Belanghebbende stelt in de jaren 2013 tot en met 2015 scholingsuitgaven te hebben gedaan inzake de opleiding tot (F) en stelt deze uitgaven voornamelijk in contanten te hebben voldaan. Belanghebbende heeft niet om betalingsbewijzen verzocht en legt in hoger beroep zogenoemde leningsovereenkomsten, verklaringen van medestudenten en een verklaring van de opleidingscoördinator over om de aftrek aannemelijk te maken. Belanghebbende faalt in haar bewijslast. Voorts is in geschil of belanghebbende over de jaren 2014 en 2015 recht heeft op giftenaftrek naar aanleiding van het afzien van een vrijwilligersvergoeding inzake werkzaamheden voor een stichting. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij in de onderhavige jaren werkzaamheden voor de stichting verrichte waarvoor zij destijds aanspraak maakte op een vergoeding, noch dat zij in de in geschil zijnde jaren de vrijheid had over de deze veronderstelde vergoedingen te beschikken.