Belanghebbende drijft samen met haar echtgenoot een onderneming in de vorm van een vof. Tot de huwelijksgemeenschap behoort een pand waarin de onderneming wordt uitgeoefend. Beide echtgenoten rekenen het pand, inclusief het winkelgedeelte met magazijn (het ondernemingsgedeelte), tot hun privévermogen. Het Hof oordeelt dat iedere partner het eigen aandeel in het ondernemingsgedeelte in de eigen onderneming gebruikt, en dat daarom geen sprake is van een terbeschikkingstelling door belanghebbende van 50% van het ondernemingsgedeelte aan haar echtgenoot, en omgekeerd. Het aandeel in het ondernemingsgedeelte valt bij belanghebbende volledig in box 3.