunnen instellen. Volgens de wetgever is het belangrijk dat elke ingestelde collectieve vordering daadwerkelijk in het register terecht komt om het doel van een effectieve en efficiënte afwikkeling van collectieve vorderingen te kunnen bereiken: “Alleen zo kan een gecoördineerde afwikkeling worden gewaarborgd en kunnen andere belangenorganisaties daadwerkelijk de kans krijgen voor dezelfde gebeurtenis over soortgelijke feitelijke en rechtsvragen ook een collectieve vordering in te stellen. Dit rechtvaardigt dat de verplichting van de eiser om binnen twee dagen na indiening van zijn procesleiding de aantekening in het register te maken, geldt op straffe van niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn collectieve vordering.”

5.4

Duidelijk is dan ook dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid is bedoeld om te waarborgen dat andere belangenbehartigers kunnen kennisnemen van de dagvaarding, zodat zij binnen de termijn van drie maanden kunnen beoordelen of zij voor een ingestelde collectieve vordering als exclusieve belangenbehartiger aangewezen willen worden en zelf een collectieve actie willen stellen. Daarvan kan in hoger beroep geen sprake meer zijn. In hoger beroep kunnen immers geen nieuwe belangenorganisaties zich meer melden. Airbnb onderkent dit ook, maar wijst op de volgende (andere) belangen van niet-procespartijen bij aantekening van de dagvaarding in hoger beroep in het register. Voor niet-procespartijen (zoals andere belangenorganisaties en personen voor wie een belangenorganisatie stelt op te komen) is, aldus Airbnb, van belang om te weten of er (namens hen) nog een procedure aanhangig is. Zij hebben die informatie namelijk nodig om hun rechtspositie en processtrategie, waaronder het instellen van een nieuwe (collectieve) vordering of het nemen van andere (juridische) stappen, te kunnen bepalen. Zij worden daarom in hun belangen geschaad indien de dagvaarding in hoger beroep niet (tijdig) wordt aangetekend in het register. Dit rechtvaardigt volgens Airbnb de sanctie van niet-ontvankelijkheid van appellant.

5.5

Het hof volgt Airbnb hierin niet. Het doel van het register is volgens vorenbedoelde wetsgeschiedenis onmiskenbaar om gecoördineerde acties van gedupeerden mogelijk te maken. Zie ook na te melden citaat uit de Toelichting bij het Besluit register collectieve vorderingen. Het doel van het register is “het kunnen beoordelen of een andere belangenorganisatie ook een collectieve vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis” met het oog op “het afwikkelen van een collectieve vordering in één gecoördineerde procedure”. Dit doel kan alleen in eerste aanleg worden bereikt. De omstandigheid dat daarnaast in hoger beroep mogelijk nog andere belangen kunnen spelen – belangen die de wetgever niet heeft meegewogen – rechtvaardigen niet de uitleg die Airbnb thans geeft. Artikel 1018c lid 2 Rv beoogt daarom niet de belangen van niet-procespartijen in hoger beroep te beschermen.

5.6

Het hof voegt hieraan het volgende toe. De dagvaarding in hoger beroep van SMC is op 11 oktober 2023 binnengekomen bij het hof (als bijlage bij het H1-formulier waarmee SMC de zaak heeft aangebracht), terwijl de aantekening in het register heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023. Het gegeven dat SMC de dagvaarding in hoger beroep niet binnen genoemde termijn van twee dagen heeft ingediend bij de griffie (zoals Airbnb onweersproken stelt), leidt niet tot een ander oordeel. In de wetsgeschiedenis wordt niet toegelicht waarom deze eis is gesteld, maar aannemelijk is dat de wetgever heeft willen voorkomen dat dagvaardingen in het register worden aangetekend waarvan de griffie van het betrokken gerecht geen weet heeft. Die situatie doet zich blijkens het voorgaande in dit geval niet voor. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Airbnb of andere partijen hierdoor zijn benadeeld.

5.7

Uit het voorgaande volgt dat Airbnb zich niet kan beroepen op artikel 1018c lid 2 Rv . Aangezien SMC de dagvaarding in hoger beroep binnen de beroepstermijn aan Airbnb heeft betekend, is zij ontvankelijk in haar hoger beroep. Daarmee komt het hof toe aan de vraag of de dagvaarding in hoger beroep nietig is.

Dagvaarding in hoger beroep is geldig

5.8

Airbnb stelt dat de dagvaarding in hoger beroep van SMC op grond van artikel 120 lid Rv nietig is, omdat deze niet de in artikel 1018c lid 1 Rv voorgeschreven informatie bevat. Het gaat daarbij om informatie over (a) de gebeurtenis waarop de collectieve actie betrekking heeft, (b) de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve actie strekt, (c) de mate waarin de feitelijke en rechtsvragen gemeenschappelijk zijn, (d) de wijze waarop is voldaan aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305 a BW, (e) de gegevens die de rechter in staat stellen om een exclusieve belangenbehartiger aan te wijzen en (f) de verplichting van eiser om de zaak in het register te melden. Tussen partijen is niet in geschil dat de dagvaarding in hoger beroep van SMC deze informatie niet bevat. Het hof is, met SMC, van oordeel dat dit ook niet is vereist en niet tot nietigheid kan leiden.

5.9

Artikel 1018c lid 1 Rv is, net als artikel 1018c lid 2 Rv , bedoeld voor de procedure in eerste aanleg. Dit volgt zowel uit de wetsgeschiedenis als de tekst van artikel 1018c lid 1 Rv . In de wetsgeschiedenis is toegelicht dat artikel 1018c Rv “de aanvang” van een collectieve actie regelt en dat het eerste lid van dit artikel ziet op de “procesinleiding”. In artikel 1018c lid 1 Rv wordt gesproken over de dagvaarding waarmee “de collectieve vordering (…) wordt ingesteld”. Mede hieruit kan worden afgeleid dat artikel 1018c lid 1 Rv niet is bedoeld voor de dagvaarding in hoger beroep. Een aanwijzing hiervoor is ook dat de dagvaarding in hoger beroep niet “de middelen” hoeft te bevatten (zie artikel 343 Rv). Voor de andere belangenorganisaties – voor wie de niet-ontvankelijkheidssanctie van artikel 1018c lid 2 Rv is bedoeld – zijn juist “de middelen” van belang om te kunnen beoordelen of zij zelf een (nieuwe) collectieve actie willen beginnen. Ook dit duidt er, zoals gezegd, op dat artikel 1018c lid 1 Rv geen betrekking heeft op de procedure in hoger beroep.

Conclusie en proceskosten

5.10

De conclusie is dat het beroep van Airbnb op niet-ontvankelijkheid van SMC, althans nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep niet slaagt en dat deze incidentele vordering van Airbnb zal worden afgewezen. Daarmee kan in het midden blijven of de onderhavige procedure in hoger beroep moet worden aangemerkt als een procedure als bedoeld in artikel 1018b Rv (wat Airbnb stelt, maar SMC betwist).

5.11

Het hof zal Airbnb als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten in het incident. Het hof verwijst de hoofdzaak naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van SMC.

6 Beslissing

Het hof:

in het niet-ontvankelijkheidsincident

wijst de vordering af;

veroordeelt Airbnb in de kosten van het incident, aan de zijde van SMC tot op heden begroot op € 1.214,- aan salaris voor de advocaat;

in de hoofdzaak

verwijst de zaak naar de rol van 16 april 2024 voor memorie van grieven aan de zijde van SMC;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.Y. Bonneur en A.J. Berends in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.

SMC beroept zich op artikel 7:417 lid 4 in samenhang met de artikelen 7:425 en 7:247 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Wet van 20 maart 2019 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken, Stb. 2019, 130.

Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 37 en Kamerstukken II 2021-2022, 36 034, nr. 3, p. 34.

Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 38: “De periode van aanhouding is bedoeld om andere belangenorganisaties in staat te stellen een collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen in te stellen”.

Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 37-38.

Vgl. hof Den Haag 5 april 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1316.

Stb. 2019, 446, p. 5.

Stb. 2019, 446, p. 3.

Kamerstukken II 2016-2017, 34 608, nr. 3, p. 36.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature