U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

maatstaf voor beoordeling van incidentele vordering tot schorsing van uitvoerbaar bij voorraad verklaard verstekarrest; analoge toepassing van art. 351 Rv.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.250.138/01

Verzet tegen zaaknummer: 200.186.433/01

Arrest van 2 april 2019 in het incident

in de zaak van

[naam 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

opposante, eiseres in het incident,

hierna te noemen: [opposante] ,

advocaat mr. M.J.G. Schroeder te Den Haag,

tegen

1. [naam 2] , 2. [naam 3] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

geopposeerden, verweerders in het incident,

hierna te noemen: [geopposeerden] ,

advocaat: mr P. Rijpstra te Den Haag,

Het geding

Bij exploot van 19 november 2018 is [opposante] in verzet gekomen tegen het arrest van dit hof van 24 juli 2008, gewezen tussen [geopposeerden] als appellanten en [opposante] als geïntimeerde. In de verzetdagvaarding (met producties) heeft [opposante] verzocht om de tenuitvoerlegging van dat arrest te schorsen. [geopposeerden] heeft hierop bij conclusie van antwoord in het incident (eveneens met producties) gereageerd. Hierna hebben partijen schriftelijk gepleit met overlegging van hun pleitnotities. [opposante] heeft daarbij opnieuw producties in het geding gebracht. Hierna is arrest gevraagd.

De beoordeling van het incident

1. Het gaat in dit incident om het volgende.

1.1.

In eerste aanleg heeft [geopposeerden] o.m. op grond van huurachterstand ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst gevorderd alsmede ontruiming van het door [opposante] gehuurde (hierna: het Hekhuis) en veroordeling van [opposante] tot betaling van een bedrag van € 17.004,44 ter zake van achterstallige huur, € 5.980,-, ter zake van verbruik van gas, licht en water over de periode van juni 2011 tot en met april 2015, € 3.447,67 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, alles telkens met wettelijke rente, en voorts € 589,42 respectievelijk € 130,- per maand ter zake van het gebruik van het Hekhuis respectievelijk voor gas, licht en water, met ingang van 1 mei 2015 tot aan de dag waarop het gehuurde volledig zal zijn verlaten en ontruimd.

1.2.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter die vorderingen bij vonnis van 22 oktober 2015 afgewezen. [geopposeerden] is van dat vonnis in appel gegaan. Nadat tegen [opposante] verstek is verleend, heeft het hof bij arrest van 24 juli 2018 dat vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende alsnog de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden, [opposante] veroordeeld tot ontruiming van het Hekhuis en haar veroordeeld tot betaling van een aantal geldbedragen. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2. [opposante] heeft tegen het arrest van 24 juli 2008 verzet ingesteld. In haar verzetdagvaarding heeft zij verzocht de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde arrest te schorsen. In reactie daarop heeft [geopposeerden] er allereerst op gewezen dat de verzetdagvaarding niet eindigt met een conclusie, petitum of anderszins duidelijke omschrijving van enige vordering van [opposante] . Verder ontbreekt volgens hem de grondslag voor het verzoek.

3. Op zich is juist dat de verzetdagvaarding niet eindigt met een conclusie, petitum of omschrijving van de vordering. Op pagina 2 van de verzetdagvaarding wordt echter onder punt 2 wel duidelijk verzocht om – vóór alle weren – de tenuitvoerlegging van het arrest te schorsen. Het ware beter geweest indien [opposante] haar vordering in een conclusie of petitum had samengevat, maar naar het oordeel van het hof heeft [geopposeerden] voldoende begrepen wat de bedoeling van [opposante] is geweest en datzelfde geldt voor het hof. [geopposeerden] heeft duidelijk naar voren gebracht wat zijn bezwaren tegen de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging zijn.

4. [opposante] wilde met haar vordering twee dingen bereiken: a) dat zij in afwachting van de beslissing van het hof op haar verzet in het Hekhuis kan blijven wonen en b) dat de uitbetaling van de bedragen waarop [geopposeerden] inmiddels executoriaal beslag heeft gelegd wordt geblokkeerd.

5. Voor wat betreft het onder b) genoemde geldt, dat de feiten die vordering hebben ingehaald. [opposante] heeft (onder 2 van de pleitnotitie van het schriftelijk pleidooi) laten weten dat [geopposeerden] inmiddels een bedrag van ruim € 56.000,- via het executoriale beslag heeft geïncasseerd. Zij heeft daaraan toegevoegd, dat zij haar vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging terugbrengt tot hetgeen onder a) is genoemd. Het hof begrijpt daaruit dat zij niet (langer) aanvoert financieel belang te hebben bij haar vordering tot schorsing van het arrest.

6. Art. 351 Rv. bepaalt dat een hogere rechter op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van een vonnis waartegen hoger beroep wordt ingesteld kan schorsen. Volgens [geopposeerden] ziet dit artikel niet op schorsing van een in hoger beroep gewezen arrest, waartegen verzet is ingesteld.

7. Art. 351 Rv. spreekt van de bevoegdheid van een hogere rechter en in dit geval is geen sprake van een hogere rechter aan wie de vordering tot schorsing wordt voorgelegd. Desalniettemin is het hof van oordeel dat art. 351 Rv. op deze verstekzaak analoog van toepassing is. Door het instellen van het verzet, zal immers het vonnis van de eerste aanleg opnieuw beoordeeld moeten worden.

8. Onder verwijzing naar Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688 en Hoge Raad 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012, met daarin maatstaven voor de beoordeling van o.m. een incidentele vordering als bedoeld in artikel 351 Rv . stelt het hof bij de beoordeling van deze vordering het volgende voorop.

i. i) De eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis.

ii) Bij de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis.

iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.

iv) Indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.

v) Indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet.

9. Bij de beoordeling van de incidentele vordering geldt dus in de eerste plaats, dat in beginsel moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing van het hof en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, terwijl de kans van slagen van het verzet in beginsel buiten beschouwing blijft. Omdat het hof in de verstekzaak geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad geldt de onder 8. iv) vermelde eis echter niet. In dit geval moet worden nagegaan of op grond van de omstandigheden van dit geval het belang van de [opposante] bij behoud van de bestaande toestand tot op het verzet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [geopposeerden] bij de tenuitvoerlegging van het vonnis voor zover het de ontruiming betreft.

10. [opposante] voert in de verzetdagvaarding aan, dat niet ondenkbeeldig is dat het hof het vonnis van de eerste aanleg alsnog zal bekrachtigen en het gelet daarop onredelijk is dat een situatie zal ontstaan die mogelijkerwijs niet meer omkeerbaar zal zijn, omdat [geopposeerden] vrijelijk over het Hekhuis kan beschikken. Verder weet [opposante] , een hoogbejaarde, invalide vrouw van 77 jaar niet waar zij tot aan de einduitspraak van het hof moet blijven. Zij woont reeds sinds 1964 in het Hekhuis (en niet pas sinds 1 maart 2001). Ook wijst zij erop dat [geopposeerden] blijkens het procesverloop in hoger beroep geen haast heeft gemaakt met een spoedig vertrek van [opposante] . [opposante] is begin 2016 gedagvaard en [geopposeerden] heeft pas in augustus 2017 zijn memorie van grieven genomen.

11. In haar schriftelijk pleidooi betoogt [opposante] ook nog dat [geopposeerden] misbruik van recht maakt. Daarbij verwijst zij naar het tijdsverloop tussen de dagvaarding in hoger beroep en de datum van het arrest. Verder wijst zij erop dat [geopposeerden] de ontruiming aanvankelijk heeft aangezegd tegen 11 december 2018, maar nadat [opposante] daartegen een dagvaarding in kort geding had doen uitbrengen heeft laten weten dat hij – zonder tegenprestatie van [opposante] – de ontruiming zal opschorten totdat het hof in het incident heeft beslist. Ook voert zij aan dat het hof bij het wijzen van het arrest geen rekening heeft kunnen houden met eerdergenoemde omstandigheid van haar ouderdom, invaliditeit en de duur van haar verblijf in het Hekhuis. Doordat [geopposeerden] de toegewezen vordering tot betaling van geld heeft geëxecuteerd kan zij zich financieel niet verroeren; zij kan niet de transitie maken van het Hekhuis naar opvang op een plaats die voldoet aan de beperkingen van haar invaliditeit.

12. [geopposeerden] maakt er bezwaar tegen dat [opposante] in het schriftelijk pleidooi de juridische grondslag voor de vordering verder wenst te onderbouwen.

13. De twee-conclusie regel die geldt voor het hoger beroep brengt mee, dat de incidentele vordering en de grondslag en feiten waarop deze berust in beginsel niet later dan – in dit geval – de verzetdagvaarding wordt ingesteld. Een uitwerking van eerder aangevoerde feiten is wel toegestaan. Het hof zal hetgeen [opposante] aanvoert op die manier beoordelen

14. [geopposeerden] bestrijdt gemotiveerd dat door de ontruiming een mogelijk niet meer omkeerbare situatie zal ontstaan. Hij zal geen nieuwe huurder zoeken, want hij heeft met [opposante] een zo dramatische periode achter de rug dat hij zoiets nooit meer wil meemaken. [opposante] noemt die stelling gratuite, maar het hof acht dat een onvoldoende weerlegging van het verweer op dit punt. Aldus is onvoldoende aannemelijk dat een onomkeerbare situatie zal ontstaan.

15. De stelling van [opposante] dat zij vanwege haar ouderdom en invaliditeit niet weet waar zij na de ontruiming moet verblijven, is op geen enkele wijze onderbouwd. Dat zij hiertoe financieel niet in staat is, is evenmin onderbouwd en is een omstandigheid die zij in een te laat stadium heeft aangevoerd. Het hof merkt daarbij op, dat zij niet alleen door de executie van het beslag, maar ook reeds door het beslag zelf in haar financiële armslag was beperkt en dat dat feit haar reeds bij het instellen van de incidentele vordering bekend was.

16. De stelling van [opposante] dat zij – met onderbrekingen – reeds vanaf 1964 in het Hekhuis woont, legt geen gewicht in de schaal, reeds omdat [opposante] onvoldoende specificeert hoe haar verblijf in het Hekhuis vóór 2001 feitelijk vorm had. Zij stelt immers ook dat zij vanaf 1964 met onderbrekingen inwoonde in het Pannenhuis, dat het Hekhuis doorgaans verhuurd was en dat zij na het overlijden van de huurder op dat moment vanaf 2001 het Hekhuis is gaan huren, terwijl zij aan de erven van [naam 4] schreef dat zij vanaf 1964 huurde (zie productie 4 bij verzetdagvaarding) en volgens het uittreksel uit de Basisregistratie (productie 16 bij de verzetdagvaarding) tot 1994 [adres] als woonadres had. De gestelde woonduur sedert 2001 is van onvoldoende gewicht.

17. Voor zover [opposante] aanvoert dat [geopposeerden] geen belang heeft bij spoedige ontruiming vanwege het tijdsverloop tussen de dagvaarding in hoger beroep en het nemen van de memorie van grieven geldt, dat [geopposeerden] daartegen aanvoert dat [geopposeerden] in die periode het intimiderend optreden van [opposante] , haar dreiging met agressie en geweld als zeer belastend en belemmerend voor de voortzetting van de procedure heeft ervaren.

18. Alles overziend, daarbij mede in aanmerking genomen het belang van [geopposeerden] bij spoedige ontruiming van het Hekhuis door [opposante] , van wie hij, zo heeft hij gemotiveerd gesteld overlast ervaart, is het hof van oordeel, dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging in dit geval geen plaats is.

19. De incidentele vordering zal worden afgewezen. Het oordeel over de kosten van deze procedure zal worden aangehouden totdat in de hoofdzaak is beslist. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol, waar partijen zich mogen uitlaten over de voortgang van de procedure.

Beslissing

in het incident

Het hof:

wijst de incidentele vordering af;

houdt iedere verdere beslissing aan;

in de hoofdzaak

- verwijst de zaak naar de rol van 14 mei 2019 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de voortgang van de procedure.

Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, E.M. Dousma-Valk en J.W. Frieling en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019 in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature