U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

In hoger beroep houdt partijen uitsluitend het antwoord op de vraag verdeeld of de Rechtbank terecht belanghebbende niet-ontvankelijk in de beroepen heeft verklaard zonder de heffingsambtenaar te veroordelen in de vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten voor diens gemachtigde en de door belanghebbende gestelde verletkosten.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-18/00659 en BK-18/00669

Uitspraak van 5 april 2019

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 13 april 2018, nummers ROT 17/3717 en ROT 17/3718.

Procesverloop

1.1.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende twee naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam van elk € 61,67 opgelegd, gedagtekend 24 november 2016 en 2 december 2016.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 9 mei 2017, heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Griffierechten van in totaal € 92 (2 x € 46) zijn geheven.

1.4.

De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld in de aan belanghebbende te betalen proceskosten van € 2,40.

1.5.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 126 is geheven.

1.6.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van het Hof van 22 maart 2019. Partijen zijn verschenen.

Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 19 en 26 november 2016 zijn auto geparkeerd, zo blijkt uit een van de zijde van de heffingsambtenaar ingestelde controle, op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats aan de [Y] te [Z] . In plaats van het voorgeschreven in de parkeerautomaat invoeren van het kenteken van de auto, heeft belanghebbende de letters HR ingevoerd.

2.2.

De controle heeft geleid tot het opleggen van de naheffingsaanslagen. Blijkens de hieronder vermelde brief van 13 februari 2018 heeft de heffingsambtenaar in brieven van belanghebbende van 18 juli 2017 met bijgevoegde betalingsbewijzen aanleiding gezien, vooruitlopend op de zitting bij de Rechtbank op 9 maart 2018, de naheffingsaanslagen te vernietigen.

De Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:

"1. Bij brief van 13 februari 2018 heeft [de heffingsambtenaar] meegedeeld dat de naheffingsaanslagen parkeerbelasting van 24 november 2016 en 2 december 2016 worden vernietigd.

2. [ Belanghebbende] heeft bij brief van 23 februari 2018 laten weten dat hij de beroepen niet intrekt omdat hij van opvatting is dat [de heffingsambtenaar] de vernietigingen niet juist dan wel onvolledig heeft gemotiveerd en daarbij weigert de proceskosten te vergoeden.

3. Nu de aanslagen bij brief van 13 februari 2018 zijn vernietigd en [belanghebbende] niet heeft gesteld ten gevolge van ['s heffingsambtenaars] besluitvorming schade te hebben geleden, is de rechtbank van oordeel dat hij geen belang heeft bij een oordeel over motivering van de brieven waarbij [de heffingsambtenaar] de aanslagen heeft vernietigd. Een dergelijk procesbelang kan evenmin zijn gelegen in de veroordeling in proceskosten in beroep, omdat ook toepassing kan worden gegeven aan de artikelen 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder dat het beroep gegrond wordt verklaard. De beroepen van [belanghebbende] worden wegens het ontbreken van (proces-)belang niet-ontvankelijk verklaard.

4. De rechtbank wijst de verzoeken om [de heffingsambtenaar] in de proceskosten te veroordelen in verband met een door een derde verleende rechtsbijstand, af.

4.1.

De rechtbank is van oordeel dat in de woorden 'redelijkerwijs heeft moeten maken' als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb tot uitdrukking wordt gebracht dat niet slechts de kosten (van rechtsbijstand) zelf redelijk dienen te zijn om voor vergoeding in aanmerking te komen, maar ook dat het inroepen van rechtsbijstand redelijk moet zijn geweest. Van dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest omdat [belanghebbende] deze relatief eenvoudige procedure ook zonder rechtsbijstand had kunnen voeren. Hij is bij de rechtbank ambtshalve bekend als rechtsbijstandverlener. Dat hij in staat is om zonder rechtsbijstand te procederen in vergelijkbare zaken blijkt ook uit de beslissing van de kantonrechter van 28 juni 2017 die [belanghebbende] ter zitting heeft overgelegd. In die zaak heeft [belanghebbende] de sanctie die hem is opgelegd voor het 'als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden' aangevochten, zonder hiervoor rechtsbijstand in te roepen. Overigens had [belanghebbende], na ontvangst van het hier bestreden besluit, [de heffingsambtenaar] (ter voorkoming van deze zitting) kunnen wijzen op de door hem al bij e-mail van 17 maart 2017 toegezonden betalingsbewijzen.

4.2.

Ook het verzoek om verletkosten ad € 75,- te vergoeden wordt afgewezen. Een onderbouwing van deze kosten ontbreekt. Het enkele feit dat de kantonrechter in zijn beslissing van 28 juni 2017 aan [belanghebbende] € 75,- aan verletkosten heeft toegekend brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. [Belanghebbende] heeft niet inzichtelijk gemaakt of hij in die procedure enige onderbouwing van die kosten heeft gegeven en zo ja, welke, en op welke gronden de kantonrechter tot toekenning van de verletkosten is overgegaan.

4.3.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) komen de reiskosten van [belanghebbende] wel voor vergoeding in aanmerking. Het bedrag van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2,40, zijnde de kosten van een reis per openbaar vervoer van het woonadres van [belanghebbende] [A] te [Z] ) volgens www.9292ov.nl.

(…)"

Geschil en standpunten

4.1.

In hoger beroep houdt partijen uitsluitend het antwoord op de vraag verdeeld of de Rechtbank terecht belanghebbende niet-ontvankelijk in de beroepen heeft verklaard zonder de heffingsambtenaar te veroordelen in de vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten voor diens gemachtigde en de door belanghebbende gestelde verletkosten.

4.2.

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Beoordeling

5.1.

Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank terecht en op goede gronden belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in de beroepen en geen reden gezien de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gevraagde vergoeding van de kosten, te weten de kosten van een gemachtigde in de beroepsfase en de gestelde verletkosten. De door belanghebbende ingebrachte grieven leiden het Hof niet tot een ander oordeel.

5.2.

Opmerking verdient dat de gehele procedure tot dusverre het gevolg is van het bewuste optreden van belanghebbende zelf, in de aanvang met name inhoudend dat hij met betrekking tot het parkeren van de auto twee keer - en zelfs, naar de heffingsambtenaar op de zitting, door belanghebbende bevestigd, heeft gesteld, meer keren - opzettelijk onjuiste gegevens heeft ingevoerd in de parkeerautomaat. Het door (de gemachtigde van) belanghebbende op de zitting ter verklaring van deze handelwijze gestelde omtrent de bescherming van de privacy, wat daar verder van zij, verwerpt het Hof reeds op grond van het feit dat de heffingsambtenaar op de zitting onweersproken heeft gesteld dat de via parkeerautomaten per dag verzamelde gegevens enkel ter controle van het voldoen van parkeerbelasting worden gebruikt en niet langer dan die ene dag worden bewaard en dat belanghebbende dat ook weet. Voorts verdient opmerking, ook in verband met de door de Rechtbank bij haar oordeel in acht genomen dubbele redelijkheidstoets, dat belanghebbende zelf op 31 december 2016 tegen beide naheffingsaanslagen pro forma bezwaarschriften heeft ingediend, voorzien van de toelichting "Pro-forma bezwaar. Gelieve termijn van 6 weken te gunnen om de gronden in te dienen"; dat voor beide naheffingsaanslagen bij brieven van de heffingsambtenaar van 16 januari 2017 belanghebbende is verzocht de bezwaarschriften te motiveren en te voorzien van een bewijsstuk; dat dit door de heffingsambtenaar is herhaald bij brieven van 28 februari 2017; dat een reactie van belanghebbende op die verzoeken en aanmaningen is uitgebleven; dat na het zenden van een e-mail van 13 maart 2017 door de heffingsambtenaar met het verzoek de bezwaren alsnog binnen vijf dagen te motiveren door belanghebbende een e-mail is gezonden met twee betalingsbewijzen zonder enige inhoudelijke toelichting, welke e-mail voor ontvangst is bevestigd door de heffingsambtenaar; dat de heffingsambtenaar bij uitspraken van 9 mei 2017 de bezwaren heeft afgewezen; dat weliswaar door de heffingsambtenaar op de zitting is verklaard en toegelicht - het is ook zonder die verklaring/toelichting bij belanghebbende genoegzaam bekend - dat bij het door belanghebbenden in verband met het per abuis invoeren van een onjuist kenteken in een parkeerautomaat overleggen van betalingsbewijzen de naheffingsaanslagen - in de regel wordt uit overwegingen van coulance direct aangenomen dat de parkeerbelasting is betaald - worden vernietigd, maar dat in deze gevallen geen sprake is van een abuis (hier is in feite geen verkeerd kentekennummer ingevoerd); dat, na het indienen door belanghebbende zelf van pro forma beroepschriften tegen de uitspraken op bezwaar met het verzoek een termijn van vier weken te gunnen voor het indienen van de gronden, pas bij brieven van 18 juli 2017 een verklaring voor het gebruik van de letters HR is gevoegd; dat, nadat de naheffingsaanslagen naar aanleiding van die brieven zijn vernietigd en belanghebbende onder toezegging van vergoeding door de heffingsambtenaar van griffierechten is gevraagd de beroepschriften in te trekken, belanghebbende in verband met het standpunt van de heffingsambtenaar inzake de vergoeding van proceskosten in de beroepsfase enkel om die reden de procedure heeft voortgezet; dat belanghebbende waar het gaat om de gestelde gemaakte verletkosten na de, aannemelijk te achten, opmerkingen op de zitting van de zijde van de heffingsambtenaar omtrent het ontbreken van elk bewijs voor zodanige kosten, er het zwijgen toe heeft gedaan; en dat belanghebbende de op de zitting door de heffingsambtenaar over de brieven van 18 juli 2017 gemaakte, ook aannemelijk te achten, opmerking, inhoudende dat is te betwijfelen of die brieven daadwerkelijk zijn opgesteld door een beroepsgemachtigde, te weten [B] , evenzeer onbesproken heeft gelaten.

5.3.

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

Proceskosten

Het Hof ziet geen reden een partij in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

De uitspraak is vastgesteld door U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd. De beslissing is op 5 april 2019 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- - de naam en het adres van de indiener;

- - de dagtekening;

- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- - de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature