U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Artt. 420bis Sr en 420ter Sr, Opiumwet, Wet wapens en munitie, Telecommunicatiewet.

Veroordeling ter zake van gewoontewitwassen (looninkomsten uit gefingeerd dienstverband, contante uitgaven en contanten), voorhanden hebben van hasjiesj, een drietal wapens en een jammer, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Gedeeltelijke verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag, voor het overige teruggave aan de zoon van de verdachte.

Strafvermindering in verband met de forse overschrijding redelijke termijn.

Uitspraak



Rolnummer: 22-004788-16

Parketnummer: 09-767079-13

Datum uitspraak: 10 december 2021

TEGENSPRAAK

PROMIS

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3a, 3b, 3c en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Voorts is een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen geldbedragen.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2014 te Leiden en/of Numansdorp en/of Hoogmade en/of (elders) in Nederland en/of Spanje, zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van (gewoonte) witwassen, immers heeft hij (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), bestaande uit

(Deel I)

- een of meer (gro(o)t(e) geldbedrag(en) met een totaal van (ongeveer) 30.500 euro (bestaande uit wekelijks 410 euro giraal ontvangen op zijn bankrekening van onderneming [onderneming A] met omschrijving weekloon en/of feitelijk aan [onderneming A] overgedragen contant geld in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 27 februari 2014);

(Deel II)

- een of meer auto's, te weten (onder meer)

1) een Porsche Panamera met kenteken [kenteken 1] en/of

2) een Citroën C5 met kenteken [kenteken 2] en/of

3) een Mercedes Benz E200 met kenteken [kenteken 3] en/of

4) een Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4] en/of

5) een Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] en/of

- een motorboot Chapparal 2550 met kenteken [kenteken 6] en/of

- ( een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 13.000 euro (huurpenning(en) voor de garagebox/loods gevestigd aan de [adres A] te [plaats A]), en/of

- ( een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 117.627 euro (betalingen aan [onderneming B] bestaande uit lease- en/of aanbetalingen ten behoeve van personenauto('s)), en/of

- ( een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 23.200 euro (huurpenning(en) voor een (vakantie)woning gevestigd aan de [adres B], Spanje), en/of

(Deel III)

- ( een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 36.800 euro (contante geldbedragen gevonden in de woning aan de [adres]), en/of

- ( een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 22.400 euro (contante geldbedragen die verdachte aan [betrokkene A] heeft betaald), en/of

- ( een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 11.200 euro (betalingen aan brandstof en/of overige kosten), althans enig geldbedrag en/of goed,

- meermalen/eenmaal de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of

- meermalen/eenmaal (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die goed(eren) en/of geldbedrag(en) is/zijn en/of

- meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van dat/die geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die geldbedragen en/of goederen gebruik gemaakt,

terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddelijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden en/of Hoogmade, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad

- ( in het pand aan de [adres]), ongeveer 101,6 gram hasjiesj en/of

- ( in de opslagruimte met nummer C1 gelegen aan de [adres A] te [plaats A]),

- twee blokjes gesealde en/of geperste hasjiesj van ongeveer (in totaal) 236,5 gram en/of

- een hoeveelheid henneptoppen van ongeveer (in totaal) 664 gram en/of

- een hoeveelheid hennepresten van ongeveer (in totaal) 2235 gram, althans een hoeveelheid van ongeveer (in totaal) 3237,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.a. hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool/veerdrukwapen (merk: Rohm, model 735), zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, (zodanig dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt is) voorhanden heeft gehad;

b. hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (merk: Huangshan Hometree Lighting Co. LTD, model HTL-WS3002-3W) (waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt en/of pijn kan worden toegebracht) voorhanden heeft gehad;

c. hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een spuitbus (merk: KKS, model Protect Antidog) bevattende pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;

4.hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een of meer radiozendappara(a)t(en), te weten een GSM-jammer heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die radiozendappara(a)t(en) op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting – een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden zal worden opgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3a, 3b, 3c en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2014 te Leiden en/of Numansdorp en/of Hoogmade en/of (elders) in Nederland en/of Spanje, zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van (gewoonte) witwassen, immers heeft hij (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), bestaande uit

(Deel I)

- een of meer (gro(o)t(e) geldbedrag(en) met een totaal van (ongeveer) 30.500 euro (bestaande uit wekelijks 410 euro giraal ontvangen op zijn bankrekening van onderneming [onderneming A] met omschrijving weekloon en/of feitelijk aan [onderneming A] overgedragen contant geld in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 27 februari 2014);

(Deel II)

- een of meer auto's, te weten (onder meer)

1) een Porsche Panamera met kenteken [kenteken 1] en/of

2) een Citroën C5 met kenteken [kenteken 2] en/of

3) een Mercedes Benz E200 met kenteken [kenteken 3] en/of

4) een Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4] en/of

5) een Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] en/of

- een motorboot Chapparal 2550 met kenteken [kenteken 6] en/of

- (een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 4.160 euro (huurpenning(en) voor de garagebox/loods gevestigd aan de [adres A] te [plaats A]), en/of

- (een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 70.916,93 (betalingen aan [onderneming B] bestaande uit lease- en/of aanbetalingen ten behoeve van personenauto('s)), en/of

- (een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 15.600 euro (huurpenning(en) voor een (vakantie)woning gevestigd aan de [adres B], Spanje), en/of

(Deel III)

- (een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 32.250 euro (contante geldbedragen gevonden in de woning aan de [adres]), en/of

- (een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 22.400 euro (contante geldbedragen die verdachte aan [betrokkene A] betaald), en/of

- (een) geldbedrag/geldbedragen van in totaal (ongeveer) 2.800 euro (betalingen aan brandstof en/of overige kosten),

althans enig geldbedrag en/of goed,

- meermalen/eenmaal de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of

- meermalen/eenmaal (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die goed(eren) en/of geldbedrag(en) is/zijn en/of

- meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van dat/die geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die geldbedragen en/of goederen gebruik gemaakt,

terwijl hij wist dat , althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden en/of Hoogmade, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad

- (in het pand aan de [adres]), ongeveer 101,6 gram hasjiesj en/of

- (in de opslagruimte met nummer C1 gelegen aan de [adres A] te [plaats A]),

- twee blokjes gesealde en/of geperste hasjiesj van ongeveer (in totaal) 236,5 gram en/of

- een hoeveelheid henneptoppen van ongeveer (in totaal) 664 gram en/of

- een hoeveelheid hennepresten van ongeveer (in totaal) 2235 gram, althans een hoeveelheid van ongeveer (in totaal) 3237,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj,

zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.a. hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool/veerdrukwapen (merk: Rohm, model 735), zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, (zodanig dat dit voorwerp voor bedreiging of afdreiging geschikt is) voorhanden heeft gehad;

b. hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (merk: Huangshan Hometree Lighting Co. LTD, model HTL-WS3002-3W) (waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt en/of pijn kan worden toegebracht) voorhanden heeft gehad;

c. hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een spuitbus (merk: KKS, model Protect Antidog) bevattende pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende of soortgelijke stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;

4.hij op of omstreeks 14 april 2014 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een of meer radiozendappara(a)t(en), te weten een GSM-jammer heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die radiozendappara(a)t(en) op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen – die als bijlage aan dit arrest zijn gehecht - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

Nadere bewijsoverweging feit 1

Het verwijt dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2014 heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen valt uiteen in drie delen:

het giraal ontvangen van in totaal € 30.500,-, bestaande uit wekelijkse betalingen van € 410,- met als omschrijving “weekloon”;

het veelvuldig verrichten van omvangrijke contante betalingen;

het voorhanden hebben van grote sommen contant geld in huis en het verrichten van een continue stroom contante betalingen (brandstof en levensonderhoud).

Het openbaar ministerie acht deze feiten bewezen op de wijze zoals die door de rechtbank bewezen zijn verklaard. De verdediging betwist dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om deze feiten bewezen te verklaren.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

I Giraal ontvangen gelden met als omschrijving “weekloon”

Zijn de geldbedragen (deel I) afkomstig uit enig voorafgaand misdrijf?

Volgens inmiddels vaste rechtspraak (zie HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352) geldt in geval van tenlastegelegd witwassen, voor zover hier relevant, het volgende. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.

Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.

Op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte gedurende anderhalf jaar wekelijks € 410,- op zijn bankrekening ontving, in totaal een bedrag van € 30.500,- afkomstig van [onderneming A], met omschrijving weekloon en weeknummer, uit hoofde van een (uitzend)arbeidsovereenkomst. Het betrof een (uitzend)arbeidsovereenkomst tussen [onderneming A] en de verdachte, ondertekend door [betrokkene B], als werkgever, en de verdachte, als werknemer. Ingevolge deze (uitzend)arbeidsovereenkomst zou de verdachte per feitelijk gewerkt uur betaald worden. Verdachte heeft blijkens de bewijsmiddelen niet gewerkt. Verdachte ontving echter een vast weekloon op basis van 40 gewerkte uren per week. Gelet op het samenstel van de bij [onderneming C] aangetroffen (uitzend)arbeidsovereenkomst, de manurenstaten inzake verdachte en het vaste bedrag van

€ 410,- betaald als weekloon voor 40 gewerkte uren, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen in de bewijsbijlage, waaronder de verklaring van [betrokkene B] van 18 maart 2014 (p. 1353-1360), acht het hof aannemelijk dat deze geldbedragen niet zijn betaald uit hoofde van de onderhavige (uitzend)arbeidsovereenkomst en als betaling voor daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. De betalingen ontberen een rechtsgrond.

Naar het oordeel van het hof levert dit samenstel van bewijsmiddelen een (ernstig) vermoeden op dat de door de verdachte ontvangen geldbedragen uit enig (ander) misdrijf afkomstig zijn. Een dergelijk fictieve constructie is erop gericht het zicht op de werkelijke aard en/of herkomst van het geld dat ontvangen wordt, te bemoeilijken en is naar haar aard ook geschikt om dat doel te bereiken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte de criminele herkomst van de geldbedragen betwist, met als verklaring de bestrijding van de aanname dat de (uitzend)arbeidsovereenkomst fictief zou zijn. De verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij geen fysieke werkzaamheden, als stratenmaker, heeft verricht, maar thuis op verzoek van [betrokkene B] enkele bestekberekeningen heeft gemaakt en acquisitiewerkzaamheden heeft verricht voor [onderneming A]. Daarvoor kreeg hij dan een vast bedrag per week betaald. Het hof stelt vast dat de weinig concrete en nauwelijks verifieerbare verklaring omtrent de werkzaamheden thuis, allereerst wordt weersproken door de verklaring van getuige [betrokkene B], die heeft aangegeven dat de verdachte niet voor hem gewerkt heeft en voorts ook niet is terug te voeren op de bedrijfsadministratie, de manurenstaten en het overige onderzoek, die op papier – zij het naar ’s hofs oordeel gefingeerd - juist zouden moeten duiden op fysieke werkzaamheden ter plaatse. Voorts vindt de verklaring van de verdachte haar weerlegging in de verklaringen van [getuige A] (blz. 828 en 849 en volgende van het politiedossier) en [getuige B] (blz. 882 en volgende van het politiedossier). De verklaring van de verdachte omtrent zijn werkzaamheden is, zo volgt uit het voorgaande, op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Bij deze stand van zaken is nader onderzoek, te verrichten door het openbaar ministerie, niet aangewezen.

Nu geen rechtsgrond voor de door verdachte ontvangen weekloonbetalingen is komen vast te staan en dit in ieder geval niet de uitzendarbeidsovereenkomst is geweest, en de verdachte ook geen andere concrete, verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor een legale herkomst van de door de verdachte ontvangen geldbedragen heeft gegeven, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de geldbedragen van in totaal € 30.500,- afkomstig zijn uit enig (ander) misdrijf. De verdachte heeft de (uitzend)arbeidsovereenkomst mede ondertekend en gold als de begunstigde daarvan, met als doel niet legale inkomsten de schijn van legaliteit te verschaffen. De verdachte heeft aldus, door middel van de fictieve constructie, de werkelijke aard en/of de herkomst van de door hem ontvangen gelden verhuld. Met dat verhullen is ook het opzet van de verdachte op het witwassen van geld, uit enig (ander) misdrijf afkomstig, gegeven. De uitbetalingen aan de verdachte hebben gedurende anderhalf jaar wekelijks plaatsgevonden, zodat daarvan een gewoonte is gemaakt.

Hierna zal nog afzonderlijk worden ingegaan of de overige contante geldbedragen op de tenlastelegging (deel II en deel III) afkomstig zijn uit enig voorafgaand misdrijf.

II het veelvuldig verrichten van omvangrijke contante betalingen

Auto’s

Porsche Panamera met kenteken [kenteken 1]

De verklaring van [betrokkene C], eigenaar van [onderneming B], houdt in dat verdachte de Porsche geleased heeft van juli 2012 tot augustus 2013. Deze verklaring wordt ondersteund door een op naam van verdachte gesteld leasecontract, dat niet ondertekend is, door de verklaring van [getuige C] bij de rechter-commissaris en door contante betalingen door verdachte aan [betrokkene C]/[onderneming B] ten behoeve van (de lease van) de Porsche ten belope van in totaal

€ 64.265,28. Dit bedrag blijkt uit de verklaring van [betrokkene C], de facturen en de kwitanties. Verdachte erkent gedurende enige tijd in de Porsche gereden te hebben.

De enkele omstandigheid dat het leasecontract niet ondertekend is door verdachte, staat er niet aan in de weg dat het hof aanneemt dat er wel degelijk een leaseovereenkomst gesloten is tussen [onderneming B]/[betrokkene C] en verdachte. Hierover bestond immers overeenstemming tussen [onderneming B]/[betrokkene C] en verdachte en aan deze overeenkomst werd feitelijk uitvoering gegeven.

Het hof leidt hieruit af dat verdachte uit hoofde van deze leaseovereenkomst daadwerkelijk gerechtigd was ten aanzien van het gebruik van de Porsche en dat de door hem verrichtte betalingen niet voor anderen, maar uit eigen naam en voor zichzelf zijn verricht.

Het hof verwerpt het verweer van de verdachte dat hij slechts in de auto reed als doorgeefluik (tegen betaling van € 7.000,-) en dat hij een bedrag van € 10.000,- heeft betaald namens een aspirant koper nu dit verweer niet aannemelijk is geworden en wordt weerlegd door de voorhanden bewijsmiddelen.

Het namens de verdachte gevoerde verweer dat de handtekening op de kwitanties (blz. 651-661 van het politiedossier) niet overeenkomt met de handtekening van verdachte (blz. 1149, 1161, 1174 van het politiedossier) miskent dat het voor de hand ligt dat het niet verdachte is geweest die deze kwitanties als bewijs van contante ontvangsten van geldsommen door [onderneming B] heeft ondertekend, maar, zoals gebruikelijk in het handelsverkeer, juist een medewerker van [onderneming B], voor zover al sprake is van enige handtekening op deze kwitanties.

Citroën C5 met kenteken [kenteken 2]

Uit de bewijsmiddelen in de bewijsbijlage volgt dat verdachte deze auto op 12 februari 2013 heeft gekocht voor een bedrag van € 11.000,-. Na inruil van een Opel Corsa heeft verdachte contant een bedrag ad € 5.019,- bijbetaald.

Mercedes Benz met kenteken [kenteken 4]

Deze auto is op 27 maart 2012 in Eindhoven gekocht bij [onderneming D] voor € 37.500,-. Hiertoe is een Mercedes SL ingeruild voor een bedrag van € 17.500,-. Het resterende bedrag van € 20.000,- is contant betaald door verdachte. Het kenteken van deze auto is op 27 maart 2012 op naam gesteld van de zoon van verdachte en vervolgens, vijf dagen later, op naam van verdachte. Het is verdachte die deze auto heeft verkocht aan [onderneming B] op 19 november 2012. Het hof leidt uit deze omstandigheden af dat het verdachte is geweest die eigenaar van deze auto was en uit wiens vermogen het bedrag van € 20.000,- is gekomen.

Mercedes Benz met kenteken [kenteken 3]

Met de rechtbank en overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging zal het hof verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

Kia Sportage met kenteken [kenteken 5]

Op 4 januari 2012 is deze auto in Vianen aangekocht bij [onderneming E] voor een bedrag van € 34.730,-. Hiertoe is een Audi ingeruild voor een bedrag van

€ 9.631,-. Verdachte was hierbij aanwezig. Uit de verklaring van de verkoper, [getuige D], volgt dat verdachte het resterende bedrag van € 25.099,- contant heeft betaald en dat verdachte heeft gevraagd achterwege te laten te melden dat dit bedrag contant betaald werd. De verkoper is diverse malen gehoord door de politie en bij de rechter-commissaris. Hij heeft vanaf het begin consistent verklaard. Het hof acht de consistente en duidelijke verklaring van de verkoper betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, gelet op hetgeen hij zich bovendien herinnert over de groep personen die bij de aankoop aanwezig was en de overige details die hij zich weet te herinneren. Dat verdachtes schoonzoon en dochter hierover anders verklaren en verdachtes verweer bevestigen, doet aan de betrouwbaarheid van de genoemde – onafhankelijke - getuige niet af.

Het verweer van verdachte dat [medeverdachte 5] de auto heeft betaald en verdachte het contante geld slechts heeft geteld, wordt weerlegd door de verklaring van de getuige [getuige D].

Motorboot Chapparal 2550 met kenteken [kenteken 6]

Met de rechtbank en overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging zal het hof verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

Huurpenningen loods [plaats A]

Uit de bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van verdachte, kan worden opgemaakt dat verdachte in de periode van de tenlastelegging 26 x € 160,- = € 4.160,- contant heeft betaald inzake zijn aandeel in de huur van de loods.

Gelden betaald aan [onderneming B]

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte inzake de Porsche Panamera in totaal € 64.265,28 heeft betaald aan [onderneming B], met verwijzing naar de eerdere bewijsoverweging met betrekking tot bedoelde Porsche. Daarnaast heeft verdachte blijkens de bewijsmiddelen nog een bedrag van € 6.651,65 betaald aan [onderneming B].

Huurpenningen vakantiehuis Spanje

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2014 € 15.600,- contant betaald heeft aan de verhuurder van de woning. De andersluidende verklaringen van de verdachte vinden geen steun in en worden ook weerlegd door de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen. De door verdachte bij de aanvang van de huur contant betaalde bedragen vallen buiten de ten laste gelegde periode, deze neemt het hof daarom niet mee in zijn berekening.

III Contante geldbedragen en het doorlopend uitgeven daarvan

€ 37.500,- in woning [adres]

Op 14 april 2014 zijn tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte diverse geldbedragen aangetroffen. In totaal bevond zich € 37.500,- in contanten in de woning. Met de rechtbank en de verdediging gaat het hof ervan uit dat van dit bedrag een bedrag van € 700,- (in een kluis) van de echtgenote van verdachte was en de bedragen van

€ 2.950,- en € 1.600,- (aangetroffen in het binnenwerk en een muntenbak van een jukebox) van de zoon van verdachte. Deze laatste bedragen zullen buiten beschouwing worden gelaten.

Verborgen onder een klok is in totaal € 14.200,- in de vorm van 71 biljetten van € 200,- aangetroffen. Achter een lade op de bodem van een nachtkastje op de slaapkamer is een bedrag van € 18.050,-, verdeeld over vier stapeltjes, aangetroffen. Gelet op de beschrijving van de wijze waarop men deze geldbedragen heeft aangetroffen op blz. 259 en 262 van het politieproces-verbaal is het hof van oordeel dan hier in beide gevallen, dus tot een totaalbedrag van € 32.250,-, sprake is van verbergen.

Geldbedragen betaald aan echtgenote

Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de eerste eigen verklaring van verdachte op dit punt, acht het hof bewezen dat verdachte zijn vrouw telkens € 200,-, per week contant gaf voor boodschappen. De tenlastegelegde periode beslaat 112 weken. 112 x 200 betekent dat € 22.400,- door verdachte in contanten aan zijn echtgenote overgedragen is.

Uitgaven voor benzine

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte in de tenlastegelegde periode € 2.800,- in contanten heeft uitgegeven aan benzine. De advocaat-generaal heeft zich hierbij aangesloten en de verdediging heeft dit niet betwist. Ook het hof zal hiervan uitgaan.

Zijn de genoemde contante geldbedragen (deel II en deel III) afkomstig uit enig misdrijf?

Het hof stelt ook hier voorop hetgeen op grond van vaste rechtspraak geldt voor de vaststelling dat van witwassen sprake is, (ook) indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen. Het hof stelt voorts het volgende vast.

In de tenlastegelegde periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2014 heeft verdachte de volgende contante uitgaven gedaan:

€ 64.265,28 Porsche Panamera

€ 6.651,65 Overige betalingen [onderneming B]

€ 5.019,- Citroën C5

€ 20.000,- Mercedes Benz C63

€ 25.099,- Kia Sportage

€ 4.160,- huur loods [plaats A]

€ 15.600,- vakantiewoning Spanje

€ 22.400,- boodschappengeld

€ 2.800,- benzinegeld

__________ € 165.994,93 totaal uitgaven

In de woning van verdachte is op 14 april 2014, voor zover aan verdachte toe te schrijven, bovendien een bedrag van in totaal € 32.250,- in contanten aangetroffen.

Uit gegevens van de belastingdienst blijkt het volgende over het daar bekende inkomen van verdachte:

2009: netto loon € 16.798,-

2010: netto loon € 21.907,-

2011: netto loon € 23.257,-

2012: netto loon € 23.187,-

2013: netto loon € 13.119,- (gedeelte van het jaar).

De echtgenote van verdachte genoot in de periode van de tenlastelegging geen inkomen uit arbeid.

Hieruit volgt dat het totale bedrag aan contante uitgaven en voorhanden contanten ten belope van een totaalbedrag van € 198.244,93 niet verklaard wordt door het bij de belastingdienst bekende inkomen van verdachte en zijn echtgenote. Het verschil is dermate groot dat een ernstig vermoeden van witwassen mag worden aangenomen.

Verdachte heeft erop gewezen dat hij een bedrag van

€ 60.000,- van Justitie heeft ontvangen. Uit de bankafschriften van de bankrekening van verdachte en zijn echtgenote blijkt dat verdachte in de jaren 2006-2007 in drie delen een bedrag van in totaal € 43.981,06 giraal heeft ontvangen. De verdachte heeft de vraag of hij nog ander geld heeft dat niet zichtbaar is via banken met nee beantwoord. Het hof gaat daarom uit van het laatstgenoemde door verdachte ontvangen geldbedrag.

Het hof stelt vast dat de betreffende bankrekening in de tenlastegelegde periode wordt gevoed door de eerdergenoemde inkomsten van [onderneming A] ad € 410,- per week (tenlastelegging deel I) en door zorgtoeslag ad

€ 131,- per maand. In december 2012 was het eindsaldo op deze rekening 14.687,-. In december 2013 was het eindsaldo € 10.382,-.

De afschrijvingen van deze bankrekening bestaan hoofdzakelijk uit de posten: verzekering, telefonie, Ziggo , belasting, hypotheekrente en enkele creditcard afschrijvingen ten behoeve van (vakantie)reizen.

Uitgaven met betrekking tot kosten voor levensonderhoud komen in 2012 niet en in 2013 slechts enkele malen voor. Er vinden slechts drie pinopnames plaats voor een totaal bedrag van € 1.500,-.

Het hof leidt hieruit daarom bovendien af dat ook de mutaties op de bankrekening geen verklaring vormen voor de contante uitgaven en het aanwezige contante geld. Ook legt de betaling door Justitie reeds in de jaren 2006-2007 overgemaakt aan de verdachte geen gewicht meer in de schaal ter verklaring hiervan in de tenlastegelegde periode.

De omstandigheid dat de echtgenote van verdachte in de jaren dat zij nog werkzaam was, heeft kunnen sparen van haar inkomen vormt evenmin een verklaring voor de hoogte van de contante uitgaven en aanwezige contante gelden. In de periode van de tenlastelegging genoot zij geen inkomen uit arbeid. Haar salaris werd uitbetaald op de gezamenlijke bankrekening. Zij is gestopt met werken in 2009. Haar spaarloonregeling bevatte eind 2013 een bedrag van € 306,-. Dit bedrag is toen overgeboekt naar de eerdergenoemde gezamenlijke bankrekening die het hof al in zijn overwegingen heeft betrokken.

De stelling van verdachte dat hij wel legale inkomsten zou hebben genoten, vindt derhalve weerlegging in het voorgaande. De verdachte heeft geen andere concrete, verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor een legale herkomst van de geldbedragen die hij heeft omgezet, overgedragen en/of verborgen(deel II en III), in totaal

€ 198.244,93. Tot nader, door het openbaar ministerie te verrichten, onderzoek bestaat daarom ook hier geen aanleiding.

Uit het voorgaande volgt concluderend dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van in totaal

€ 198.244,93 een criminele herkomst heeft en dus afkomstig is uit enig misdrijf.

In respons op de pleitnota merkt het hof tenslotte op dat hij bij de beoordeling van de tenlastelegging uitsluitend gebruik heeft gemaakt van bewijsmiddelen die hij betrouwbaar acht en bruikbaar voor het bewijs.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

gewoontewitwassen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Het onder 3a bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 3b en 3c bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.9, eerste lid van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een viertal auto’s en aanzienlijke geldbedragen, bestaande uit contante uitgaven van tienduizenden euro’s, een overgeschreven bedrag van € 30.500,- aan fictieve loonbetalingen en een in de woning van de verdachte aangetroffen contant geldbedrag van € 32.250,-.

Het witwassen van crimineel vermogen, zeker in de omvang als hier aan de orde, vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Aldus worden de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de legale economie onttrokken. Door witwassen wordt het plegen van andere strafbare feiten bovendien gefaciliteerd.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid hasjiesj, een drietal wapens en een jammer. Dit betreffen goederen waarvan de wetgever het (opzettelijk) aanwezig hebben (zonder vergunning) heeft verboden, ter bescherming van de veiligheid en orde in de maatschappij en, met betrekking tot de jammer, om de opsporing van strafbare feiten niet te doorkruisen.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.

22 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – zij het langer geleden - is veroordeeld, voor een drugsgerelateerd feit.

Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur.

Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van

12 maanden, met aftrek van voorarrest, in beginsel een passende en geboden reactie vormt.

Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de bescherming van de fundamentele vrijheden is overschreden. Het hof stelt hiertoe het volgende vast:

 de verdachte is op 14 november 2014 in verzekering gesteld;

 door de rechter-commissaris zijn, onder meer naar aanleiding van daartoe strekkende verzoeken van de raadsman van de verdachte en van raadslieden van medeverdachten in het onderzoek [onderzoeksnaam], in de periode van 12 oktober 2015 tot en met 22 oktober 2015 een groot aantal (18) getuigen gehoord. Op

4 april 2016 heeft op verzoek van de raadsman van de verdachte nog een getuigenverhoor plaatsgevonden.

 de inhoudelijke behandeling in eerste aanleg heeft plaatsgevonden op 26 en 28 september 2016;

 op 12 oktober 2016 is door de rechtbank vonnis gewezen;

 op 14 oktober 2016 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;

 op 12 februari 2020 heeft bij het hof een regiebehandeling plaatsgevonden in de zaak van de verdachte en - tegelijkertijd – in de zaken van de tien medeverdachten;

 door de raadsheer-commissaris zijn in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], naar aanleiding van daartoe strekkende verzoeken van raadslieden van voornoemde medeverdachten, in de periode van 8 juli 2020 tot en met 11 november 2020 getuigen gehoord. Ook is de medeverdachte [medeverdachte 5], op ambtshalve beslissing van het hof, in zijn eigen strafzaak als verdachte gehoord;

 de inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 11 november 2021;

 het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is, na ook de behandeling van alle zaken tegen de medeverdachten in het onderzoek [onderzoeksnaam], op

10 december 2021 gesloten;

 dit arrest wordt gewezen op 10 december 2021.

Uit het voorgaande blijkt dat zowel de berechting in eerste aanleg als in hoger beroep telkens niet heeft plaatsgevonden binnen een periode van 24 maanden. In eerste aanleg is de redelijke termijn van berechting overschreden met 6 maanden. In hoger beroep is de redelijke termijn van berechting overschreden met

3 jaren en 2 maanden. Deze overschrijdingen zijn onder meer gelegen in de omvang van de zaak, waaronder mede begrepen het door de rechter- en raadsheer-commissaris uitgevoerde nadere onderzoek, en de omstandigheid dat de zaak van de verdachte gelijktijdig met de zaken van de medeverdachten is behandeld, welke omstandigheden niet voor rekening van de verdachte dienen te komen.

Het hof zal deze overschrijdingen verdisconteren in de strafmaat. In plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Met betrekking tot het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 36.800,- zal het hof – conform de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal – als volgt beslissen.

Ten aanzien van het geldbedrag van € 32.250,- zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu dit geldbedrag aan verdachte kan worden toegeschreven en het onder

1. bewezenverklaarde met betrekking tot dit geldbedrag is begaan. Bij deze beslissing heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Ten aanzien van het overige, een geldbedrag van € 4.550,- zal het hof de teruggave gelasten aan de zoon van de verdachte, genaamd [betrokkene D], geboren op [geboortedatum].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op:

- de artikelen 24, 33, 33a, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht,

- de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet,

- de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,

- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en,

- artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3a, 3b, 3c en 4 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2, 3a, 3b, 3c en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, een bedrag van € 32.250,-.

Gelast de teruggave aan de zoon van verdachte, [betrokkende D], geboren op [geboortedatum] van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, een bedrag van € 4.550,-.

Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,

mr. A.S.I. van Delden en mr. W.A.G.J.W. Ferenschild, in bijzijn van de griffiers mr. W. Jansen en mr. L.A. Haas.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 december 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature