U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Omgangsondertoezichtstelling? Ernstige ontwikkelingsbedreiging in combinatie van factoren

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.276.241/01

rekestnummer rechtbank : JE RK 20-427

zaaknummer rechtbank : C/10/591366

beschikking van de meervoudige kamer van 29 juli 2020

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. D.N. van Wensen te Lage Zwaluwe.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

locatie: Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder is op 27 maart 2020 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De vader heeft op 22 april 2020 een verweerschrift ingediend.

2.3

De gecertificeerde instelling heeft op 28 april 2020 een verweerschrift ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een brief van de zijde van de moeder van 1 april 2020 met bijlagen, ingekomen op 2 april 2020;

- een brief van de zijde van de moeder van 7 mei 2020 met bijlagen, ingekomen op 8 mei 2020.

2.5

Partijen hebben het hof laten weten in te stemmen met een schriftelijke afdoening van de zaak in hoger beroep in verband met de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Derhalve heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3 De feiten

3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Uit de - inmiddels verbroken - relatie van de moeder en de vader is geboren [naam minderjarige] op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).

3.3

De moeder oefent alleen het gezag uit over de minderjarige.

3.4

De vader heeft de minderjarige erkend.

3.5

De minderjarige verblijft bij de moeder.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling met ingang van 12 maart 2020 tot 12 maart 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.2

De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van de minderjarige alsnog af te wijzen.

4.3

De vader verzoekt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.4

De gecertificeerde instelling verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5 De motivering van de beslissing

Standpunten

5.1

De moeder stelt dat er geen enkele objectieve reden is gesteld op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter is voorbij gegaan aan de door de moeder in het geding gebrachte recente verklaringen van de huisarts, de BSO en de school. De minderjarige reageerde niet goed op het contact met de vader. Sinds het stopzetten van het traject bij het omgangshuis in september 2019 zijn de zorgen over de minderjarige verminderd en gaat het weer goed met hem. Voorts stelt de moeder dat de raad tijdens de zitting in eerste aanleg niet beschikte over de door partijen aan de rechtbank gestuurde brieven. Hoewel er een leespauze werd ingelast, is het, gelet op de hoeveelheid van de stukken, niet aannemelijk dat de vertegenwoordigster van de raad alles goed heeft kunnen lezen en begrijpen. Daarnaast heeft de kinderrechter rekening gehouden met de conclusie uit het raadsonderzoek van eind 2018, terwijl raadsrapporten een beperkte geldigheidsduur hebben. De moeder stelt verder dat de kinderrechter de beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd en wijst daarbij op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat er onvoldoende grond is voor een ondertoezichtstelling als deze maatregel (alleen) nodig is voor het tot stand brengen van de omgangsregeling. De moeder heeft een traject bij het CJG gevolgd en zij heeft het traject bij het omgangshuis pas beëindigd nadat zij daarover advies van haar huisarts had gekregen en nadat zij daarover overleg had gehad met de raad. Zij heeft bovendien van de vader vernomen dat hij nog steeds drugs gebruikt. De moeder betwist dat er sprake is geweest van verschillende hulpverleningstrajecten die geen verbetering hebben gebracht. Alleen het traject bij het omgangshuis in 2019 heeft geen verbetering gebracht.

5.2

De vader voert aan dat de minderjarige wel degelijk ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, zoals ook door de raad is aangegeven. De stelling van de moeder dat sprake is van een drugsverleden bij de vader is niet relevant in het kader van de onderhavige procedure. De kinderrechter en de raad zien hierin geen belemmering bij de contacten tussen vader en zoon. De contacten verliepen goed en de vader had de contactmomenten graag voortgezet. De moeder laat daarentegen keer op keer zien niet bereid te zijn om mee te werken aan het opstarten van de omgang. Voorts stelt de vader dat de moeder zorgt voor een onveilige thuissituatie. Het sociale netwerk van de minderjarige is instabiel en wisselend, hetgeen onrust met zich brengt. Volgens de vader zijn de door de moeder geuite zorgen over de minderjarige na het eerste contactmoment met de vader niet op feiten gebaseerd. De minderjarige was niet voorbereid op de contacten met de vader. Tot slot stelt de vader dat uit de door de moeder genoemde rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat voor een ondertoezichtstelling sprake moet zijn van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige en van het falen van minder ingrijpende middelen, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. Het feit dat de minderjarige geen contact heeft met de vader kan er op zichzelf al voor zorgen dat sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige.

5.3

De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat de minderjarige onbelast contact heeft met beide ouders. Bij het niet hebben van contact met een van de ouders is sprake van een ontwikkelingsbedreiging. De minderjarige heeft het recht om te weten wie zijn vader is, zodat hij een band met hem kan opbouwen. Verder stelt de gecertificeerde instelling dat de huisarts van de minderjarige ontkent verklaringen te hebben afgegeven. De moeder heeft bovendien niets gedaan met de informatie die haar vanuit het omgangshuis is gegeven. Zij was goed geïnformeerd door het omgangshuis dat het voor de minderjarige wennen zou zijn en dat onrustig gedrag in die situatie passend is. De moeder stimuleert het contact met de vader niet en zij houdt dit zelfs tegen. Zij stelt haar eigen wens voorop en denkt daarbij niet in het belang van de minderjarige. Mogelijk drugsgebruik van de vader in het verleden staat niet in de weg aan de omgang tussen de vader en de minderjarige. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn aanwezig. Dat de minderjarige nu geen hinder lijkt te ondervinden van het niet hebben van contact met de vader wil niet zeggen dat het goed met hem gaat. Daarnaast werkt de moeder onvoldoende mee aan de noodzakelijke hulpverlening om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige weg te nemen.

Oordeel hof

5.4

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW , in staat zijn te dragen.

5.5

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder andere HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:295) geldt voor het opleggen van de maatregel van een ‘omgangsondertoezichtstelling’ de volgende maatstaf:

“Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. De rechter die de ondertoezichtstelling uitspreekt, zal in zijn beschikking niet alleen moeten vermelden dat deze gronden aanwezig zijn, doch ook moeten aangeven op grond van welke gegevens hij tot zijn oordeel is gekomen dat de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van die bedreiging hebben gefaald of waarschijnlijk zullen falen.

Niet uitgesloten is dat het opleggen van de maatregel van ondertoezichtstelling gerechtvaardigd kan zijn wanneer het ontbreken van een omgangsregeling of juist het bestaan ervan, dan wel de conflicten of problemen bij het totstandbrengen of het uitvoeren van een omgangsregeling zodanige belastende conflicten of problemen opleveren voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor zijn zedelijke of geestelijke belangen, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar te voorzien is, zullen falen. In een dergelijk geval moeten aan de motivering van de toewijzing hoge eisen gesteld worden. Dat uit de raadsreportage en het verhandelde ter terechtzitting het Hof is gebleken dat een omgangsregeling niet op vrijwillige basis tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling als ze geen contact heeft met haar biologische vader, levert geen toereikende motivering op voor het opleggen van een maatregel als de onderhavige.”

5.6

Op basis van de overgelegde stukken is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze - na eigen afweging - tot de zijne. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden, die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het hof overweegt daartoe als volgt. De ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige is gelegen in een combinatie van factoren. Niet alleen de sterk afwijzende houding van de moeder ten aanzien van het contact tussen de vader en de minderjarige en ten aanzien van de vader als ouder, maar ook de aanhoudende strijd die de ouders onderling voeren en de vele beschuldigingen die zij over en weer uiten, maakt dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het ontbreekt de ouders aan vertrouwen in elkaar, hetgeen ook zijn weerslag heeft op de minderjarige. Het hof overweegt dat het niet hebben van contact met de vader kan leiden tot problemen in de (identiteits)ontwikkeling van de minderjarige. Daarbij neemt het hof in aanmerking de jonge leeftijd van de minderjarige. Het nu nog langer uitblijven van contact zal het voor de minderjarige lastiger maken om het contact weer op te starten. Daarbij komt dat de huidige situatie zeer verwarrend zal zijn voor de minderjarige. Telkens als de minderjarige zijn vader één of meerdere keren heeft gezien, stopt het contact plotseling weer. De minderjarige en de vader krijgen daardoor niet de kans om een band met elkaar op te bouwen, terwijl zij daar beiden wel belang bij en ook recht op hebben bij het ontbreken van contra-indicaties voor omgang.

5.7

Het hof overweegt verder nog als volgt. Het lijkt erop dat de moeder er alles aan doet om het contact tussen de vader en de minderjarige te frustreren. De omgang is meerdere keren op haar initiatief stopgezet. De moeder beroept zich daarvoor op onder andere verklaringen van de huisarts. Een aantal van deze verklaringen dateren van april 2016 en zijn daarmee verouderd, omdat in de afgelopen vier jaar de nodige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Uit de meer recente verklaringen volgt niet dat de huisarts de omgang niet in het belang van de minderjarige acht, sterker nog de gecertificeerde instelling stelt contact te hebben gehad met de huisarts en de huisarts ontkent verklaringen te hebben afgegeven. De moeder is er bovendien door het omgangshuis van op de hoogte gebracht dat het traject bij het omgangshuis logischerwijs onrust zal kunnen oproepen bij de minderjarige. Daarbij acht het hof van belang dat vanuit het omgangshuis juist wordt benoemd dat het contact tussen de vader en de minderjarige goed is verlopen. De stelling van de moeder dat de raad haar zou hebben geadviseerd om het traject bij het omgangshuis eenzijdig stop te zetten is door haar onvoldoende aannemelijk gemaakt, mede gelet op het standpunt van de raad in eerste aanleg dat sprake is van een zeer bedreigde ontwikkeling van de minderjarige mede (en juist) doordat de moeder aan geen enkel hulpverleningstraject medewerking verleent. Ook uit de Whatsapp-berichten van de moeder aan haar ex-partner blijkt dat zij niet bereid was om er alles aan te doen om het traject bij het omgangshuis te laten slagen. Sterker nog, het komt het hof gezien de inhoud van die berichten voor dat de moeder met name ook dit traject en de totstandkoming van het contact tussen de vader en de minderjarige op alle mogelijke manieren probeert te dwarsbomen.

5.8

Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verschillende hulpverleningstrajecten die tot nu toe zijn aangewend ter afwending van de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige hebben gefaald. De moeder heeft onvoldoende gebruik gemaakt van de ondersteuning en de begeleiding die haar is aangeboden vanuit het CJG en het omgangshuis. Gelet op de weigerachtige houding van de moeder is het niet waarschijnlijk dat soortgelijke of andere middelen in de toekomst wel zullen slagen, althans niet binnen een termijn die met het oog op de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar is te achten. Zonder de maatregel van een ondertoezichtstelling zal er naar verwachting – gelet op de weigerachtige houding van de moeder – geen omgang tussen de vader en de minderjarige tot stand komen. Het hof is van oordeel dat voorkomen moet worden dat de vader de mogelijkheid wordt ontnomen om door middel van een stabiele omgangsregeling een band op te bouwen met de minderjarige.

5.9

Dit leidt tot de volgende beslissing.

6 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2020;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Rotterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, A. Zonneveld en F. Ibili, bijgestaan door mr. L.A.J. Brouwer als griffier, en is op 29 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature