U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

huurovereenkomst woning ontbonden en onruiming gelast (geen hoofdverblijf). Vonnis kantonrechter vernietigd.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.267.009/01

Zaaknummer rechtbank : 7013161\CV EXPL 18-25684

Arrest van 19 januari 2021

in de zaak van:

Stichting Havensteder,gevestigd te Rotterdam,

hierna te noemen: Havensteder,

appellante,

advocaat: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon te Rotterdam,

tegen:

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

het procesdossier van eerste aanleg, waaronder het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2019 (hierna: het vonnis);

de dagvaarding in hoger beroep van 19 september 2019;

het tussenarrest van 22 oktober 2019 waarbij een comparitie na aanbrengen werd gelast;

het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 28 november 2019;

de memorie van grieven, met vermeerdering van eis;

de memorie van antwoord (met zes producties);

de akte van Havensteder;

de antwoordakte van [geïntimeerde].

De feiten waar het hof vanuit gaat

1. Over de feiten in het vonnis bestaat geen discussie. Het hof gaat daarom van die feiten uit. Samengevat gaat het hoger beroep om het volgende.(1.1) [geïntimeerde] huurt sinds 2007 een galerij-flatwoning aan de [adres] in [woonplaats]. Havensteder is op dit moment verhuurster. Bij het begin van de huur is de stand van de watermeter genoteerd. Deze was 00119. Op 27 november 2019 stond de watermeter op 00209.(1.2) Volgens de huurovereenkomst moet [geïntimeerde] zijn hoofdverblijf in de woning hebben.(1.3) [geïntimeerde] huurde ook een garage van Havensteder. Havensteder heeft deze huurovereenkomst opgezegd. De kantonrechter heeft bij het vonnis de ontruiming ervan bevolen. De huurovereenkomst van de garage is in hoger beroep niet aan de orde. Als hierna wordt gesproken over huur(overeenkomst) gaat dat over de woning.(1.4) Havensteder kan moeilijk in contact komen met [geïntimeerde]. Hij reageert niet/nauwelijks op brieven die Havensteder hem stuurt. Adviesburo Veerkracht heeft in opdracht van Havensteder in 2017 en 2018 onderzoek gedaan. Veerkracht is verschillende keren langs geweest bij de woning, maar toen was [geïntimeerde] telkens niet thuis. De gordijnen waren steeds dicht. De buren vertelden aan Veerkracht dat [geïntimeerde] bijna nooit in zijn woning was. Ze zien ’s avonds ook geen licht branden. Op 12 oktober 2017 heeft Veerkracht een gesprek gehad met [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft toen onder meer gezegd dat hij geen aansluiting had van gas en elektra.(1.5) De kantonrechter heeft twee van deze buren als getuigen onder ede gehoord. Deze buren wonen op dezelfde galerij als [geïntimeerde]. Zij hebben bij de kantonrechter vrijwel hetzelfde verklaard als bij Veerkracht. Het gaat daarbij om buurman [buurman] van nummer [nummer 1] en buurvrouw [buurvrouw] van nummer [nummer 2]. (1.6) [geïntimeerde] heeft van zijn kant onder meer de heer [X] als getuige onder ede laten horen. [X] heeft verklaard dat hij sinds 2017 verschillende keren bij [geïntimeerde] langs is geweest in verband met de verlenging van de lascertificaten van [geïntimeerde]. Ze troffen elkaar dan volgens afspraak beneden in de hal bij de brievenbussen.(1.7) [geïntimeerde] heeft van half juli 2018 tot begin september 2018 door de week (en op enkele weekenddagen) werkzaamheden in Lochem verricht en heeft daarvan werkbriefjes overgelegd.

De vordering van Havensteder en de beslissing van de kantonrechter (voor zover in hoger beroep van belang)

2. Havensteder heeft, samengevat, gevorderd dat de kantonrechter de huurovereenkomst met [geïntimeerde] ontbindt en [geïntimeerde] veroordeelt de woning te ontruimen. Volgens Havensteder woont [geïntimeerde] niet in de woning. Dit is in strijd met de huurovereenkomst. De huurder moet zijn hoofdverblijf in de woning hebben.

3. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning in het vonnis afgewezen. Volgens de kantonrechter is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] niet in de woning woont.

Het hoger beroep

4. Havensteder is het niet eens met de kantonrechter. Dit heeft zij uitgelegd in de memorie van grieven. Zij wil dat het hof opnieuw naar de zaak kijkt en haar vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning alsnog toewijst. Daarnaast vordert zij in hoger beroep ook vergoeding van haar onderzoekskosten. Het gaat daarbij om een bedrag van € 1.040,60, met wettelijke rente.

5. [geïntimeerde] vindt de beslissing van de kantonrechter juist. Hij zegt dat hij wel degelijk in de woning woont en daar zijn hoofdverblijf heeft, ook al is hij weinig thuis. Dit komt, zo zegt hij, omdat hij veel weg is voor zijn werk (ver) in Nederland en in het buitenland. Ook verblijft hij regelmatig bij zijn vriendin met wie hij niet samenwoont. Hij heeft vroeger Greenchoice als energieleverancier gehad, maar die heeft hem op een gegeven moment afgesloten omdat zijn lage energieverbruik niet kon kloppen. Hij heeft even geen energieaansluiting gehad, maar die periode heeft slechts kort geduurd. Hij heeft wel degelijk een wateraansluiting. Bijzonderheid is dat hij als techneut een installatie heeft gemaakt die inhoudt dat hij water van de wasmachine opvangt en weer gebruikt voor het doorspoelen van het toilet. Ook hierdoor blijft het watergebruik extreem laag. Hij stelt verder dat uit de foto’s die hij heeft overgelegd blijkt dat zijn woning op normale wijze is ingericht en wordt bewoond. Hij verwijst ook naar de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die door de kantonrechter zijn gehoord. [getuige 1] heeft met eigen ogen gezien dat hij in de woning woont.

Beoordeling van het hoger beroep

6. Uit het voorgaande blijkt dat Havensteder alleen klaagt over het afwijzen van haar vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst van de woning en ontruiming. De beslissingen over de garage zijn, zoals gezegd, in hoger beroep niet aan de orde. De bezwaren van Havensteder tegen het vonnis zullen samen worden behandeld. Het gaat in de kern om de volgende vraag: Woont [geïntimeerde] in de woning (heeft hij er zijn hoofdverblijf)?

7. Het hof oordeelt dat Havensteder heeft bewezen dat [geïntimeerde] niet in de woning woont. Havensteder heeft namelijk sterke, onderbouwde, argumenten voor de conclusie dat [geïntimeerde] niet in de woning woont. De tegenargumenten van [geïntimeerde] zijn zwak, te vaag en niet altijd geloofwaardig. Als [geïntimeerde] werkelijk in de woning woont (als hij werkelijk daarin het centrum van zijn bestaan heeft) dan moet hij met duidelijke aanwijzingen daarvoor kunnen komen. Hij kan dit immers makkelijker dan Havensteder die niet achter de voordeur kan kijken. Het hof zal dit hierna nog verder uitleggen.De argumenten van Havensteder

8. a) Buren op de galerij hebben bij de kantonrechter verklaard dat zij [geïntimeerde] zelden zien en dat er ’s avonds nooit licht te zien is, ook niet langs de kieren van de gordijnen.b) De gordijnen zijn altijd dicht.c) Het waterverbruik van [geïntimeerde] in 12 jaar tijd was 90 m³ (dus gemiddeld 7,5 m³ per jaar). Havensteder heeft, met verwijzing naar de website van het Nibud, onbetwist gesteld dat een eenpersoons huishouden gemiddeld per jaar 46 m³ gebruikt.d) [geïntimeerde] heeft op 12 oktober 2017 tegenover Veerkracht verklaard dat hij geen aansluiting had van gas en elektra. Hij heeft in deze procedure opnieuw gezegd dat hij een tijdje geen energieaansluiting had. Hij heeft niet uitgelegd hoe lang niet. Hij heeft ook niet onderbouwd dat hij nu wel een energieaansluiting heeft en energie verbruikt in de woning. De door hem in eerste aanleg overgelegde brief van energieleverancier NLE betreft een aanmaning om de eerste termijn te betalen. Daarin staat dat pas kan worden gestart met de levering van energie als de eerste termijnnota is betaald. Dat dat is gebeurd heeft [geïntimeerde] niet gesteld en blijkt niet uit de door [geïntimeerde] overgelegde stukken.

e) Veerkracht is in 2017 en 2018 herhaalde malen, telkens op verschillende tijdstippen, langs geweest maar heeft [geïntimeerde] nooit thuis getroffen.f) Havensteder heeft verschillende brieven aan [geïntimeerde] gezonden. [geïntimeerde] heeft de brieven niet beantwoord.

9. Het uiterst spaarzame waterverbruik en het (tijdelijk) ontbreken van een energieaansluiting spoort niet met het wonen in een woning. Men moet toch kunnen douchen, koken, wassen en schoonmaken. Ook heeft men licht en warmte nodig. Zonder elektriciteit kunnen apparaten (zoals een koelkast, wasmachine en computer) niet werken. De logische conclusie hiervan is dat [geïntimeerde] (kennelijk al jarenlang) niet in de woning woont. Deze conclusie wordt nog sterker door de verhalen van de buren en van Veerkracht. De tegenargumenten van [geïntimeerde]

10. (i) [geïntimeerde] zegt dat hij veel weg is voor zijn werk. Dit moet hij toch eenvoudig kunnen aantonen (bijvoorbeeld met een verklaring van zijn opdrachtgevers, offertes, rekeningen of gegevens van de Belastingdienst). De enige concrete stukken waarmee [geïntimeerde] dit heeft onderbouwd zijn de werkbriefjes uit Lochem over een periode van nog geen twee maanden in 2018. Dit is veel te weinig tegenover het voorgaande. [geïntimeerde] heeft ook nog een boardingpass overgelegd van een vlucht van Brussel naar Newark (een vliegveld bij New York) en van Newark naar Londen van eind 2018, maar deze reisdocumenten tonen niet aan dat de reis met werk te maken heeft gehad. Bovendien verklaart deze vlucht niet de bijna voortdurende afwezigheid van [geïntimeerde] in de woning. (ii) De verklaring van getuige [X] zegt niets over de vraag of [geïntimeerde] daadwerkelijk in de woning woont. [X] is immers niet verder gekomen dan de brievenbussen in de hal van de flat, telkens na afspraak. (iii) [geïntimeerde] zegt dat hij maar korte tijd zonder energieaansluiting zat. [geïntimeerde] heeft echter niet duidelijk gemaakt dat en wanneer hij dan wel een energieaansluiting had. Het hof verwijst naar overweging 8 onder d). Het totale energiegebruik over de verhuurperiode (en daarmee de aannemelijkheid van bewoning) zou bovendien eenvoudig gecontroleerd kunnen worden met een bewijs van recente meterstanden. Havensteder heeft namelijk de beginstanden uit 2007 overgelegd, zodat de begin- en eindstanden dan naast elkaar gelegd zouden kunnen worden. [geïntimeerde] heeft echter geen enkel bewijs van de stand(en) van zijn energiemeter overgelegd. Dit had wel van hem verwacht mogen worden. (iv) Vast staat dat [geïntimeerde] heel weinig water gebruikt. Zijn verklaring daarvoor dat hij water van de wasmachine gebruikt om de wc door te spoelen overtuigt het hof niet. In de eerste plaats is niet uitgelegd waarom een dergelijke voorziening zoveel besparing oplevert. In de tweede plaats is niet aangetoond dat deze voorziening er is. [geïntimeerde] komt pas in de allerlaatste akte met dit verhaal. Waarom niet eerder? Waarom is hiervan niets te zien op de overgelegde foto’s?(v) De paar brieven die [geïntimeerde] heeft overgelegd, gericht aan het adres van zijn woning, zeggen weinig. Op dit adres was [geïntimeerde] immers (met uitzondering van de periode 14 november 2011 tot 6 maart 2013) bij de burgerlijke stand ingeschreven. Bovendien is de brief van Sligro gericht aan het bedrijf van [geïntimeerde] dat op het adres was geregistreerd. (vi) Ook de foto’s van het interieur van de woning zijn onvoldoende. Het gaat om een momentopname, terwijl de inrichting wat weg heeft van een pakhuis. De inhoud van de koelkast wijst ook niet op normale bewoning. Er staan alleen bier en frisdrankflessen en een pak sap in de koelkast; geen andere producten.(vii) Wat overblijft zijn de getuigenverklaringen van [geïntimeerde]’ vriendin mevrouw [getuige 2] en van de heer [getuige 1], die met [geïntimeerde] bevriend is. Beiden verklaren dat [geïntimeerde] in de woning woont. Deze verklaringen zijn niet genoeg om het hof tot andere gedachten te brengen.

11. [geïntimeerde] heeft kortom tegenover de overtuigende en onderbouwde stellingen van Havensteder onvoldoende inhoud gegeven aan zijn verweer.

Slotsom

12. De conclusie is dat Havensteder gelijk krijgt en [geïntimeerde] ongelijk. Het hof zal dus anders beslissen dan de kantonrechter. [geïntimeerde] heeft zich niet gehouden aan de regels in het huurcontract door de woning niet te bewonen. Daarom zal de huurovereenkomst worden beëindigd en zal [geïntimeerde] worden veroordeeld om de woning te ontruimen. Het hof wijst er voor de volledigheid nog op dat de stellingen van [geïntimeerde] en de omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten bevatten voor het oordeel dat de tekortkomingen van [geïntimeerde] de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigen. Het hof zal de ontruimingstermijn bepalen op 14 dagen na betekening van de uitspraak van het hof. Ook moet [geïntimeerde] de onderzoekskosten van € 1.040,60 aan Havensteder betalen. [geïntimeerde] heeft zich hier niet tegen verzet. Het hof vindt deze kosten ook redelijk.

12. Bij deze beslissing past dat [geïntimeerde] de kosten betaalt van de procedure bij de kantonrechter en bij het hof. Daarom zal als volgt worden beslist.Beslissing

Het hof:

vernietigt het bestreden vonnis ten aanzien van de afgewezen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, en opnieuw rechtdoende:

ontbindt de huurovereenkomst betreffende de woning;

veroordeelt [geïntimeerde] om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest de woning te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en de woning onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;

veroordeelt [geïntimeerde] om aan Havensteder een bedrag van € 1.040,60 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de memorie van grieven (van 11 februari 2020);

veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Havensteder tot op 21 juni 2019 begroot op € 99,91 aan kosten uitbrengen dagvaarding, € 119,-- aan griffierecht en € 720,-- aan salaris van de gemachtigde;

veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Havensteder tot op heden begroot op € 101,06 aan kosten uitbrengen appeldagvaarding, € 741,-- aan griffierecht en € 2.685,-- aan salaris van de advocaat;

verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.I. de Vreese-Rood en H.J. Rossel en getekend en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.

Overwegingen 2.1 tot en met 2.5

Hierna: de woning.

Prod. 6 memorie van antwoord.

Hierna: Veerkracht.

Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW.

Zie overweging 1.1.

Zie overweging 1.3.

Zie overweging 1.6.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature