Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vervangende toestemming om te verhuizen; verhuizende ouder had op moment van de breuk nog geen alternatieve woonruimte; minderjarige gelet op leeftijd volledig afhankelijk van verhuizende ouder; kwetsbare positie van verhuizende ouder mogelijk weerslag op welzijn minderjarige niet in diens belang. In hoger beroep alsnog vervangende toestemming verleend.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.244.426/01

rekestnummer rechtbank : FA RK 18-481

zaaknummer rechtbank : C/10/543244

beschikking van de meervoudige kamer van 27 maart 2019

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M. Boender-Radder te Den Haag,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. I. Vledder te Amsterdam.

In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming, regio [woonplaats vader] -Dordrecht,

locatie: [woonplaats vader] ,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank [woonplaats vader] van 23 mei 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder is op 20 augustus 2018 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De vader heeft op 4 oktober 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De moeder heeft op 2 januari 2019 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de moeder

 op 5 februari 2019 een brief van dezelfde datum, met bijbehorend journaalbericht, met bijlagen;

van de zijde van de vader

 op 8 februari 2019 een brief van 7 februari 2019, met bijbehorend journaalbericht van diezelfde datum, met bijlagen.

2.5

Bij brief van 4 januari 2019 heeft de raad aan het hof bericht dat de raad in het kader van deze procedure geen onderzoek heeft verricht en niet ter zitting aanwezig zal zijn.

2.6

De mondelinge behandeling heeft op 20 februari 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

 de moeder, bijgestaan door mr. E.J. Lievense die waarneemt voor haar kantoorgenoot mr. M. Boender-Radder;

 de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

De advocaat van de moeder en de advocaat van de vader hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

3 De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:

 uit de in 2017 verbroken relatie van de moeder en de vader is geboren de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige);

 de vader heeft de minderjarige erkend;

 de moeder en de vader oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - voor zover in hoger beroep van belang - bepaald dat:

 de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn;

 de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als

volgt zal zijn:

o de minderjarige verblijft één keer in de veertien dagen van vrijdagmiddag 17.30 tot zondagmiddag 17.30 bij de vader.

o in de week waarin de minderjarige in het weekend niet bij de vader is, zal de minderjarige op de vrijdag overdag bij de vader verblijven. Indien de vader op de vrijdag geen (ouderschaps)verlof kan opnemen van zijn werk, zal de omgang op de zaterdag zijn. Het volgende jaar is dit andersom, enzovoort.

o daarbij zal de moeder de minderjarige naar de vader brengen. De vader brengt de minderjarige terug naar de moeder.

o de helft van de vakanties, waarbij de vader de minderjarige elk voorjaar dan wel de voorjaarsvakantie bij zich heeft, alsmede in de eerste twee weken en de vierde week van de zomervakantie.

Partijen kunnen in onderling overleg tot een uitbreiding van deze zorgregeling komen.

De vader wordt in de gelegenheid gesteld om drie keer in de week tussen 18:00 uur en 18:30 uur telefonisch contact te hebben met de minderjarige. Partijen kunnen in onderling overleg tot een aanpassing van deze belregeling komen.

 de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, voor wat betreft de na de datum van de bestreden beschikking te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren

o € 844,- per maand met ingang van 19 januari 2018;

o € 494,50 per maand met ingang van 1 augustus 2018.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de moeder aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar [woonplaats moeder] of de directe omgeving daarvan in [omgeving woonplaats moeder] te verhuizen zo spoedig mogelijk na datum afgifte van de beschikking, is afgewezen.

4.2

De moeder is het met de beslissingen in de bestreden beschikking niet eens voor zover het betreft de afwijzing van haar verzoek tot vervangende toestemming om - kort gezegd - met de minderjarige te verhuizen naar [woonplaats moeder] dan wel de directe omgeving daarvan in [omgeving woonplaats moeder] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige (hierna: de zorgregeling) en de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: de kinderalimentatie ). Zij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen en opnieuw rechtdoende zo nodig met verbetering van gronden te bepalen dat:

 aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met de minderjarige naar [woonplaats moeder] of de directe omgeving daarvan in [omgeving woonplaats moeder] te verhuizen zo spoedig mogelijk na datum afgifte beschikking;

 de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:

primair:

o de minderjarige verblijft één keer in de veertien dagen van vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondagmiddag 17.30 uur bij de vader, waarbij de moeder de minderjarige naar de vader brengt op zijn adres aan [adres vader] te [woonplaats vader] en de vader de minderjarige eenmaal per maand naar [plaats 1] terugbrengt alwaar de overdracht om 17.30 uur plaatsvindt en haar eenmaal per maand naar de woning van de moeder brengt om 17.30 uur;

o de minderjarige verblijft eenmaal per maand van zaterdagochtend 9.30 uur tot zondagavond 17.30 uur bij de vader. De moeder brengt en haalt de minderjarige bij het adres van de vader aan [adres vader] te [woonplaats vader] ;

o de minderjarige verblijft de helft van de vakanties plus één extra vakantieweek bij de vader, waarbij de vader de minderjarige tijdens de herfstvakantie en elk voorjaar dan wel de voorjaarsvakantie bij zich heeft, alsmede in de eerste twee weken en de vierde week van de zomervakantie;

o partijen in onderling overleg tot een uitbreiding of wijziging van de zorgregeling kunnen komen;

o de vader in de gelegenheid wordt gesteld om drie keer in de week tussen 18.00 uur en 18.30 uur telefonisch contact te hebben met de minderjarige en partijen in onderling overleg tot een aanpassing van deze belregeling kunnen komen.

subsidiair:

o de minderjarige verblijft één keer in de veertien dagen van vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondagmiddag 17.30 uur bij de vader, waarbij de moeder de minderjarige naar de vader brengt en de vader de minderjarige naar [plaats 1] terugbrengt alwaar de overdracht plaatsvindt;

o in de week waarin de minderjarige in het weekend niet bij de vader is zal de minderjarige op de vrijdag overdag bij de vader verblijven. De moeder brengt de minderjarige en zij haalt haar eenmaal per maand op om 17.30 uur bij het adres van de vader aan [adres vader] te [woonplaats vader] en de vader brengt de minderjarige eenmaal per maand weer thuis bij de moeder om 17.30 uur;

o de minderjarige verblijft de helft van de vakanties plus één extra vakantieweek bij de vader, waarbij de vader de minderjarige tijdens de herfstvakantie en elk voorjaar dan wel de voorjaarsvakantie bij zich heeft, alsmede in de eerste twee weken en de vierde week van de zomervakantie;

o partijen in onderling overleg tot een uitbreiding of wijziging van de zorgregeling kunnen komen;

o de vader in de gelegenheid wordt gesteld om drie keer in de week tussen 18.00 uur en 18.30 uur telefonisch contact te hebben met de minderjarige en partijen in onderling overleg tot een aanpassing van deze belregeling kunnen komen.

 de vader aan de moeder dient te voldoen in het kader van een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige een zodanig bedrag met een zodanige ingangsdatum als het hof in goede justitie juist acht waarbij wordt uitgegaan van de juiste behoefte van de minderjarige en de juiste draagkracht aan de zijde van de moeder in verband met het al dan niet ontvangen van kinderopvangtoeslag en kindgebondenbudget.

4.3

De vader verweert zich daartegen. In incidenteel appel verzoekt de vader het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zo nodig met verbetering van gronden:

 de moeder te verbieden met de minderjarige naar (de omgeving van) [woonplaats moeder] te verhuizen;

 de moeder te gelasten om binnen één maand na het wijzen van de beschikking te verhuizen naar [woonplaats vader] , althans binnen een straal van 25 autominuten (te berekenen via routenet.nl) van het adres van de vader terug te verhuizen, en de minderjarige op dat adres in te schrijven, met oplegging van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat zij deze beschikking niet nakomt.

 bij terugverhuizing van de moeder naar (de omgeving van) [woonplaats vader] : een zorgregeling vast te stellen waarbij de vader in de ene week de minderjarige van woensdag tot zondagavond 18:00 uur heeft en in de andere week van woensdag tot vrijdag om 19:00 uur waarbij de moeder haar brengt en hij haar terugbrengt, alsmede de verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte, waarbij de vader in de zomervakantie drie weken aaneengesloten de minderjarige heeft en iedere voorjaarsvakantie.

 indien de moeder in [woonplaats moeder] blijft:

o totdat de minderjarige vier jaar is: een tweewekelijkse regeling waarbij de minderjarige in de ene week van vrijdagochtend tot zondagavond bij hem is, en in de andere week van donderdagmiddag tot zaterdagochtend 12:00 uur, waarbij de moeder haar brengt en hij haar terugbrengt;

o vanaf haar vierde: iedere week brengt de moeder op woensdagmiddag de minderjarige naar de vader en brengt hij haar op donderdagochtend naar school. Daarnaast een tweewekelijkse regeling waarbij hij om de week van vrijdagmiddag tot zondagavond de minderjarige heeft, waarbij de moeder brengt en de vader terugbrengt.

o een verdeling van vakanties en feestdagen vast te stellen waarbij de minderjarige de helft van de vakanties plus één extra vakantieweek bij de vader is, waarbij hij haar tijdens de herfstvakantie en iedere voorjaarsvakantie heeft, alsmede drie weken aaneengesloten in de zomervakantie.

 en te bepalen dat de vader aan de moeder met ingang van 18 januari 2018 een bedrag van € 301,- per maand als bijdrage in de kosten van de minderjarige dient te voldoen, waarbij tevens wordt bepaald dat de moeder terugbetaalt hetgeen zij krachtens de in deze te wijzen beschikking teveel heeft ontvangen, dan wel dat de vader hetgeen hij teveel heeft voldaan mag verrekenen met toekomstige alimentatietermijnen.

4.4

Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen na onderling overleg het hof verzocht vooralsnog alleen een beslissing te nemen over de door de moeder verzochte vervangende toestemming om met de minderjarige naar [woonplaats moeder] of de directe omgeving daarvan in [omgeving woonplaats moeder] te verhuizen en – naar het hof begrijpt – op het verzoek van de vader de moeder te gelasten terug te verhuizen met oplegging van een dwangsom zoals hiervoor nader omschreven. Partijen hebben het hof verzocht de behandeling van de zaak ten aanzien van de verzoeken betreffende de zorgregeling en de kinderalimentatie voor drie maanden aan te houden. In die periode willen partijen proberen door middel van mediation ten aanzien van die onderwerpen tot overeenstemming te komen.

4.5

In het hierna volgende zal het hof de grieven van partijen in het principaal en incidenteel hoger beroep weergeven voor zover deze betrekking hebben op de door de moeder verzochte vervangende toestemming voor een verhuizing naar [woonplaats moeder] dan wel de directe omgeving daarvan in [omgeving woonplaats moeder] en op het verzoek van de vader de moeder te gelasten terug te verhuizen met oplegging van een dwangsom zoals hiervoor nader omschreven.

4.6

De moeder stelt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het centrum van haar belangen ten tijde van haar zwangerschap en bevalling van de minderjarige en daarna in [woonplaats vader] lag. Het is nimmer haar intentie geweest zich definitief in [woonplaats vader] te vestigen. Haar geografische en sociale wortels en het centrum van haar belangen liggen in [woonplaats moeder] en omgeving. Dat is tijdens haar verblijf in [woonplaats vader] zo gebleven. Het centrum van de belangen van de minderjarige ligt daarmee eveneens in [woonplaats moeder] .

Dat een verhuizing naar [woonplaats moeder] frequent contact tussen de vader en de minderjarige in de weg staat is voorts niet juist. Met de door haar voorgestelde zorgregeling biedt de moeder de vader compensatie om de gevolgen van de verhuizing voor de vader en de minderjarige te verzachten. De vader zal de minderjarige dan iedere week bij zich hebben en hij wordt daarnaast in de gelegenheid gesteld driemaal per week telefonisch contact met de minderjarige te hebben. De afstand tussen de woonplaats van de vader en de woonplaats van de moeder is bovendien niet zodanig dat de vader niet aanwezig kan zijn bij belangrijke momenten in het leven van de minderjarige. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is de voorgenomen verhuizing gelet op de door de moeder geboden compensatie van de vader dan ook niet teveel gevraagd in het licht van zijn recht op (de opbouw van) een familie- en privéleven met de minderjarige. De vader daarentegen komt de moeder onvoldoende tegemoet met zijn bereidheid een verhuizing binnen een straal tot 25 kilometer dan wel 25 autominuten van zijn adres toe te staan. Binnen die straal kan de moeder geen geschikte woonruimte vinden vanwege haar budget; de beschikbare woningen zijn niet passend omdat die zijn gelegen in wijken die niet erg kindvriendelijk zijn. Daarbij komt dat er wachttijden zijn voor woningen in [woonplaats vader] . Zij heeft bovendien geen binding met en geen sociaal vangnet in de in aanmerking komende plaatsen. [woonplaats moeder] is de beste plek voor de moeder om samen met de minderjarige een toekomst op te bouwen. De minderjarige is daar inmiddels ook geworteld. Bij afweging van alle belangen dient de conclusie te zijn dat de door de moeder voorgenomen verhuizing in het belang van de minderjarige is. De moeder heeft verder meegedeeld dat zij heel goed begrijpt dat de vader een goede band met de minderjarige wil en dat zij de vader bij de minderjarige wil betrekken.

4.7

De vader voert gemotiveerd verweer als volgt. De moeder heeft zich voor de geboorte van de minderjarige in [woonplaats vader] gevestigd. Zij had daar haar werk. De minderjarige is in [woonplaats vader] geboren en ging daar naar het kinderdagverblijf. Op het moment dat partijen uit elkaar gingen lag het centrum van de belangen van de moeder in economisch en sociaal opzicht in [woonplaats vader] . De voorgenomen verhuizing staat frequent contact tussen de vader en de minderjarige in de weg. De compensatie die de moeder aanbiedt is op termijn niet houdbaar. Naarmate kinderen ouder worden, wordt een zorgregeling waarbij sprake is van een grote afstand tussen de ouders steeds moeilijker uitvoerbaar, zo niet onmogelijk. Kinderen krijgen in het weekend steeds meer sociale activiteiten waardoor ze steeds minder naar de andere ouder willen en dat kan ook niet van ze gevergd worden. Gelet op de afstand tussen [woonplaats vader] en [woonplaats moeder] zal het voor de vader tevens vrijwel onmogelijk zijn om contacten met de toekomstige school van de minderjarige in [woonplaats moeder] te onderhouden en aanwezig te zijn bij buitenschoolse en sportactiviteiten van de minderjarige. De vader betwist dat het voor de moeder niet mogelijk is om in zijn buurt geschikte en betaalbare huur- of koopwoningen te vinden. De vader heeft verder meegedeeld te begrijpen dat de moeder het moeilijk heeft, maar hij is van mening dat zij zichzelf in die positie gemanoeuvreerd heeft en dat het niet zo kan zijn dat zij daarvoor wordt beloond door haar vervangende toestemming voor de verhuizing te verlenen.

4.8

Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder nog de volgende toelichting gegeven. Zij vreest in [woonplaats vader] in een sociaal isolement terecht te komen en zeer ongelukkig te worden. Sinds haar relatie met de vader is verbroken heeft zij het gevoel geen regie meer over haar leven te hebben. De opvoeding en verzorging van de minderjarige houdt haar op de been. De bestreden beschikking heeft echter een enorme impact gehad. Zij kampt met een burn-out en zit in een reïntegratietraject van haar werk. In het kader daarvan werkt zij twee dagen per week twee uren bij een filiaal van de bank waar zij werkzaam is in [plaats 2] . Vanuit dat traject zou zij in [plaats 2] of [plaats 3] weer volledig aan het werk kunnen. Bij de bankfilialen aldaar zijn vacatures en zij kan daar parttime werken. In haar voormalige werkomgeving in [woonplaats vader] voelde zij zich vanwege agressie en geweldsdelicten niet veilig. Ook buiten haar werk is de moeder angstig voor agressie. Privé heeft zij ook hulp gezocht. In [woonplaats moeder] kan de moeder terugvallen op haar moeder en daar heeft zij tevens de mogelijkheden om de minderjarige de landelijke en rustige omgeving te bieden die zij en de vader altijd in het belang van de minderjarige hebben geacht.

4.9

Op zijn beurt heeft de vader bij de mondelinge behandeling in hoger beroep nog het volgende toegelicht. De vader heeft meegedeeld dat hij geen vader wil zijn die alleen in het weekend leuke dingen met de minderjarige kan doen. Hij wil de minderjarige vaak zien om een goede band met haar te kunnen opbouwen en zijn vaderrol volledig te kunnen vervullen. Op het moment dat de minderjarige naar school gaat wil de vader haar ook naar school kunnen brengen. Tevens wil de vader de minderjarige de gelegenheid geven ook een goede band op te bouwen met zijn ouders en de dochter van zijn zus die ongeveer van dezelfde leeftijd is als de minderjarige. De reisafstand tussen [woonplaats vader] dan wel [plaats 4] of [plaats 5] waar de vader met name werkt en [woonplaats moeder] of directe omgeving maakt dat alles wat de vader betreft onmogelijk.

5 De motivering van de beslissing

5.1

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming dient te krijgen om met een minderjarige te verhuizen, dient het hof een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.

5.2

Ten aanzien van het toetsmoment bij de belangenafweging stelt het hof voorop dat het hof tot uitgangspunt neemt het moment waarop de beschikking in de onderhavige zaak wordt gegeven.

5.3

Het hof overweegt als volgt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof niet gebleken dat voor de moeder na de relatiebreuk met de vader een noodzaak bestond tot verhuizing van [woonplaats vader] naar [woonplaats moeder] . Na de relatiebreuk heeft de moeder immers nog drieënenhalve maand in het appartement van de vader kunnen verblijven. Die periode hadden partijen kunnen gebruiken om naar een constructieve en voor beide partijen aanvaardbare woonoplossing voor de moeder en de minderjarige te zoeken. De situatie tussen partijen escaleerde echter op een moment dat de relatiebreuk een feit was en de moeder geen eigen plek in [woonplaats vader] had. Het appartement van vader stond alleen op zijn naam. Niet betwist is dat de moeder het appartement van de vader moest verlaten, terwijl nog geen structurele alternatieve woonruimte voor de moeder en de minderjarige voorhanden was. Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat de minderjarige op dat moment nog geen twee jaar oud was, acht het hof de beslissing van de moeder om toen met de minderjarige bij haar moeder in [woonplaats moeder] in te trekken een logische en begrijpelijke tussenoplossing. In geschil is de vraag of aan de moeder vervangende toestemming moet worden verleend om zich met de minderjarige definitief in [woonplaats moeder] te vestigen. Zij heeft in beginsel de vrijheid haar leven opnieuw en naar eigen inzicht in te richten, ook al brengt dat mee dat zij verhuist naar een andere plaats. Op zichzelf stelt de vader die vrijheid van de moeder niet ter discussie. Nu partijen het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, dient de moeder in haar keuzes rekening te houden met de belangen van de minderjarige en van de vader. Dat is wat zij naar de stellingen van de man onvoldoende doet.

5.4

Het hof is uit de stukken en het besprokene ter zitting gebleken dat de moeder na de relatiebreuk in een moeilijke situatie terecht is gekomen. Het hof acht het aannemelijk dat het vanwege haar psychische toestand voor de moeder steeds moeilijker is geworden zich te richten op een terugkeer naar (de omgeving van) [woonplaats vader] . Zij ziet daar voor zichzelf geen perspectief. De vader vindt dat de moeder niet voor haar vertrek moet worden beloond, in die zin dat haar verblijf in [woonplaats moeder] door het hof onomkeerbaar wordt geacht. Het hof begrijpt die gevoelens van de vader en ziet zijn belang om zijn vaderrol, zoals hem die voor ogen staat, volledig te kunnen vervullen. Zoals hiervoor overwogen is voor het hof het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder en de minderjarige is vanwege haar jonge leeftijd nog volledig afhankelijk van de moeder. Het hof betrekt in zijn overwegingen dat de moeder thans in een kwetsbare positie verkeert en dat als de moeder niet aan haar herstel toekomt, dat zijn weerslag kan hebben op het welzijn van de minderjarige. De moeder ziet geen mogelijkheden om voor zichzelf een leven op te bouwen in (de omgeving van) [woonplaats vader] . Zij voelt zich veilig en op haar plaats in [woonplaats moeder] . Daar heeft zij haar moeder en een eigen netwerk. Haar moeder en netwerk kunnen haar ondersteunen, ook bij de opvoeding en verzorging van de minderjarige. De moeder ziet in de omgeving van [woonplaats moeder] ook op werkgebied perspectief. De minderjarige is gebaat bij een situatie waarin de moeder naar verwachting beter in haar vel komt te zitten. Vast staat dat de vader zijn aandeel in de opvoeding en verzorging van de minderjarige heeft genomen, maar dat het zwaartepunt daarvan bij de moeder lag. De vader heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn rol in het leven van de minderjarige bij een verhuizing van de moeder naar [woonplaats moeder] heel veel beperkter wordt ten opzichte van de situatie dat partijen nog samen waren. De vader en de minderjarige hebben er belang bij elkaar regelmatig te zien zodat hun band behouden blijft. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof er van overtuigd dat de moeder dat belang inziet en wenst te stimuleren. Ook in de situatie dat de moeder met de minderjarige in [woonplaats moeder] woont zijn er naar het oordeel van het hof voldoende mogelijkheden voor de vader om invulling te geven aan zijn vaderrol en de moeder blijkt daar ook actief aan mee te werken. Partijen zullen in het kader van de mediation de mogelijkheden van een zorgregeling kunnen bespreken die het meest passend is voor hun situatie. In het standpunt van de vader dat een zorgregeling bij een grote afstand tussen de ouders steeds moeilijker uitvoerbaar wordt naarmate kinderen ouder worden ziet het hof geen argument om vervangende toestemming aan de moeder voor een verhuizing naar [woonplaats moeder] te weigeren. Ook indien ouders dichter bij elkaar wonen kunnen toenemende sociale activiteiten van kinderen ertoe leiden dat een zorgregeling moet worden aangepast. Partijen zullen dat te zijner tijd in onderling overleg moeten regelen.

5.5

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, is het hof van oordeel dat het onder de huidige omstandigheden in het belang van de minderjarige is om met de moeder in [woonplaats moeder] te kunnen blijven. Het hof zal derhalve het verzoek van de moeder alsnog toewijzen. Dat maakt dat het hof de incidentele verzoeken van de vader om de moeder te verbieden met de minderjarige naar (de omgeving van) [woonplaats moeder] te verhuizen en haar te gelasten terug te verhuizen afwijst. Het vorenstaande brengt tevens mee dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd.

5.6

Gelet op het gezamenlijk verzoek van partijen de behandeling van de zaak ten aanzien van de zorgregeling en de kinderalimentatie voor drie maanden aan te houden teneinde partijen de gelegenheid te geven te trachten daaromtrent tot overeenstemming te komen, zal het hof de zaak pro forma aanhouden tot zaterdag 29 juni 2019. Voordien informeren partijen het hof over eventuele gemaakte afspraken en de gewenste voortgang in de procedure. In beginsel zal de zaak dan zonder nadere mondelinge behandeling worden afgedaan.

5.7

Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6 De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2018, voor zover het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende:

verleent de moeder vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [geboorteplaats] , naar [woonplaats moeder] dan wel de directe omgeving daarvan in [omgeving woonplaats moeder] ;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

alvorens verder te beslissen:

houdt iedere verdere beslissing pro forma aan tot zaterdag 29 juni 2019;

verzoekt partijen het hof te informeren op de wijze zoals hiervoor in 5.6 weergegeven.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, C.M. Warnaar en K. van Barneveld-Peters, bijgestaan door mr. S.N. Keuning als griffier en is op 27 maart 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature