U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Parten zijn ter zitting van het Hof ter beëindiging van het geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt overeengekomen dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 wordt verminderd tot een, berekend naar een verzamelinkomen van € 140.000.

Uitspraak



GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-15/00985

uitspraak van 26 oktober 2016

in het geding tussen:

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2015, nummer SGR 15/5076, betreffende de hierna te melden aanslag en beschikking.

Navorderingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelastingbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV 2006) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 527.934 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.000 en daarbij € 60.014 heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 267.137 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil met vergoeding aan belanghebbende van € 487 proceskosten en € 45 griffierecht.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband hiermee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidenteel hoger beroep beantwoord.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 oktober 2016, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

3. Parten zijn ter zitting van het Hof ter beëindiging van het geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt overeengekomen dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 wordt verminderd tot een, berekend naar een verzamelinkomen van € 140.000. Gelet op het vorenoverwogene heeft het Hof beslist zoals hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

4.1.

Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten aangezien partijen het Hof hebben meegedeeld dat ieder de eigen proceskosten in hoger beroep draagt. Wel dient overeenkomstig partijen zijn overeengekomen aan belanghebbende het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 123 te worden vergoed.

4.2.

De rechtbank heeft belanghebbende reeds voor het bezwaar en het beroep een proceskostenvergoeding toegekend. Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de navorderingsaanslag IB/PVV 2006;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2006,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de bijbehorende beschikking heffingsrente,

- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 tot een, berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 140.000 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking heffingsrente,

- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 123 aan griffierecht te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.J.J. Engel, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 26 oktober 2016 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature