Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een medegedetineerde. Hij heeft het slachtoffer meegevraagd naar diens cel en heeft hem daar fors mishandeld.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts dient de verdachte het slachtoffer een schadevergoeding te betalen.

Uitspraak



Rolnummer: 22-004195-17

Parketnummer: 09-827700-16

Datum uitspraak: 22 juni 2018

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 september 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,

ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [PI].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 september 2017 en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 8 juni 2018.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder feit 1 meest subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.

Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

primair:hij op of omstreeks 26 oktober 2016 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [aangever] van het leven te beroven, opzettelijk de keel van die [aangever] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, (waardoor die [aangever] geen lucht meer kreeg en/of de bloedtoevoer naar zijn hersenen werd belemmerd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair:hij op of omstreeks 26 oktober 2016 te Zoetermeer aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten functionele uitval van en/of krachtsverlies in de rechterarm, heeft toegebracht door opzettelijk de keel van die [aangever] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, (waardoor die [aangever] geen lucht meer kreeg en/of de bloedtoevoer naar zijn hersenen werd belemmerd);

meer subsidiair:hij op of omstreeks 26 oktober 2016 te Zoetermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, de keel van die [aangever] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, (waardoor die [aangever] geen lucht meer kreeg en/of de bloedtoevoer naar zijn hersenen werd belemmerd),terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meest subsidiair:hij op of omstreeks 26 oktober 2016 te Zoetermeer, [aangever] heeft mishandeld door

- de keel van die [aangever] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of

- meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever] te stompen/slaan en/of

- ( hard) in het gezicht/de kaak van die [aangever] te knijpen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (functionele uitval van en/of krachtsverlies in de rechterarm), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde

Het hof overweegt ten aanzien van het door de verdachte dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel van de aangever als volgt. De aangever heeft verklaard dat de verdachte zijn keel heeft dichtgeknepen en de dag na het incident zijn er ook verkleuringen waargenomen in de hals van de aangever. Uit het forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 24 mei 2017 komen echter geen verdere aanwijzingen voor een poging tot verwurging naar voren die deze verklaring van de aangever zouden kunnen ondersteunen, terwijl de verkleuringen in de hals ook op een andere – onschuldige - medische oorzaak kunnen duiden volgens de forensisch geneeskundige. Daarnaast wordt er door de aangever gesproken over uitvalsverschijnselen, welke evenmin worden ondersteund door het hiervoor genoemde forensisch geneeskundig onderzoek. Na zowel radiologisch als neurologisch onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor een doorbloedingsstoornis (pagina 7 van het rapport). Er wordt daarin bovendien gerelateerd over “een duidelijke discrepantie tussen de krachtstesten en spontane bewegingen”, hetgeen naar ’s hofs oordeel doet vermoeden dat niet uitgesloten kan worden dat de aangever de klachten simuleert. Daar komt nog bij dat de aangever in eerste instantie uitsluitend heeft verklaard dat hij een vuistslag heeft gekregen van de verdachte (schriftelijk verslag op pagina 43 van het dossier).

Gelet op het voorgaande acht het hof het dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel niet wettig en overtuigend bewezen zodat het hof, net als de rechtbank, komt tot een vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, alsmede tot een deelvrijspraak ten aanzien van het meest subsidiair tenlastegelegde. Mede gelet op de bevindingen van het forensisch geneeskundig onderzoek, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat de verdachte ook op dit punt vrijgesproken dient te worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

meest subsidiair:hij op of omstreeks 26 oktober 2016 te Zoetermeer, [aangever] heeft mishandeld door

- de keel van die [aangever] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of

- meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever] te stompen/slaan en/of

- (hard) in het gezicht/de kaak van die [aangever] te knijpenten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (functionele uitval van en/of krachtsverlies in de rechterarm), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een medegedetineerde. Hij heeft het slachtoffer meegevraagd naar diens cel en heeft hem daar fors mishandeld. De verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot schadevergoeding [aangever]

In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte meest subsidiair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.000,-.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 2.000,-.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.

Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het meest subsidiair bewezen verklaarde.

Nu de verdachte van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zal worden vrijgesproken, stelt het hof de geleden immateriële schade op een substantieel lager bedrag vast dan de rechtbank heeft gedaan. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 300,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 300,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het meest subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het meest subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.

Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het meest subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,

mr. A.S.I. van Delden en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2018.

Mr. J.M. van de Poll is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature