U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verwerping vormverzuim. Openbaar Ministerie ontvankelijk in vervolging. Vrijspraak van het tenlastegelegde: sprake van dusdanig onnodig en disproportioneel politiegeweld jegens de verdachte dat opsporingsambtenaren jegens de verdachte niet geacht kunnen worden werkzaam te zijn geweest in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.

Uitspraak



PROMIS

Rolnummer: 22-004697-15

Parketnummer: 09-191099-14

Datum uitspraak: 4 mei 2016

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van

6 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te geboorteplaats (Marokko) op [geboortedag] 1982,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van

21 april 2016.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van tweehonderdvijftig euro, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie

niet-ontvankelijk dient te worden verklaard een en ander zoals vermeld in de door haar overgelegde pleitnota.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Het beroep op een vermeend vormverzuim wordt verworpen reeds omdat uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren is gekomen en ook niet aannemelijk is geworden dat in deze doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.

De verdachte heeft immers met zijn advocaat de verdediging in deze zaak kunnen voeren, de bewuste camerabeelden zijn in het strafdossier gevoegd en de verdachte heeft kennis kunnen nemen van de voor hem relevante beelden ter onderbouwing van zijn betoog.

Het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in dat het openbaar ministerie, op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid, met betrekking tot het al dan niet strafrechtelijk vervolgen van verdachten de in het geding zijnde belangen kan afwegen. Deze belangenafweging staat, in geval van vervolging, in het algemeen niet ter beoordeling van de rechter. Slechts indien het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen besluiten, of wanneer anderszins sprake is van schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde, kan het recht tot strafvervolging vervallen worden verklaard.

Een en ander is naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet naar voren gekomen en is ook niet aannemelijk geworden.

Het hof verwerpt derhalve het verweer. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1:hij op of omstreeks 1 mei 2014 te 's-Gravenhage,

althans in Nederland, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) genaamd [politieambtenaar 1] en/of [politieambtenaar 2] en/of

[politieambtenaar 3] verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door:

- ( wild) met zijn handen om zich heen te slaan en/of

- die opsporingsambtena(a)r(en) van zich af te duwen en/of

- ( te trachten) zijn arm(en) in een andere richting te bewegen dan die waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem trachten te bewegen en/of

- ( wild) met zijn lichaam te bewegen en/of

- zijn handen naar zijn buik te trekken.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof onder meer kennis genomen van de camerabeelden waarop het onder 1 ten laste gelegde incident is vastgelegd.

Het hof is op grond van de ter zitting bekeken camerabeelden en hetgeen ter terechtzitting voorts in hoger beroep naar voren is gekomen van oordeel dat er sprake is van dusdanig onnodig en disproportioneel politiegeweld waardoor de opsporingsambtenaren jegens de verdachte niet geacht kunnen worden werkzaam te zijn geweest in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en onvoldoende overtuigend naar voren is gekomen dat de verdachte zich heeft verzet in de zin zoals dit in artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht besloten ligt en hem wordt verweten. Het lijkt er meer op dat de verdachte zich heeft willen beschermen tegen genoemd politiegeweld.

Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,

mr. R.F. de Knoop en mr. E.P.J. Myjer,

in bijzijn van de griffier mr. N. Ellens-Veenhof.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 mei 2016.

mr. E.P.J. Myjer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature