U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Curatele; machtigingsprocedures; belanghebbende.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.258.518/01

rekestnummer rechtbank : EJ VERZ 19 72208

zaaknummer rechtbank : 7547239

beschikking van de meervoudige kamer van 16 oktober 2019 (bij vervroeging)

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

als advocaat kantoorhoudend te Den Haag,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

tegen

[geïntimeerde] ,

kantoorhoudende te [woonplaats] ,

curator van [de curandus] (hierna te noemen: de curandus)

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de curator,

advocaat mr. S.H. van Os te Utrecht.

Als belanghebbende is aangemerkt:

- [de curandus] , hierna te noemen: de curandus,

wonende te Rijswijk.

1 Het verloop van het geding in eerste aanlega

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 19 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

[verzoeker] is op 25 april 2019 in hoger beroep gekomen van de bestreden.

2.2

De curator heeft op 4 juli 2019 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een brief van de zijde van de curator 16 juli 2019 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 6 september 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- [verzoeker] , zichzelf bijstaand;

- de curator, bijgestaan door haar advocaat;

- de curandus.

[verzoeker] heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.

3 Procesverloop in eerste aanleg en vaststaande feiten

3.1

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

3.2

Bij die beschikking heeft de kantonrechter op diens verzoek de curator een machtiging verleend om een klacht ten aanzien van [verzoeker] voor te leggen aan de Raad van Discipline, inzake diens handelen als executeur testamentair in de nalatenschap van [de erflater] . Daarbij is bepaald dat van het doen van deze uitgave(n) achteraf dient te blijken bij indiening van de eerstvolgende rekening en verantwoording.

3.3

Het hof gaat uit van de volgende feiten:

- de curandus is een zoon van [de erflater] en staat sinds 8 december 2010 onder curatele;

- [in] 2014 is [de erflater] overleden te [plaats] ;

- bij beschikking van 15 maart 2016 is de curator, vanwege het overlijden van de in 2010 benoemde curator, benoemd tot opvolgend curator van de curandus;

- [verzoeker] is de executeur-testamentair in de nalatenschap van [de erflater] .

4 De beoordeling van het hoger beroep

4.1

In geschil is de genoemde machtiging om een klacht ten aanzien van [verzoeker] voor te leggen aan de Raad van Discipline, inzake diens handelen als executeur-testamentair in de nalatenschap van [de erflater] .

4.2

[verzoeker] verzoekt het hof in zijn beroepschrift de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de curator niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit af te wijzen. Kosten rechtens.

4.3

De curator verweert zich daartegen en verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verzoeker] , al dan niet in zijn hoedanigheid van executeur- testamentair in de nalatenschap van [de erflater] , in zijn beroep niet ontvankelijk te verklaren, ofwel het beroep van [verzoeker] ongegrond te verklaren, en [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.

4.4

Het gaat in deze zaak om het volgende. De curator heeft bij de kantonrechter een machtiging aangevraagd en verkregen om een klacht in te dienen bij de Raad van Discipline tegen [verzoeker] omdat zij van mening is dat [verzoeker] zich in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair heeft gedragen op een wijze die niet past bij het (tevens) zijn van advocaat.

Ontvankelijkheid

4.5

In geschil is allereerst of [verzoeker] belanghebbende is in de onderhavige procedure.

Niet in geschil is dat de kantonrechter [verzoeker] in eerste aanleg (kennelijk) niet heeft aangemerkt als belanghebbende. Vast staat dat [verzoeker] in eerste aanleg zijn standpunt niet naar voren heeft kunnen brengen.

[verzoeker] stelt dat de Hoge Raad in zijn beschikking van 22 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3252) heeft geoordeeld dat de partij tot wie de beschikking is gericht, ook belanghebbende is, en dus ontvankelijk is. De kantonrechter moet zich bij het al dan niet verlenen van de machtiging in de eerste plaats laten leiden door de belangen van de curandus. [verzoeker] stelt dat hij, als executeur-testamentair, de wettelijke vertegenwoordiger van alle erfgenamen in en buiten rechte is in zaken die met de erfenis van doen hebben. Hij vertegenwoordigt dus ook de curandus. Een procedure voeren bij de Raad van Discipline brengt kosten met zich mee. Deze kosten komen ten laste van nalatenschap. Als wettelijk vertegenwoordiger van de curandus is de beschikking dus mede tegen hem gericht en meent [verzoeker] dat hij belanghebbende is zoals bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). [verzoeker] concludeert dat hij daarom ontvankelijk is in de hoger beroepsprocedure.

4.6

De curator voert het volgende aan. De kantonrechter heeft de curator terecht machtiging verleend om een klacht tegen [verzoeker] in te mogen dienen. De toets die de kantonrechter moet afleggen, ziet op slecht één belang: het belang van de curandus. Zij betwist dan ook dat [verzoeker] belanghebbende zou zijn. Bovendien is het volgens de curator onduidelijk in welke hoedanigheid [verzoeker] het onderhavige beroep heeft ingesteld. Onder verwijzing naar de in productie 2 overgelegde brief van [verzoeker] aan de gemachtigde van de curator, stelt de curator dat [verzoeker] zelf aangeeft dat het hoger beroep niet is ingesteld in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair. Ongeacht of [verzoeker] nu wel of niet in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair het beroep heeft ingesteld, is de curator van mening dat [verzoeker] in de onderhavige procedure geen belanghebbende is in de zin van artikel 798, tweede lid Rv en evenmin op grond van het eerste lid van dit artikel. Gelet hierop en de uitleg van het begrip ‘belanghebbende’ in verzoekschriftprocedures in het algemeen kan niet gezegd worden dat [verzoeker] bij de uitkomst van de procedure tot het verkrijgen van een machtiging zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat hij daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang.

4.7

Het hof overweegt als volgt. Artikel 798 Rv houdt omtrent het begrip belanghebbende in zaken betreffende het personen- en familierecht – voor zover in hoger beroep van belang – het volgende in:

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. (…)

In zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap worden onder belanghebbenden bovendien verstaan de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.

4.8

Naar analogie van vaste rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:2002:AD4932 en ECLI:NL:HR:2014:160) en in lijn met eerdere uitspraken van het hof (ECLI:NL:GHDHA:2014:2903 en ECLI:NL:GHDHA:2019:1321) overweegt het hof dat een machtigingsprocedure zoals in de onderhavige zaak aan de orde is, niet kan worden aangemerkt als een ‘zaak van onderbewindstelling’ als bedoeld in artikel 798, tweede lid Rv . De in die bepaling opgenomen uitbreiding van de kring van belanghebbenden is niet in overeenstemming met de aard en strekking van een dergelijke procedure. Het hof merkt [verzoeker] dan ook niet aan als belanghebbende in de zin van artikel 798, tweede lid Rv .

4.9

Voor de beantwoording van de vraag of [verzoeker] kan worden beschouwd als een persoon op wiens rechten of verplichtingen de onderhavige zaak rechtstreeks betrekking heeft in de zin van artikel 798 eerste lid Rv geldt het volgende.

4.10

De curandus heeft, niet anders dan de situatie voorafgaande aan de ondercuratelestelling, zelf geen toestemming nodig van [verzoeker] om een klacht tegen hem in te dienen bij de Raad van Discipline. De curatele brengt daarin geen verandering. Immers, de in het eerste lid van artikel 1:386 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op het bewind van de curator van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 1:345 en 1:346 BW vereisen geen voorafgaande machtiging dan wel goedkeuring van de kantonrechter voor de handeling van het namens de curandus indienen van een klacht. De enkele omstandigheid dat de Raad van Discipline klaarblijkelijk deze voorafgaande machtiging door de kantonrechter als voorwaarde heeft gesteld aan het door de curator namens de curandus indienen van een klacht, maakt [verzoeker] in het kader van die machtigingsprocedure geen belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid Rv . Evenmin maakt het feit dat [verzoeker] het niet eens is met de klacht die tegen hem is ingediend naar aanleiding van een verschil van mening over de uitleg van het testament van [de erflater] , hem in het kader van de machtigingsprocedure belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid Rv . De omstandigheid dat [verzoeker] als executeur-testamentair de belangen van alle erfgenamen vertegenwoordigt en dat het voeren van een procedure bij de Raad van Discipline kosten met zich meebrengt, maakt het oordeel van het hof niet anders.

4.11

Gelet op het voorgaande zal het hof [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.

4.12

Nu [verzoeker] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep en hij naar het oordeel van het hof door het instellen van dit hoger beroep nodeloos kosten ten laste van de curator heeft veroorzaakt, ziet het hof aanleiding om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen. Het hof begroot deze kosten op € 2.472,- (Liquidatietarief II, 2 punten x € 1.074,- (1 voor het verweerschrift en 1 voor de mondelinge behandeling) + € 324,- griffierecht). Het verzoek van [verzoeker] , om de curator in de proceskosten te veroordelen, zal worden afgewezen.

4.13

Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5 De beslissing

Het hof:

verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;

veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 2.472,-;

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.A. van Kempen, A.A.F. Donders en A.J. van Montfoort, bijgestaan door mr. E.J. van Welij als griffier en is op 16 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature