U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft zich met een ander op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan verkrachting. De verdachte heeft met de medeverdachte, afwisselend, geslachtsgemeenschap met het slachtoffer gehad. Het slachtoffer werd bij haar nek vastgehouden en er werd een hand op haar mond gelegd terwijl de verdachten seks met haar hadden.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak



Rolnummer: 22-004669-17

Parketnummer: 09-827415-16

Datum uitspraak: 3 juli 2018

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 oktober 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Eritrea) op [geboortejaar] 1997,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 19 juni 2018.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er een beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

primair:hij op of omstreeks 28 juni 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door met zijn tweëen, althans alleen haar kleding uit te trekken en/of haar bij de keel vast te pakken en/of haar mond dicht te houden met een hand en/of haar terwijl zij pijn heeft vast te houden, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], door haar te tongzoenen en/of haar borsten te betasten en/of haar meerdere malen met hun penis te penetreren;

subsidiair:hij op of omstreeks 28 juni 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door met zijn tweeën, althans alleen haar kleding uit te trekken en/of haar bij de keel vast te pakken en/of haar mond dicht te houden met een hand en/of haar, terwijl zij pijn heeft, vast te houden, [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het tongzoenen en/of het betasten van de borsten.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts vordert de advocaat-generaal om bij de einduitspraak de gevangenneming van de verdachte te bevelen gelet op de geschokte rechtsorde.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Nadere overweging ten aanzien van betrouwbaarheid van de door aangeefster afgelegde verklaringen

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe – overeenkomstig haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – aangevoerd dat de geslachtsgemeenschap met de aangeefster vrijwillig en met haar instemming heeft plaatsgevonden. Volgens de raadsvrouw zijn de door de aangeefster afgelegde verklaringen inconsistent en onbetrouwbaar.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Dat er ondergeschikte inconsistenties zitten in de verklaring van de aangeefster, bijvoorbeeld omtrent de exacte tijdstippen die nacht, komt het hof niet vreemd voor gezien de impact van een dergelijk feit op een slachtoffer. Het hof betrekt in de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster dat de aangeefster op kernpunten, zoals de seksuele handelingen die zijn verricht, de onvrijwilligheid, de mate van toegepast geweld, de personen die daar bij aanwezig waren, wel consistent heeft verklaard. Bovendien komen haar verklaringen grotendeels overeen met de eerste verklaring van de medeverdachte, behoudens het aspect van de instemming en vrijwilligheid.

Een enkele inconsistentie in de verklaring van het slachtoffer maakt naar het oordeel van het hof deze verklaring dan ook niet geheel onbetrouwbaar nu er op kernpunten consistent is verklaard.

Het hof verwerpt het verweer in de verschillende onderdelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

primair:hij op of omstreeks 28 juni 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door met zijn tweeëen, althans alleen haar kleding uit te trekken en/of haar bij de keel vast te pakken en/of haar mond dicht te houden met een hand en/of haar terwijl zij pijn had heeft vast te houden, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], door haar te tongzoenen en/of haar borsten te betasten en/of haar meerdere malen met hun penis te penetreren.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:

verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich met een ander op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan verkrachting. De verdachte heeft met de medeverdachte, afwisselend, geslachtsgemeenschap met het slachtoffer gehad. Het slachtoffer werd bij haar nek vastgehouden en er werd een hand op haar mond gelegd terwijl de verdachten seks met haar hadden. Ondanks dat het slachtoffer pijn had, bleven de twee verdachten doorgaan. Zij hebben hiermee uitsluitend aan hun eigen gerief gedacht en hebben de gevoelens van het slachtoffer hierbij compleet veronachtzaamd. Met hun handelen hebben zij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze aangetast. Slachtoffers van feiten als het onderhavige, lijden dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. In casu is dat het geval, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft niet alleen vreselijke herinneringen aan het gebeurde, maar lijdt bovendien onder de sociale gevolgen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland en voelt zich uitgestoten uit die gemeenschap. Dergelijke feiten veroorzaken voorts in bredere kring gevoelens van angst en onveiligheid.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Het hof acht geen termen aanwezig de gevangenneming van de verdachte te bevelen.

Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]

In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 10.000,-.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 10.000,-.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 10.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].

Beslag

Met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een Apple iPhone telefoon met een gebarsten scherm, zoals vermeld onder nummer 1 op de beslaglijst, zal het hof teruggave aan de verdachte gelasten. Het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten een zedenkit, zal het hof teruggave aan de rechthebbende gelasten, zijnde het Openbaar Ministerie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

1. STK Telefoontoestel Apple iPhone (gebarsten scherm).

Gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde het Openbaar Ministerie van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

2. 1 STK Sporen zedenkit.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 juni 2016.

Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga,

mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 juli 2018.

Mr. M.I. Veldt-Foglia is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature