Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verbintenis tot het (terug)betalen van twee bitcoins. Bitcoin kwalificeert niet als geld in de zin van Afdeling 11 van Titel 1 van Boek 6 BW, zodat de vordering tot betaling van de tegenwaarde in Euro niet toewijsbaar is.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.310.943/01

Zaaknummer rechtbank : C/10/623694/ HA ZA 21-731

Arrest van 2 april 2024

in de zaak van

[appellant] ,

wonend in [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. A. Quispel, kantoorhoudend in Oud-Beijerland,

tegen

[verweerder] ,

wonend in [woonplaats],

verweerder,

advocaat: mr. M. Dekkers, kantoorhoudend in Amsterdam.

Het hof zal partijen hierna [appellant] en [verweerder] noemen.

1 De zaak in het kort

[verweerder] vordert in deze procedure van [appellant] onder meer terugbetaling van twee uitgeleende bitcoins. [appellant] betwist de bitcoins te hebben ontvangen. Op basis van opgenomen telefoongesprekken tussen partijen, waarin [appellant] desgevraagd het lenen en het zullen terugbetalen van de twee bitcoins niet ontkent, en ook spreekt over het aan [verweerder] betalen van exactly the same money what cost a bitcoin, acht het hof bewezen dat [appellant] de twee bitcoins heeft geleend en moet terugbetalen.

2 Het verdere procesverloop

Voor het verloop van de procedure tot aan het arrest van 29 augustus 2023 verwijst het hof naar dat arrest. Met dat arrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor aktes. Partijen hebben vervolgens de volgende stukken gewisseld:

de akte uitlating tussenarrest van [appellant]

de antwoordakte tevens houdende voorwaardelijke eiswijziging van [verweerder]

de akte uitlating wijziging eis van [appellant]

de antwoordakte van [verweerder].

3 Feitelijke achtergrond

3.1

Partijen zijn met elkaar in contact geweest over onder andere het mijnen van bitcoins en het mining park van [verweerder].

3.2

In een e-mail van 26 december 2017 heeft [verweerder] [appellant] – voor zover van belang – het volgende geschreven:

“Hola amigo How are things, I have been looking around, Just around the corner:

(…) around 1.300 EUR rent per month. Its 153 m2. Is this an option to start straight away? And from here, find something with more time to buy? What is the idea about the total investment so I can calculate and keep it in mind.. We do both around 300.000 Euro or more? Need discuss, electra, airco, Order equipment. I know someone for electra and airco if needed.

Contract wise. Make up an contract, I think it wisefull / transparant I sign some kind of loyalty agreement towards you, Not sharing any knowledge or other information in future with anyone. As Well a fair 50/50 agreement. Since we are in Holland, we can put all in my name with no problems (also future projects) but an official owner contract of 50% for you (or 51%) should be correct I guess. (…)”

3.3

In of omstreeks december 2018 heeft [verweerder] een bedrag van € 2.500,00 overgemaakt naar [appellant].

3.4

Op enig moment na december 2018 heeft [appellant] een bedrag van € 300,00 terug overgemaakt naar [verweerder].

3.5

Op 2 april 2019 hebben partijen elkaar telefonisch gesproken. In dat gesprek is door partijen – voor zover van belang – het volgende gezegd:

[verweerder]: “Can I ask you one question? Just a very simple question, which you can answer with 'yes’ or ‘no’. I borrowed you two thousand five hundred euros, I borrowed you two Bitcoins. Are you going to pay them back, yes or no?”

[appellant]: “Eh you have now hardware in your home.”

[verweerder]: “The question, yes or no.”

[appellant]: “Do you have a hardware in your home from me? It's valuable also, it's not..

[verweerder]: Okay, but I don't wanna.. I don't wanna do nothing with the hardware.”

[appellant]: “Let's forget the hardware, okay?”

[verweerder]: “Yeah but”

[appellant]: “Because I gonna give you.. I gonna give you back! No worries, I give you back. But now you have a hardware, for twelve thousand euro and somebody comes for the hardware and pay you money. Pay you exactly the same money what cost a bitcoin, that they will just send it to me.”

[verweerder]: “Yeah, perfect. Great.”

4 Procedure bij de rechtbank, vorderingen in hoger beroep

4.1

In eerste aanleg heeft [verweerder] veroordeling gevorderd van [appellant] tot betaling van € 2.300, de waarde van twee bitcoins per de datum van het te wijzen vonnis conform https://btcdirect-eu/nl-nl/bitcoin-koers, en wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 althans de dag van dagvaarding, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, kosten van juridische bijstand en de kosten van het geding.

4.2

Aan deze vorderingen heeft [verweerder] de stelling ten grondslag gelegd, samengevat, dat hij € 2.500 en twee bitcoins aan [appellant] heeft uitgeleend, en dat [appellant] in verzuim is een en ander terug te betalen (met uitzondering van het geldbedrag dat reeds op de € 2.500 is terugbetaald).

4.3

[appellant] heeft op zijn beurt tegenvorderingen ingesteld. Hij vorderde van [verweerder] betaling van een bedrag gelijk aan 50% van de opbrengsten van het door [verweerder] geëxploiteerde mining park over een door de rechtbank te bepalen periode, overlegging van diverse daarmee verband houdende bescheiden, althans een redelijk loon, en schadevergoeding, vermeerderd met rente.

4.4

Aan de tegenvorderingen legde [appellant] de stelling ten grondslag, samengevat, dat hij een vergoeding van 50% van de opbrengsten met [verweerder] is overeengekomen in verband met zijn werkzaamheden voor [verweerder], althans dat hij voor deze werkzaamheden moet worden beloond, en dat [verweerder] goederen van [appellant] heeft weggenomen.

4.5

De rechtbank heeft bij eindvonnis van 20 april 2022 de vorderingen van [verweerder] gedeeltelijk oegewezen – het gevorderde bedrag van € 2.300,00 werd niet geheel toegewezen, maar slechts een bedrag van € 2.200,00, en de kosten van juridische bijstand werden afgewezen – en die van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten in conventie en in reconventie.

4.6

[appellant] vordert in hoger beroep dat de vorderingen van [verweerder] alsnog worden afgewezen en die van hemzelf worden toegewezen.

5 Beoordeling in hoger beroep

5.1

Met de grieven 1 en 2 komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij is gehouden om € 2.200,00 en de waarde van twee bitcoins per datum vonnis (te weten € 38.889,-00) aan [verweerder] te betalen.

5.2

Wat betreft de € 2.200,00 stelt [appellant] dat hij deze niet hoeft terug te betalen omdat de eerder van [verweerder] ontvangen € 2.500,00 (zie hiervoor, 3.3) een beloning betrof voor door hem ten behoeve van [verweerder] verrichte werkzaamheden. Wat betreft de twee bitcoins stelt [appellant] dat hij deze nooit van [verweerder] heeft ontvangen, en (dus) ook niet is gehouden om de waarde daarvan te vergoeden.

5.3

Het hof oordeelt hierover als volgt. In het telefoongesprek van 2 april 2019 heeft [verweerder] uitdrukkelijk bevestiging van [appellant] gevraagd dat deze € 2.500 en twee bitcoins van [verweerder] had geleend en dat hij deze zou terugbetalen. Aanvankelijk geeft [appellant] hierop een ontwijkend antwoord, door te refereren aan hardware die [verweerder] onder zich heeft. Vervolgens komt [appellant] echter wel degelijk te spreken over terugbetaling:

“Because I gonna give you.. I gonna give you back! No worries, I give you back. But now you have a hardware, for twelve thousand euro and somebody comes for the hardware and pay you money. Pay you exactly the same money what cost a bitcoin, that they will just send it to me.”

5.4

[appellant] stelt dat zijn mededeling over terugbetaling slechts betrekking heeft op de € 2.500,00, maar geeft er geen verklaring voor waarom hij het dan heeft over het betalen van exactly the same money what cost a bitcoin. [appellant] stelt wel dat hij zich door [verweerder] geïntimideerd en bedreigd voelde, maar zijn huidige ontkenning dat hij ooit twee bitcoins van [verweerder] heeft ontvangen en dat hij in het telefoongesprek van 2 april 2019 heeft gesproken over het betalen aan [verweerder] van exactly the same money what cost a bitcoin is daarmee onvoldoende verklaard. Weliswaar spreekt hij over ‘a bitcoin’, maar gegeven het feit dat [verweerder] had gevraagd om bevestiging dat hij twéé bitcoins had geleend en zou terugbetalen, en [appellant] op dat aantal in het telefoongesprek niet specifiek ingaat, en in de onderhavige procedure ook niet verdedigt dat (het telefoongesprek zo moet worden uitgelegd dat) hij slechts één bitcoin had geleend en/of moet terugbetalen, gaat het hof uit van de juistheid van de stellingen van [verweerder] op dit punt.

5.5

[appellant] stelt verder dat als al zou worden aangenomen dat hij twee bitcoins had geleend en dat hij moet terugbetalen, hij zou moeten worden veroordeeld tot teruglevering van twee bitcoins en niet de waarde ervan per de datum van het vonnis in eerste aanleg. [appellant] wijst erop dat de waarde van de twee bitcoins op het moment van het opstellen van de memorie van grieven (9 augustus 2022) € 22.798,65 bedroeg.

5.6

[verweerder] heeft in zijn memorie van antwoord te kennen gegeven dat hij zich erin kan vinden als [appellant] twee bitcoins teruggeeft, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van de waarde van twee bitcoins per 1 maart 2019, per – naar het hof begrijpt – diezelfde datum. In het tussenarrest van 29 augustus 2023 heeft het hof overwogen dat het hierin een eiswijziging van [verweerder] leest, in die zin dat [verweerder] deze vordering subsidiair aan zijn eis toevoegt.

5.7

In zijn akte uitlating tussenarrest heeft [appellant] het standpunt ingenomen dat in de hiervoor bedoelde mededeling van [verweerder] geen eiswijziging in de door het hof bedoelde zin is te lezen. In zijn antwoordakte tevens houdende voorwaardelijke eiswijziging heeft [verweerder] het oordeel van het hof op dit punt onderschreven. Verder geeft hij het hof in overweging om de gevorderde afgifte van twee bitcoints niet als een subsidiaire vordering te beschouwen, maar als toegestane alternatieve prestatie ter inlossing van de primair gevorderde tegenwaarde van twee bitcoins in Euro tegen de koers van 20 april 2022. Subsidiair vraagt hij om de subsidiair gevorderde veroordeling tot betaling van twee bitcoins te versterken met een dwangsom. In zijn akte uitlating wijziging eis heeft Rozimiarek zich tegen dit laatste verzet met een beroep op de tweeconclusieregel. In zijn antwoordakte, tot slot, heeft [verweerder] dit beroep van [appellant] op de tweeconclusieregel weersproken.

5.8

Het hof oordeelt hierover als volgt. Het hof handhaaft zijn beoordeling in het tussenarrest van 29 augustus 2023 dat [verweerder] in zijn memorie van antwoord zijn eis heeft aangevuld met een subsidiaire vordering tot betaling van twee bitcoins, zoals hiervoor omschreven. Daarvan uitgaande duidt het nadere voorstel van [verweerder] om de gevraagde afgifte van twee bitcoins te beschouwen als een alternatieve prestatie waarmee de primaire vordering tot betaling van de tegenwaarde van twee bitcoins in Euro tegen de koers van 20 april 2022 kan worden ingelost, op een (nadere) eiswijziging. Deze (nadere) eiswijziging is in strijd met de tweeconclusieregel. Hetzelfde geldt voor de subsidiair gevorderde dwangsom. Dat sprake is van een situatie dat onverkorte toepassing van de twee-conclusieregel in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde is door [verweerder] wel gesteld, maar in het geheel niet onderbouwd, zodat het hof aan deze stelling voorbij gaat.

5.9

De primaire vordering tot betaling van de tegenwaarde (tegen de koers van 20 april 2022) in Euro van twee bitcoins, is niet toewijsbaar. Bitcoin kwalificeert niet als geld in de zin van Afdeling 11 van Titel 1 van Boek 6 BW, zodat artikel 6:123 lid 1 BW toepassing mist. [verweerder] heeft geen (andere) grondslag aangevoerd voor zijn hier bedoelde primaire vordering. Het hof zal daarom het bestreden vonnis vernietigen voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling van die tegenwaarde van twee bitcoins tegen de koers van 20 april 2022, en de vordering in zoverre afwijzen. De veroordeling tot betaling van € 2.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019, blijft in stand.

5.10

De subsidiaire vordering tot teruggave van twee bitcoins zal het hof toewijzen. Nu bitcoin als gezegd niet kwalificeert als geld, is voor een rentevergoeding op basis van artikel 6:119 BW geen plaats.

5.11

Met grief 3 komt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn tegenvorderingen op [verweerder].

5.12

Tegen de afwijzing van zijn vordering tot het betalen van schadevergoeding in verband met hardware die [verweerder] onder zich had en zou hebben verduisterd, heeft [appellant] geen concreet bezwaar geformuleerd. Op dit punt zal het hof daarom het vonnis bekrachtigen.

5.13

Wat betreft de gevorderde 50% van de opbrengsten of een redelijk loon, oordeelt het hof als volgt. [appellant] stelt dat hij voor [verweerder] werkzaamheden heeft verricht en dat hij heeft afgesproken dat hij als beloning hiervoor 50% van de opbrengsten van het door [verweerder] geëxploiteerde mining park zou ontvangen. De hiervoor in 3.2 aangehaalde e-mail van 26 december 2017 heeft volgens [appellant] geen betrekking hierop. Het gaat volgens hem om een eerder gemaakte afspraak en werkzaamheden die voordien waren verricht. [verweerder] betwist deze gestelde werkzaamheden en afspraken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [appellant] verwezen naar e-mailcorrespondentie tussen hem en [verweerder] van 30 september en 3 oktober 2017. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat [appellant] [verweerder] een aantal links heeft toegezonden naar websites die kennelijk over crypocurrency gaan, [verweerder] [appellant] heeft medegedeeld dat aan- en verkopen niet lukt, [appellant] [verweerder] daarop heeft geantwoord dat hij het hem kan leren, waarop [verweerder] heeft voorgesteld om bij [appellant] langs te komen met zijn laptop. De correspondentie geeft onvoldoende basis aan de stelling van [appellant] dat hij voor beloning in aanmerking komende werkzaamheden voor [verweerder] heeft verricht, laat staan dat een vergoeding van 50% van de opbrengsten is overeengekomen van een door [verweerder] geëxploiteerd mining park.

5.14

[appellant] verwijst ook naar e-mailcorrespondentie en telefoongesprekken uit 2018 en later, waaruit volgens hem blijkt dat hij werkzaamheden heeft verricht voor [verweerder]. Voor zover hieruit van verrichte werkzaamheden blijkt, heeft [appellant] echter onvoldoende toegelicht, juist in het licht van de beoogde samenwerking die voorwerp vormt van de e-mail van [verweerder] van 26 december 2017, welke samenwerking uiteindelijk niet van de grond is gekomen, dat hij tegenover [verweerder] aanspraak heeft op een opbrengst of beloning.

5.15

Grief 4 vraagt om veroordeling van [verweerder] in de proceskosten. Het hof zal hierop beslissen zoals hierna in 5.17 vermeld.

5.16

Partijen hebben geen specifieke feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beoordeling zouden kunnen leiden.

5.17

Voor de conventie in eerste aanleg geldt dat het hof elk van partijen gedeeltelijk in het ongelijk stelt. Het hof zal de proceskosten in conventie in eerste aanleg compenseren aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Voor de reconventie zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen, ook voor de proceskosten. Het hof zal [appellant] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

6 Beslissing

Het hof:

- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2022 voor zover [appellant] daarin is veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag dat de waarde van twee bitcoins vertegenwoordigde op 20 april 2022 om 10:00 uur (Nederlandse tijd) conform htpps://btcdirect.eu/nl-nl/bitcoin-koers, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019, en voor zover [appellant] in de proceskosten in conventie is veroordeeld;

en in zoverre opnieuw rechtdoende

veroordeelt [appellant] om aan [verweerder] twee bitcoins te betalen op een door [verweerder] te noemen walletadres;

compenseert de proceskosten in conventie aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

bekrachtigt het vonnis voor het overige;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 343,00 voor het griffierecht en € 3.035,00 voor het salaris van de advocaat, te vermeerderen met € 278,00 voor het nasalaris, en nog te verhogen met € 92,00 indien [appellant] niet binnen 14 dagen na aanschrijving volledig aan dit arrest voldoet en vervolgens betekening ervan plaatsvindt, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest, respectievelijk – wat de € 92,00 betreft – die van betekening;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, M.J. van der Ven en F.J. Verbeek en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature