Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

concurrentiebeding

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.248.937/01

zaaknummer rechtbank Rotterdam : 7208371 VV EXPL 18-74

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 april 2019

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat: mr. I.B. Jansse te Rotterdam,

tegen

INAXTION B.V.,

gevestigd te Dordrecht,

geïntimeerde,

advocaat: mr. E. den Hartog te Capelle a/d IJssel.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en InAxtion genoemd.

[appellant] is bij dagvaarding van 26 oktober 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 oktober 2018, in kort geding gewezen tussen [appellant] als eiser en InAxtion als gedaagde. De appeldagvaarding, waaraan producties zijn gehecht, bevat de grieven.

InAxtion heeft vervolgens een memorie van antwoord, met productie, genomen.

[appellant] heeft vervolgens een akte genomen. InAxtion heeft daarop bij akte (met productie) gereageerd.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog zijn (hierna nader weer te geven) vordering zal toewijzen, met veroordeling van InAxtion in de kosten van beide instanties.

InAxtion heeft geconcludeerd, zakelijk, tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van [appellant] in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep (met wettelijke rente).

Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het vonnis onder het kopje “De feiten” de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3 Beoordeling

3.1.

[appellant] is op [dag] 2015 voor de duur van zeven maanden bij InAxtion in dienst getreden in de functie van Consultant. Artikel 17 van de desbetreffende arbeidsovereenkomst houdt onder meer het volgende in:

Artikel 1 7. Non-concurrentiebeding

Het is de werknemer tijdens en gedurende 1 jaar na beëindiging van het dienstverband, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, niet toegestaan om binnen een straal van 30 kilometers vanaf het adres van de vestiging van de werkgever, waar werknemer werkzaam was, in enige vorm, direct of indirect, werkzaamheden voor derden te verrichten, gelijk of gelijksoortig aan de werkzaamheden die werkgever verricht, of voor eigen rekening een onderneming te drijven of daarbij betrokken te zijn, gelijk of gelijksoortig aan die van werkgever.

Het is werknemer verboden, behoudens schriftelijke toestemming van werkgever, om gedurende 1 jaar na het einde van deze overeenkomst direct of indirect, voor zichzelf of voor anderen werkzaamheden te verrichten of diensten te verlenen, gelijk of gelijksoortig aan de door werkgever verrichte werkzaamheden c.q. verleende diensten en/of betrokken te zijn bij dergelijke werkzaamheden en diensten ten behoeve van personen, instellingen of bedrijven die in de periode van 24 maanden voorafgaand aan het einde van het dienstverband behoorden tot de cliënten of relaties van werkgever, dan wel met dergelijke cliënten c.q. relaties (actief of passief) contacten te onderhouden.

Dit beding is noodzakelijk om zwaarwichtige bedrijfsbelangen te beschermen. Dit betreft ten eerste het belang van Werkgever om haar klanten, relaties en knowhow te behouden. Ten tweede dient het ter voorkoming van het risico dat bedrijfsgeheimen of andere belangrijke strategische en/of beleidsmatige informatie van de onderneming, zouden worden doorgespeeld aan een concurrent. Het betreft hier informatie waarvan de Werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis neemt, en die de onderneming zou kunnen schaden indien de Werknemer deze informatie elders verspreidt.

Artikel 1 8. Relatiebeding

Het is Werknemer evenmin toegestaan om gedurende een periode van 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst op enige wijze zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met (voormalige) relaties van Werkgever, behoudens de voorafgaande schriftelijk toestemming van Werkgever.

De arbeidsovereenkomst tussen partijen is vervolgens met een jaar verlengd, zoals is bevestigd in een door [appellant] voor akkoord getekende brief van InAxtion van 29 januari 2016. In deze brief is onder meer vermeld:

Alle overige voorwaarden uit uw arbeidsovereenkomst blijven ongewijzigd van kracht. Hierbij wijzen wij u nadrukkelijk op de artikelen die betrekking hebben op de overeengekomen bedingen inzake non-concurrentie, zijnde de artikelen 14 t /m 19 en artikel 2 1.

Bij brief van 6 februari 2017 is aan [appellant] bevestigd dat het tijdelijke dienstverband per 3 maart 2017 wordt omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd. [appellant] heeft ook deze brief voor akkoord getekend. In deze brief is opgenomen:

Alle overige voorwaarden uit uw arbeidsovereenkomst blijven ongewijzigd van kracht. Hierbij wijzen wij u nadrukkelijk op de artikelen die betrekking hebben op de overeengekomen bedingen inzake non-concurrentie, zijnde de artikelen 14 t /m 19 en artikel 2 1. (…)

U ontvangt deze brief in tweevoud ter bevestiging van de gemaakte afspraken en ter herbevestiging van de bedingen. Graag één exemplaar zo snel mogelijk getekend retour sturen.

Bij brief van 24 augustus 2018 heeft [appellant] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2018. Het voornemen van [appellant] was om per [dag] 2018 in dienst te treden bij Oranjegroep Holding B.V. (hierna: Oranjegroep), vestiging Moerdijk. Oranjegroep is net als InAxtion een uitzendorganisatie voor technisch personeel. Beide bedienen geheel of ten dele dezelfde markt.

3.2.

In dit geding vordert [appellant] primair gehele althans gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding en relatiebeding, subsidiair te bepalen dat hij niet gebonden is aan het concurrentiebeding, in die zin dat het hem vrij staat/is toegestaan om per [dag] 2018 bij Oranjegroep, althans bij de vestiging te Moerdijk, dan wel aan haar gelieerde ondernemingen, in dienst te treden, en meer subsidiair veroordeling van InAxtion tot betaling aan [appellant] van een vergoeding van € 46.800,- bruto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, als voorschot op een vergoeding ingevolge artikel 7:653 lid 5 BW , te vermeerderen met wettelijke rente.

3.3.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Hetgeen de kantonrechter daartoe heeft overwogen, zal voor zover nodig hierna bij de bespreking van de grieven aan de orde komen.

3.4.

Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.

3.5.

In grief 3 klaagt [appellant] dat ten aanzien van het relatiebeding niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 aanhef en onder b BW. In de brieven van 29 januari 2016 en 6 februari 2017 wordt weliswaar verwezen naar het concurrentiebeding, maar wordt het relatiebeding (het hof begrijpt: in artikel 1 8 ) niet expliciet genoemd, aldus [appellant] . Deze klacht faalt omdat naar het voorlopige oordeel van het hof met de formulering “de artikelen die betrekking hebben op de overeengekomen bedingen inzake non-concurrentie, zijnde de artikelen 14 t /m 19 en artikel 2 1 ” voldoende duidelijk - ook voor [appellant] - tot uitdrukking is gebracht dat tot die bedingen ook behoort het relatiebeding in artikel 18. Voor zover [appellant] heeft bedoeld te betogen dat aan het schriftelijkheidsvereiste niet is voldaan op de grond dat de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst niet als bijlage is gevoegd bij de brieven van 29 januari 2016 en 6 februari 2017, faalt die klacht omdat [appellant] door deze brieven voor akkoord te tekenen uitdrukkelijk heeft verklaard in te stemmen met de daarin nadrukkelijk genoemde bedingen en daarmee aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan.

3.6.

In de grieven 1, 2 en 3 doet [appellant] een beroep op de nietigheid respectievelijk vernietigbaarheid van het concurrentiebeding (daaronder begrepen het relatiebeding). Zijn betoog komt erop neer dat ten aanzien van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is voldaan aan de eis van artikel 7:653 lid 2 BW die inhoudt dat uit de bij het concurrentiebeding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.

3.7.

Of de bedoelde motivering in de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst toereikend is, kan in het midden blijven. Het gaat inmiddels om een arbeidsovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Voorshands is het hof met de kantonrechter van oordeel dat op grond van de inhoud van de door [appellant] voor akkoord getekende brief van 6 februari 2017 moet worden aangenomen dat het concurrentiebeding tussen partijen opnieuw is overeengekomen bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Of het concurrentiebeding eerder - in de eerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - geldig was of vernietigbaar, acht het hof daarom zonder belang. Overigens en terzijde, het zwaarwegende bedrijfsbelang van InAxtion bij deze bedingen is naar het voorlopige oordeel van het hof voldoende duidelijk gemotiveerd. [appellant] had in zijn commerciële functie van Consultant contact met klanten. Vanuit die functie kan [appellant] , met kennis van “bedrijfsgeheimen of andere belangrijke strategische en/of beleidsmatige informatie van de onderneming” InAxtion relevante concurrentie aandoen.

3.8.

De grieven 1 t/m 3 kunnen dus niet tot vernietiging leiden.

3.9.

In grief 5 komt [appellant] op tegen de verwerping door de kantonrechter van het beroep op vernietiging van het concurrentiebeding op de voet van artikel 7:653 lid 3 aanhef en onder b BW. Het hof onderschrijft echter het oordeel van de kantonrechter op dit punt en maakt dit tot het zijne, óók indien uitgegaan zou worden van de door [appellant] gestelde inkomens- en positieverbetering bij Oranjegroep. Onbillijke benadeling van [appellant] in verhouding tot het te beschermen belang van InAxtion doet zich te minder voor nu gebleken is dat [appellant] in dienst is getreden van Oranjegroep en voorlopig werkzaam is bij de vestiging van Oranjegroep te Antwerpen. Aan te nemen valt daarom dat het concurrentiebeding aan de gestelde inkomens- en positieverbetering niet in de weg staat. Ook grief 5 heeft geen succes.

3.10.

In grief 4 bestrijdt [appellant] het oordeel in het bestreden vonnis dat hij in geval van indiensttreding bij Oranjegroep op de vestiging in Moerdijk het concurrentiebeding overtreedt omdat die vestiging is gelegen binnen een straal van 30 kilometer om de vestiging van InAxtion in Schiedam.

3.11.

Partijen verschillen van mening over de (hemelsbrede) afstand tussen de beide genoemde vestigingen. Volgens een door [appellant] gebruikt programma (blijkens productie 6 bij memorie van grieven: nl.distance.to) bedraagt de afstand tussen de beide vestigingsadressen 31,55 kilometer, volgens het door InAxtion gebruikte programma Google Maps 29,18 kilometer.

3.12.

Het hof stelt voorop dat de vordering om “te bepalen” dat het [appellant] op grond van het concurrentiebeding vrij staat werkzaam te zijn op de vestiging van Oranjegroep te Moerdijk, vanwege het declaratoire karakter van de aldus geformuleerde vordering in dit kort geding niet toewijsbaar is. Maar ook indien de vordering anders - op een wijze die passend zou zijn bij de aard van deze procedure - uitgelegd zou worden, faalt grief 4 op grond van het volgende. Het is aan [appellant] om voldoende aannemelijk te maken dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de door hem beoogde vestiging van Oranjegroep te Moerdijk (Plaza 25 C) niet binnen een straal van 30 kilometer vanaf het adres van InAxtion (Westfrankelandsedijk 1 te Schiedam) is gelegen en op die grond zijn vordering zal toewijzen. Op grond van het aan Google Maps ontleende verweer van InAxtion kan echter niet worden geoordeeld dat de door [appellant] gestelde afstand van meer dan 30 kilometer voldoende aannemelijk is geworden. [appellant] heeft nog naar voren gebracht dat het onredelijk is hem aan een geografische beperking te houden wanneer de grensoverschrijding slechts enkele honderden meters zou zijn, maar hierin volgt het hof [appellant] evenmin. De mogelijk min of meer arbitrair gekozen afstand van 30 kilometer is tussen partijen overeengekomen en het hof ziet in de betrekkelijk geringe overschrijding onvoldoende grond [appellant] niet te houden aan die afstand.

3.13.

In grief 6 betoogt [appellant] , kort gezegd, dat artikel 18 zodanig is geformuleerd dat het voor hem niet duidelijk is welke relaties er onder vallen en dat de kans bestaat dat hij op enig moment onbedoeld in overtreding is. Zoals het beding thans is geformuleerd, zouden bij wijze van spreken ook toeleveranciers van kantoorartikelen, het accountantskantoor en nieuwe of juist heel oude relaties die [appellant] niet eens kent onder de werking van het beding kunnen vallen, aldus [appellant] .

3.14.

Het ligt in de rede, zoals InAxtion bij memorie van antwoord heeft aangevoerd, artikel 18 uit te leggen tegen de achtergrond van artikel 17 en de in artikel 18 bedoelde relaties te beperken tot de personen, instellingen of bedrijven die in de periode van 24 maanden voorafgaande aan het einde van het dienstverband behoorden tot de cliënten of relaties van InAxtion. Het ligt eveneens, overeenkomstig het verweer van InAxtion, in de rede onder cliënten en relaties te verstaan de opdrachtgevers en uitzendkrachten van InAxtion. Aldus gelezen, is de reikwijdte van het relatiebeding naar het voorlopige oordeel van het hof voor [appellant] voldoende duidelijk om zijn gedrag te kunnen bepalen. Voor een (verdere) beperking van het relatiebeding - mocht [appellant] die hebben beoogd - bestaat geen aanleiding. De grief is vruchteloos voorgesteld.

3.15.

De grieven 7 en 8 bouwen voort op de eerdere grieven en delen daarom het lot daarvan. Voor wat betreft grief 8 voegt het hof daar aan toe dat [appellant] voorlopig werkzaam is bij de vestiging van Oranjegroep in Antwerpen. Zijn betoog dat hij belemmerd wordt om elders werkzaam te zijn, is dus onjuist.

3.16.

De slotsom luidt dat geen van de grieven slaagt. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

4 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot deze tot deze uitspraak aan de zijde van InAxtion op € 726,- wegens verschotten en € 1.611,- wegens salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, R.S. van Coevorden en M.T. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2019 in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature